Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Carte O
› 5 apprendre 1 t/m 8
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Carte O
, deel 1
5 apprendre 1 t/m 8
Jaar 1 (vmbo-t)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
le frére=de broer le grand-père=de opa la grand-mère=de oma la tante=de tante l'oncle=de oom le cousin=de neef la cousine=de nicht le neveu= het neefje la nièce=het nichtje l'enfant=het kind le fils=zoon la fille=dochter meilleur, meileure=beste l'amie=de vriendin la copine=de vriendin la photo=de foto divorcé=gescheiden je vois=ik zie la fois=de keer le mari=de man, de echtgenoot l'été=zomer au bord de=aan de oever van la mer=de zee la plage=het strand s'amuser=zich amuseren enoyer=sturen le, la même=hetzelfde, dezelfde pratique=praktisch le parc=het park Lucas Legrand est mon père.=Lucas Legrand is mijn vader. Marie Legrand est ma mère.=Marie Legrand is mijn moeder. Ce sont mes parents=Het zijn mijn ouders. Elle est cool.=Zij is leuk. Il y a déjà un message.=Er is al een bericht. Tu es ami avec Eloïse?=Ben je vrienden met Eloïse? Elle envoie des messages.=Zij stuurt berichten. Nous sommes amis=Wij zijn vrienden. Je ne sais pas=Ik weet het niet. Nathan est fou d'Eloïse.=Nathan is gek op Eloïse. Elle sort avec Victor.=Zij gaat met Victor. souvent=vaak montrer=laten zien, tonen la page=de pagina maintenant=nu la fille=het meisje cliquer=klikken devenir=worden moche=lelijk on sort=we gaan naar buiten joli, jollie=mooi, leuk le soir= 's avonds chouette=leuk reçu=ontvangen tous les jours=elke dag proposer=voorstellen dit=gezegd fou, folle=gek exagérer=overdrijven elle répond=zij antwoord terminé=afgelopen je suis=ik ben tu es=jij bent il est= hij is elle est=zij is on est=men is, wij zijn nous sommes=wij zijn vous êtes= jullie zijn, u bent ils sont=zij zijn elles=zij zijn Tu as une soeur?=Heb jij een zus? J'ai une grande soeur.=Ik heb een grote zus. Elle a vingt-deux ans.=Zij is 22. Qu'est-ce que tu fais dimanche?=Wat doe je op zondag? Tu vas chez ton grand-père?=Ga jij naar je opa? C'est pour so anniversaire?=Is het voor zijn/haar verjaardag? Tu aimes les fêtes de famille?= Houd jij van familiefeesten? le stage=de stage la sortie=het uitstapje la famille=de familie dimanche=zondag les parents=de ouders la fête=het feest prochain, prochaine=volgend(e) organiser=organiseren inviter=uitnodigen les petits-enfants=de kleinkinderen
Ingezonden op 22-03-2014 - 735x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
24-05-2014
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!