Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
1ste jaar
› 3 quartier latin frans
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
1ste jaar
, deel 2
3 quartier latin frans
Jaar 1 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
le matin = de morgen, de ochtend {twee betekenissen} le soir = de avond, 's avonds {twee betekenissen} la chanson = het lied l'eglise f = de kerk {geslacht? m of f} demander = vragen écrire = scrijven rester = blijven venir = komen l' assortiment m = het gamma {geslacht? m of f} l'anniversaire = de verjaardag le calendrier = de kalender le fantôme = het spook le rendez-vous = het afspraakje le VTT = de mountainbike la boum = de fuif la carte postale = de postkaart la commande = de bestelling l'entrée = de toegang l'invitation = de uitnodiging la permission = de toelating la soirée pyjama = de pyjamafuif la tenue = de kleding la troupe = de groep être habillé = gekleed louer = huren voir = kijk libre = vrij prochain = volgend quel film? = welke film apres = na avant = voor encore = nog jusqu'à = tot où? = waar pourquoi = waarom quand = wanneer seulement = alleen si = of A quelle heure? = hoe laat? avoir envie de = zin hebben om bien sur (sur met dakje op u) = zeker bonne idée! = goed idee! ca va ? (rare c) = gaat dat ; lukt dat ca vous arrange = past u dat ? ca vous concient = past u dat? c'est ca ! = dat klopt de toute facon = in ieder geval Est-il oissible ... ? = is het mogelijk fixer un rendez-vous = even afspraak maken je te rappelle = ik bel je terug plus tard = later plus tot = vroeger pouvez-vous nous aider? = kunt u ons helpen? tu m'aaccoumpagnes ? = ga je met mij mee ? tu y vas ? = ga je er naartoe beaucoup de pain = veel brood peu de pain = weinig brood un peu de pain = een beetje brood un kilo de pommes = een kilo appelen une bouteille de vin = een fles wijn deux tubes de dentifrice = twee tubes tandpasta un paquet de café = een pakje koffie un carton de lait = een brik melk un pot de confiture = een pot confituur cinq tranches de fromage = vijf sneetjes kaas un sachet de chips = een zakje chips une canette de limonade = een blikje limonade lundi = maandag mardi = dinsdag mercredi = woensdag jeudi = donderdag vendredi = vrijdag samedi = zaterdag dimanche = zondag le bar = de bar le catalogue = de catalogus le cinéma = de bioscoop le cocktail = de cocktail le concert = het concert le film = de film le groupe = de groep le local = het lokaal le modèle = het model le monstre = het monster le pirate = de piraat les scouts m = de scouts {geslacht? m of f} le spot = de spot l' affiche f = de affiche {geslacht? m of f} l'excursion f = de excursie, de uitstap {twee betekenissen, geslacht? m of f} l' installation stéréo f = de stereo-installatie {geslacht? m of f} la tarte (aux fraises) = de (aardbeiden)taart organiser = organiseren cool! = cool, tof! {twee betekenissen} gratuit = gratis {masculin} gratuite = gratis {féminin} l' anniversaire m = de verjaardag {geslacht? m of f} le rendez-vuos = de afspraak le VTT = le vélo tout terrain {afkorting, volledig in het Frans} le VTT = de mountainbike {vertaling} la carte postale = de postkaart, de prentbriefkaart {twee betekenissen} l'entrée f = de toegang {geslacht? m of f} l' invitation f = de uitnodiging {geslacht? m of f} la troupe = de (dans)groep, het (dans)gezelschap {twee betekenissen} être habillé = gekleed, verkleed zijn {twee betekenissen} voir = kijken prochain = volgende {masculin} prochaine = volgende {féminin} Quel film? = Welke film? Quelle fête? = Welk feestje? après = na derrière = achter avant = voor {tijd} devant = voor {plaats} où? = waar? pourquoi? = waarom? quand? = wanneer? bien sûr = zeker Bonne idée! = Goed idee! ça va? = Gaat dat, lukt dat? ça vous arrange? = past u dat? ça vous convient? = past u dat? C'est ça! = Dat klopt! de toute façon = in ieder geval Est-il possible...? = Is het mogelijk...? fixeer un rendez-vous = een afspraak maken, vastleggen {twee betekenissen} Je te rapelle = Ik bel je terug plus tôt = vroeger Pouvez-vouz nos aider? = Kunt u ons helpen? Tu m'accompagnes? = Ga je met mij mee? Tu nous accompagnes? = Ga je met ons mee? Tu y vas? = Ga je er naartoe? Je voudrais douze petits pains, s.v.p. = Ik zou twaalf pistolets willen aub. J'aimerais passer une commande. = Ik zou graag een bestelling doorgeven. Le boulanger va passer demain matin. = De bakker komt morgen voormiddag langs. Le local des scouts, c'est où? = Hert scoutslokaal, waar is dat? Tu viens lundi ou mardi? = Kom je maandag of dinsdag? le matin = de morgen le soir = de avond l'église = de kerk écrire = schrijven rester = blijven l'assortiment = het gamma le group = de groep les scouts = de scouts l'affiche = de affiche l'excursion = de uitstap l'installation stéréo = de stereo-installatie la tarte aux fraises = de aardbeientaart cool! = cool! gratuit = gratis
Ingezonden op 12-03-2014 - 2458x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!