Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
frans.
› 3 woordenboek 3.1
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
frans.
3 woordenboek 3.1
Jaar 4 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
vivre = leven la vie = het leven viviant,e = levend, levendig la santé = gezondheid être en bonne santé = gezond zijn sain,e = gezond sain et sauf = gezond en wel, heelhuids être en forme = in vorm zijn faible = zwak la faiblesse = zwakheid se sentir bien/mal = zich goed/slecht voelen Je ne me sens pas très bien = Ik voel me niet zo goed aller bien/mal = goed/slecht gaan Comment allez-vous? = Hoe gaat het met u? la fatigue = moeheid, vermoeidheid être mort,e de fatigue = doodmoe zijn (être) fatigué,e = moe/vermoeid (zijn) avoir sommeil = moe zijn, slaap hebben se reposer = uitrusten une maladie = ziekte attraper une maladie = een ziekte oplopen, ziek worden (un,e) malade = ziekte, ziek tomber gravement malade = ernstig ziek worden guérir de = genezen van On ne guérit pas du sida = Van aids kun je niet genezen guéri,e = genezen le mal, les maux = pijn, kwaal, ziekte Ses maux de tête sont terribles = Hij, zij heeft last van vreselijke hoofdpijn(en) (se) faire mal = (zich) pijn doen, (zich) bezeren avoir mal (à) = pijn hebben (aan) J'ai mal aux dents = Ik heb kiespijn la douleur = pijn souffrir de = aan iets lijden prendre froid = kou vatten le rhume = verkoudheid le rhume des foins = hooikoorts le mal de gorge = keelpijn la toux = hoest tousser = hoesten la fièvre = koorts un accès de fièvre = koortsaanval la grippe = griep contagieux, -euse = besmettelijk contaminer = besmetten, aansteken transpirer = zweten trembler (de) = trillen (van) garder le lit = in bed blijven un thermomètre = thermometer prendre sa température = de temperatuur opnemen la tension = bloeddruk une crise = crisis, aanval une crise cardiaque = hartaanval un infarctus = infarct une allergie = allergie (être) allergique à = allergisch (zijn) voor Je suis allergique aux fraises = Ik ben allergisch voor aardbeien urgent,e = dringend, urgent le cancer = kanker le sida = aids (être) séropositif, ive = seropositief (zijn) un accident = ongeluk une chute = val faire une chute = een val maken (se) blesser = (zich) verwonden (un,e) blessé,e = gewonde, gewond grièvement, blessé = zwaargewond Cette collision a fait trois blessés graves = Bij deze botsing zijn drie zwaargewonden gevallen une blessure = verwonding, blessure une fracture = breuk se casser le bras = zijn arm breken le plâtre = gips une plaie = wond saigner = bloeden le sang = bloed se brûler = zich branden, verbranden une brûlure = verbranding, brandwond
Ingezonden op 29-01-2014 - 497x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
30-01-2014
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!