Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
SusanneEnglish
› 3 Maatschappijleer H3
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
SusanneEnglish
3 Maatschappijleer H3
Jaar 5 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Waar gaat de politiek over? = openbare orde en veiligheid, buitenlandse betrekkingen, infrastructuur, welvaart, welzijn, onderwijs. Kenmerken parlementaire democratie = burgers hebben politieke grondrechten, regels voor politieke besluitvorming, vrije media. Politieke grondrechten = Iedereen heeft direct en indirect stemrecht, iedereen mag een partij of vereniging oprichten, iedereen mag zijn mening uiten en demonstreren Regels voor politieke besluitvorming = De leden van de SG worden gekozen door geheime stemming, wetten vastgesteld door SG en de regering. Vrije media = geen toestemming vooraf om te publiceren, de overheid moet ervoor zorgen dat de media over de juiste info kan beschikken. Communistische dictatuur = op basis van ideologie. (Cuba, Noord-Korea, China, Sovjet-Unie) Religieuze dictatuur = op basis van islamitische wetgeving, controle door geestelijke leiders. (Iran) Militaire dictatuur = in handen van het leger.(Birma) Fascisten = zeer nationalistisch, wijzen democratie af. Kenmerken dictatuur = politieke macht in handen van kleine groep, grondrechten niet beschermd, geen vrije pers, oppositiepartijen verboden, grote politieke rol militairen, verkiezingsfraude. Ideologie heeft ideeën op basis van = waarden en normen, ideale sociaaleconomische verhouding, ideale machtsverdeling. waarden en normen = hoeveel vrijheid staan we toe? Moeten softdrugs toegestaan worden? Hoe gaan we om met culturele verschillen? Ideale sociaaleconomische verhoudingen = rechtvaardige verdeling welvaart, chirurg meer verdienen dan zuster?, hoogte uitkeringen, inkomens verschillen Ideale machtsverdeling = moeten werknemers meer te zeggen krijgen?, moet de bevolking haar eigen minister president kiezen? Sociaaldemocratie = gelijkwaardigheid, eerlijke verdeling macht inkomen en kennis, bescherming zwakkeren, actieve overheid. Christendemocratie = harmonie, gespreide verantwoordelijkheid, zorgzame samenleving, aanvullende rol overheid ter ondersteuning van particuliere organisaties. Liberalisme = vrijheid, persoonlijke vrijheid en economische vrijheid, passieve overheid die orde en gezag handhaaft. Christendemocraten willen = harmonie, naastenliefde, rentmeesterschap en gespreide verantwoordelijkheid. Harmonie = samenwerking tussen burgers, organisaties en de overheid. Naastenliefde = zorgen voor de meest kwetsbaren in de samenleving Rentmeesterschap = goed zorgen voor de aarde Gespreide verantwoordelijkheid = mensen zijn verantwoordelijk voor elkaars welzijn. Politieke partijen = ideeën over de samenleving als geheel, wegen verschillende belangen af, willen politieke macht en bestuurlijke verantwoordelijkheid, doen mee aan verkiezingen, zijn vertegenwoordigd in politieke organen. Actie-/ belangengroep = ideeën op een specifiek terrein, komen op voor de belangen van 1 groep, willen politieke invloed maar geen bestuurlijke verantwoordelijkheid, doen niet mee aan verkiezingen, zijn hooguit vertegenwoordigd in adviesorganen. Soorten partijen = op basis van ideologie, one-issue, protestpartijen, populistische partijen, niet-democratische partijen. One-issue = richt zich op één aspect van de samenleving. (pvdD) Protestpartij = ontstaan uit onvrede met de bestaande politiek Populistische partijen = ontstaan deel uit protest maar komen op voor de zwijgende massa. Niet-democratische partijen = doen nauwelijks mee aan verkiezingen, oorspronkelijke bevolking staat centraal en standpunten vaak erg racistisch. Functies politieke partijen = integratiefunctie, informatiefunctie, participatiefunctie, selectiefunctie. Integratiefunctie = op basis van wensen en eisen een samenhangend geheel van programmapunten maken en een eigen ideologie ontwikkelen. Informatiefunctie = de kiezers informeren zodat ze hun mening kunnen vormen. Participatiefunctie = burgers stimuleren om actief deel te nemen aan de politiek. Selectiefunctie = mensen die in de politiek willen, doen dat via een bestaande partij of richten er één op. Redenen om op een partij te stemmen = standpunten komen overeen met jouw mening, partij let op jouw belangen, je stemt strategisch (eerder CDA dan SGP), aantrekkingskracht lijsttrekker. Spindoctors = adviseren partij en lijsttrekkers. Regering = koning en ministers. Kabinet = ministers en staatssecretarissen. Verloop kabinetsformatie = adviezen, de informateur begint, de formateur maakt het af, op het bordes. Adviezen = koning ontvangt vice-president van de Raad van State, voorzitters 1e en 2e kamer en de fractievoorzitters van de tweede kamer. Zij adviseren en de koning wijst de informateur aan. Troonrede = plannen voor het komende jaar. samenvatting : miljoenennota. Ministeriële verantwoordelijkheid = de koning is onschendbaar en het kabinet is dus verantwoordelijk voor de inhoud van de wetten en troonrede. ook verantwoordelijk voor gedragingen koninklijk huis en ambtenaren. Staatssecretarissen zijn verantwoordelijk voor deel van zijn beleidsterrein. Staten Generaal = eerste en tweede kamer Politieke cultuur = hoe het parlement en de regering met elkaar omgaan. getrapte verkiezingen = wanneer leden van de eerste kamer indirect wordt gekozen door leden van de provinciale staten. Poldermodel = bereidheid tot compromissen en overleg ministers = gedeelde wetgevende macht met het parlement en uitvoerende macht geheel in hun handen. Eerste Kamer heeft de rechten = stemrecht bij wetsontwerpen en het budgetrecht. Tweede Kamer heeft de rechten = stemrecht bij wetsontwerpen, budgetrecht, recht van initiatief en recht vn amendement. budgetrecht = rijksbegroting wel of niet goedkeuren. recht van initiatief = wetsontwerpen indienen. recht van amendement = wijzigingen in wetsvoorstel aanbrengen. Rechten voor de kamers om informatie te krijgen = vragen stellen, recht van interpellatie, motie indienen, parlementaire enquete. Interpellatie = minister ter verantwoording roepen Parlementaire enquete = gedetailleerd onderzoek naar een onderdeel van het regeringsbeleid. Motie indienen = een verzoek doen aan minister om iets wel of niet te doen. Gedecentraliseerde eenheidsstaat = overheid stelt grote lijnen vast maar verder door lagere overheden. Belangrijkste taken provincie = ruimtelijke ordening en milieu. Structuurvisie = staat precies aangegeven welke activiteit in een gebied past. Voorzitter gedeputeerde staten en provinciale staten = commissaris van de koning. Gemeentebestuur zorgt ervoor dat = openbare leven goed verloopt. Decentralisatie = steeds meer taken aan de gemeente overlaten waardoor ze meet maatwerk kunnen leveren aan de burgers en de gemeenten het financieel belang krijgen bij decentralisatie. Dagelijks bestuur gemeente = College van Burgers en Wethouders. Burgemeester wordt gekozen = eerst profielschets, commissaris vd koning kiest een aantal kandidaten en doet de voordracht, minister binnenlandse zaken neemt eindbeslissing. Systeemtheorie = invoer, omzetting, uitvoer, terugkopppeling. Invoer = Burgers en organisaties brengen wensen en eisen naar voren. Omzetting = Partijen kijken naar verschillende groepen en maken keuzes. Uitvoer = ambtenaren zorgen voor uitvoering. Terugkoppeling = wetten roepen altijd reacties op en hierdoor zien ze het effect. Burgers kunnen op verschillende manieren invloed uitoefenen op politiek = stemmen, lid worden van partij, contact opnemen met politici, een verzoen indienen, de media benaderen, aansluiten bij actiegroep, bezwaarschrift indienen of naar de rechter, burgerlijke ongehoorzaamheid. Pressiegroep = probeert invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming. Lobbyen = persoonlijk contact zoeken met politici. Ambtenaren welke macht? = 4e Media hebben 5 politieke functies = Informatieve functie, Onderzoekende of agendafunctie, commentaarfunctie, spreekbuisfunctie, controlerende functie. Informatieve functie = kranten, internet en tv bericht voortdurend over politieke discussies. Onderzoekende/agendafunctie = media signaleren problemen die vervolgens op de agenda komen. Commentaarfunctie = dagelijks commentaar op politieke kwesties. Spreekbuisfunctie = politici, groepen en burgers krijgen ruimte om hun zegje te doen. Controlerende functie = media volgen ministers kritisch om te kijken of ze wel doen wat ze beloven.
Ingezonden op 19-01-2014 - 2386x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!