Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Augustinianum duits
› 4 alle woordjes
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Augustinianum duits
, deel 1
4 alle woordjes
Jaar 3 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat vind je van deze muziek? = Was hältst du von dieser Musik? Bevalt het jou in deze plaats? = Gefällt es dir in diesem Ort? Hans en ik zijn even groot = Hans und ich sind gleich groß Ik ben groter dan jij = Ich bin größer als du Wat zeg jij ervan? = Was sagst du dazu? Het maakt me niet uit = Es ist mir egal de buurman = der Nachbar de buren = die Nachbarn gebeuren = passieren; geschehen Er is een ongeluk gebeurd = Es ist ein Unfall passiert Toen ik klein was... = Als ich klein war... het mobieltje = das Handy maar {na ontkenning} = sondern Niet jij, maar hij zal winnen = Nichst du, sondern er wird gewinnen noemen = nennen genoemd = genannt Ik begrijp er niets van = Ich verstehe nichts davon Ik kan je niet verstaan = Ich kann dich nicht verstehen het succes = der Erfolg de successen = die Erfolge Veel succes! = Viel Erfolg! de zee = das Meer; die See de Noordzee = die Nordsee de Oostzee = die Ostsee de Middelandse zee = das Mittelmeer aan het begin = am Anfang de woonplaats = der Wohnort het doel = das Ziel de doelen = die Ziele boos; zuur = sauer Ben je nog boos? = Bist du noch sauer Deze melk is zuur = Diese Milch ist sauer de weersvoorspelling = die Wettervorhersage bewolkt = bewölkt; wolkig vaak = oft; häufig Het is 2 graden onder nul = Es ist 2 Grad unter Null; Es ist minus 2 Grad ik ben het ermee eens = Ich bin einverstanden proberen = versuchen mooi weer = schönes Wetter droog = trocken nat = nass In wat voor een huis woont hij? = In was für einem Haus wohnt er? Hij woont in een rijtjeshuis = Er wohnt in einem Reihenhaus Mijn kamer is erg gezellig = Mein Zimmer ist sehr gemütlich de gezelligheid = die Gemütlichkeit de flat = das Hochhaus de flats = die Hochhäuser het kasteel = das Schloss de burcht = die Burg de boerderij = der Bauernhof ergens = irdgendwo nergens = nirgendwo het verzorgingshuis = das Altenheim de tent = das Zeit de tenten = die Zeite kamperen = zelten de camping = der Campingplatz de caravan = der Wohnwagen
Ingezonden op 29-01-2014 - 1532x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!