Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
XHavo 4
› 0 Syllabus begrippen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
XHavo 4
0 Syllabus begrippen
Jaar 4 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
titel = naam van het boek heeft vaak een dubbele betekenis ondertitel= tweede titel vaak een verwijzing naar het thema opdracht= vermelding voor in het boek, aan wie het boek is opgedragen motto= stukje tekst of citaat, gaat aan de eigenlijke tekst vooraf en is van toepassing op het verhaal structuur= indeling van het verhaal proloog= voorwoord epiloog = nawoord verteltijd= tijd die nodig is om iets te vertellen vertelde tijd= tijd die in het verhaal verstrijkt chronologisch= gebeurtenissen worden verteld in de volgorde van de werkelijkheid niet-chronologisch= gebeurtenissen worden met tijdsprongen verteld in medias res= verhaal begint midden in de handeling. in medias res ab ovo= verhaal begint bij het chronologische begin. ab ovo open einde= aan het slot van het verhaal zit je nog met vragen gesloten einde = aan het slot van het verhaal is alles duidelijk cyclisch verhaal= elementen uit het verhaalbegin komen aan het einde weer terug flashback = het verhaal speelt zich als het ware in het verleden af, de chronologie wordt doorbroken flashforward= het verhaal verspringt naar de toekomt, de chronologie wordt doorbroken fabel= een weergave van de gebeurtenissen in de chronologische volgorde sujet= een weergave van de gebeurtenissen in de volgorde van het boek vertelsnelheid= de verhouding tussen de vertelheid en de vertelde tijd tijdverdichting= een passage waarin de gebeurtenissen beknopter worden verteld dan in de omringende passages. er treed versnelling op tijdversnelling= jde vertelde tijd is langer dan de verteltijd tijdvertraging= de verteltijd is veel langer dan de vertelde tijd motorisch moment= moment waarop het verhaal 'echt' begint ruimte= topografische plaats en klimatologische omstandigheden perspectief= vertelwijze auctoriaal= er is sprake van een alwetende verteller. hij-vorm personaal= de lezer neemt de gebeurtenissen waar door de ogen van een personage ik belevend = ik van toen ik vertellend = ik van nu meervoudig= er wordt vanuit verschillende personages in hij-vorm/ik-vorm verteld spanning= het willen weten hoe het verder gaat thema= abstracte samenvatting verhaalmotieven= steeds terugkerende elementen in een boek leidmotieven= steeds terugkerende voorwerpen personage= een figuur in het boek round character= personage dat je in de loop van het boek leert kennen flat character = personage dat je meteen kent type = personage dat slechts een enkele eigenschap heeft
Ingezonden op 19-01-2014 - 1330x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!