Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Grandes Lignes .
› 3 alle woordjes hoofdstuk 3
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Grandes Lignes .
3 alle woordjes hoofdstuk 3
Jaar 3 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
3.1 porter = dragen branché(e) = in de mode; trendy la manche = de mouw long; longue = lang large = ruim; wijd indispensable = noodzakelijk; onmisbaar quotidien(ne) = dagelijks raisonnable = redelijk garanti(e) = gegarandeerd avouer = bekennen arrêter = stoppen gâcher = verpesten faire les courses = boodschappen doen aussi bien...que = zowel...als bref = kortom de plus en plus = steeds meer au lieu de = in plaats van même si = zelfs als sans = zonder pendant = tijdens parce que = omdat la botte = de laars la robe = de jurk la jupe = de rok la casquette = de pet la ceinture = de riem le collier = de halsketting le bracelet = de armband 3.2 la chemise = het overhemd le bijou; les bijoux = het sieraad; de sieraden la montre = het horloge le goût = de smaak la majorité =de meerderheid la victime = het slachtoffer rejeter = buitensluiten le boulot = het (bij)baantje l'argent de poche = het zakgeld économiser = sparen dépenser = uitgeven compter = tellen; rekenen s'habiller = zich kleden oser = durven interroger = ondervragen raffoler de = dol zijn op hésiter = twijfelen exagérer = overdrijven plaire = bevallen; leuk vinden à cause de = vanwege ça vaut la peine = het is de moeite waard le stock = de voorraad le but = het doel léger; légère = licht retenir = onthouden punir = straffen sinon = anders déjà = al 3.3 proposer = aanbieden offrir = bieden; aanbieden soutenir = steunen remonter le moral = opbeuren consoler = troosten avoir confiance en quelqu'un = iemand vertrouwen convaincre = overtuigen le pouvoir = de macht la publicité = de reclame le moyen = het middel la réduction = de korting bénéficier de = profiteren van pousser à = aanzetten tot inciter à = aansporen om protéger = beschermen partager = delen comparer = vergelijken utiliser = gebruiken répéter = herhalen obliger = verplichten gagner = verdienen grâce à = dankzij faire croire = doen geloven plus tard = later irrésistible = onweerstaanbaar raté(e) = mislukt; gemist pareil; pareille = gelijk surtout = vooral 3.4 le pantalon = de broek disponible = beschikbaar trop long(temps) = te lang(durig) bleu(e) = blauw rouge = rood jaune = geel vert(e) = groen brun(e); marron = bruin noir(e) = zwart blanc(he) = wit
Ingezonden op 11-02-2014 - 971x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
12-02-2014
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!