Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Roel Scholar Program
› 3
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Roel Scholar Program
, deel 3
hoofdstuk 3
Jaar 6 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
spouse = echtgenoot, echtgenote offspring = kroost, kinderen sibling = zus, broer infant = klein kind (onder de 7 jaar) youth = jongen, jongeman elderly = bejaarden ancestor = voorouder posterity = nageslacht hereditary = erfelijk humanity = mensheid to descend from = afstammen van tribe = stam ally = bondgenoot associate = relatie guardian = voogd to rear = opvoeden, grootbrengen to shack up = samenwonen to fancy = verliefd zijn op marital = huwelijks-, huwelijkse matrimony = huwelijk alimony = alimentatie womanizer = rokkenjager adultery = overspel bigamy = bigamie single = alleenstaand gap = kloof row = ruzie to maintain = onderhouden faithful = trouw affection = genegenheid to age = ouder worden to resemble = lijken op familiar = bekend guestroom = logeerkamer coffin = doodskist deceased = overledene bereavement = sterfgeval obituary = overlijdensbericht cemetery = kerkhof orphan = wees acquaintance = kennis to make someone acquaintance = kennis maken met iemand to date = verkering hebben engaged = verloofd to split up = uitmaken widow = weduwe to raise = opvoeden to look after = passen op to turn = worden (leeftijd) mankind = mensheid public school = particuliere kostschool grammar school = gymnasium comprehensive school = scholengemeenschap boarding school = kostschool to graduate = afstuderen curriculum = vakkenpakket tuition fee = schoolgeld grant = studiebeurs careers adviser = decaan compulsory = verplicht obligatory = verplicht attendance = aanwezigheid punctual = op tijd aanwezig fluency = spreekvaardigheid pronunciation = uitspraak eloquent = welsprekend proficient = vaardig scholar = geleerde term = trimester to advance - vorderen illiterate = analfabeet to assess = beoordelen to excel = uitblinken attentive = oplettend to submit = inleveren truant = spijbelaar to be in detention = nablijven to mark = nakijken to overlook = over het hoofd zien perception = waarneming comprehension = begrip innovation = vernieuwing aptitude = aanleg to grasp = begrijpen vocabulary = woordenschat survey = overzicht tedious = saai secondary education = voortgezet onderwijs form (BE), grade (AE) = klas certificate = diploma headmaster (BE), principal (AE) = rector deputy head (BE), deputy principal (AE) = conrector timetable = rooster lecture = lezing diary = agenda knowledge = kennis skilled = geschoold to play truant = spijbelen mark, grade = cijfer to fail = een onvoldoende halen voor progress = vooruitgang to recuperate = herstellen to inoculate = inenten to benefit = goed doen to alleviate = verlichten agony = ondraaglijke pijn cardiac arrest = hartstilstand paralysis = verlamming contagious = besmettelijk to neglect = verwaarlozen to monitor = controleren disabled = invalide deformed = mismaakt retarded = zwakbegaafd pathological = ziekelijk, abnormaal to shiver = rillen to pant = hijgen to digest = verteren to suffocate = stikken intoxicated = onder invloed to go into rehab = afkicken ward = ziekenzaal feeble = zwak germ = bacterie sedative = kalmeringsmiddel to soothe = verzachten prescription = recept to administer = toedienen numb = verstijfd, verdoofd lethal = dodelijk, zeer gevaarlijk malignant = kwaadaardig contaminated = besmet morbid = ziekelijk to subject to = onderwerpen aan guinea pig = proefkonijn to regain = terugkrijgen geestelijk geond = sane druk = strain huisarts = GP (General Practitioner) raadplegen = to consult eerste hulp = first aid ziektekostenverzekering = health insurance flauwvallen = to faint in elkaar zakken = to collapse ziek worden = to fall ill verstuiken = to sprain ziekte = disease wond = injury herstellen = to recover lijnen = to slim
Ingezonden op 18-03-2014 - 667x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!