Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
frans.
› 5 woordenboek 5.4
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
frans.
5 woordenboek 5.4
Jaar 4 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
un magasin = winkel un grand magasin = warenhuis un marché = markt faire son marché = naar de markt gaan un supermarché = supermarkt un hypermarché = hypermarkt un centre commercial = winkelcentrum le petit commerce = detailhandel une boucherie = slagerij (voor vlees) une charcuterie = slagerij (voor worst en vleeswaren) une boulangerie = bakkerij une pâtisserie = banketbakkerij une épicerie = kruidenierswinkel une librairie = boekhandel un bureau de tabac = sigarenwinkel une vitrine = etalage un achat = aankoop faire ses achats = inkopen doen acheter = kopen faire les courses = boodschappen doen avoir besoin de = iets nodig hebben choisir = (uit)kiezen un,e client,e = klant vendre = verkopen un,e vendeur, -euse = verkoper, verkoopster la marchandise = koopwaar, handelswaar un,e marchand,e = handelaar une tranche = plak, schijf un morceau = stuk un litre = liter un litre de lait entier = een liter volle melk un kilo(gramme) = kilo(gram) une livre = pond faire la queue = in de rij staan un chariot = (winkel)wagen la caisse = kassa combien? = hoeveel? coûter = kosten Ça fait/coûte combien? = Hoeveel is/kost dat? cher, chère = duur Ça coûte trop cher = Dat is te duur bon marché = goedkoop meilleur marché = goedkoper gratuit,e = gratis, kosteloos une réduction = korting les soldes = opruiming, uitverkoop acheter ... en solde = iets in de opruiming kopen en promotion = in de aanbieding l'argent = geld dépenser = uitgeven la monnaie = kleingeld, wisselgeld rendre la monnaie = (wissel)geld teruggeven une pièce de monnaie = geldstuk le porte-monnaie = portemonnee l'euro = euro un billet (de banque) = (bank)biljet un portefeuille = portefeuille payer = betalen payer cher = duur betalen payer comptant = constant betalen le prix = prijs
Ingezonden op 29-01-2014 - 529x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!