een chocoladereep en een pakje chips alsjeblieft = one chocolate bar and a packet of crisps, please
ik zou graag een volkoren brood, twee pizzas en drie bruine broodjes willen alsjeblieft = I'd like a whole-wheat loaf, two pizzas and three brown rolls, please
ik zou graag wat kaas, een glas applesap en een chocoladereep willen alsjeblieft = I'd like some cheese, a glass of apple juice and a chocolate bar, please.
ik zou graag vier sinaasappels en een kop thee willen, alsjeblieft= I'd like four oranges and a cup of tea, please.
ik zou graag wat yoghurt en een pakje koekjes willen, alsjeblieft.= I'd like some yoghurt and a packet of biscuits, please.
mag ik een zak chips, alsjeblieft = can I have a bag of crisps, please?
zou ik een fles mineraal water mogen, alsjeblieft? = could I have a bottle of mineral water, please?
hoe duur is een hamburger / deze salade / alles bij elkaar?= how much is a hamburger / this salad / it altogether?
hoe duur zijn die pizza's / die ? = how much are those pizzas / they?
het is een pond achtenvijftig = it's one pound fifty-eight.
dit zakje chips is drie pond = this bag of crisps is three pound
een kop koffie is vijftig p = a cup of coffee is fifty p
deze broodjes zijn vierenveertig p per stuk = these rolls are forty-four p each.
ze zijn zevenentachtig p per zak. = they're eighty-zeven p a bag.
wanneer hebben we engels? = when do we have English?
waar heb je aardrijkskunde? = where do you have geography?
we hebben altijd biologie op maandag= we always have biology on Monday
Ik heb meestal aardrijkskunden op dinsdag = I usually have geography on Tuesday
We hebben vaak toetsen in lokaal 108 = we often have tests in classroom 108
Ik heb aardrijkskunde van 1.30 tot 2.30 = I have geography from one-thirty to two-thirty.
we hebben frans van acht uur tot negen uur = We have French from eight o'clock till nine o'clock.
zij hebben biologie van 11.30 tot 12.30 = they have biology from eleven-thirty to twelve-thirty.
de les start om acht uur / 10 uur / half acht / half twee = the lesson starts at eight o'clock / ten o'clock / half past seven / half past one
wat doe je? = What are you doing?
ik leer biologie / laat de hond uit. = I'm studying biology / walking the dog
wat doet ze? = what is she doing?
ze kookt het eten = she's cooking dinner.
wat doet je vriend? = what is your friend doing?
wat zijn zij aan het doen = what are they doing?
hij luistert naar een cd = he is listening to a CD
zij zijn een vriend aan het bellen / aan het praten et een leraar = they're calling a friend / talking to a teacher.