Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Disco123
› 0 1 t/m 15
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Disco123
0 1 t/m 15
Jaar 2 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
deus = god est = is; hij is esse = zijn Olympus = de Olympus habitat = woont; hij woont habitare = wonen rex = koning et = en sunt = zijn; zij zijn frater = broer non = niet semper = altijd saepe = dikwijls ibi = daar Tartarus = de Tartarus vivit = leeft vivere = leven terra = aarde locus = plaats obscurus = donker nox = nacht umbra = schim huc = hierheen veniunt = komen venire = komen hic = hier dea = godin soror = zuster uxor = vrouw; echtgenote quoque = ook mater = moeder pater = vader filia = dochter insula = eiland ubi = waar silva = bos flos, flores = bloem florent = bloeien florere = bloeien puella = meisje ludit = speelt ludere = spelen per = over; door ... heen errare = zwerven; dwalen explorare = onderzoeken; inspecteren quattuor = vier equus = paard trahere = trekken ecce = kijk amica = vriendin appropinquare = naderen intrare = binnengaan legere = verzamelen ridere = lachen audire = horen videre = zien statim = meteen amare = verliefd zijn; beminnen fugere = vluchten temptare = proberen sed = maar eheu = ach; wee in = in, naar, op exclamare = uitroepen servare = redden rapere = roven audere = durven enim = want; immers timere = vrezen; bang zijn deinde = vervolgens aperire = openen sub = onder Iupiter, Iovem = Jupiter; van Jupiter Pluto, Plutonem = Pluto; van Pluto nunc = nu regina = koningin sedere = zitten inter = tussen; temidden van gaudere = zich verheugen; blij zijn dolere = verdrietig zijn nam = want iuvare = helpen reddere = teruggeven cogitare= denken nec = noch laedere = kwetsen; beledigen cupere = begeren; verlangen; willen consilium = besluit; plan capere = nemen annus = jaar dividere = verdelen sex = zes tum = toen; dan curare = zorgen mille = duizend adire = gaan petere = zoeken; vragen autem = echter claudere = sluiten recipere = ontvangen; opnemen tandem = eindelijk ianua = deur senex = oude man dicere = zeggen salve, salvete = gegroet nusquam = nergens dormire = slapen respondere = antwoorden quis = wie? praemium = beloning dare = geven quid = wat? optare = wensen diu = lang; lange tijd divitiae = rijkdom; schatten sacerdos = priester simul = tegelijkertijd vita = leven finire = beƫindigen evenire = uitkomen colere = verzorgen dum = terwijl ante = voor templum = tempel stare = staan corpus = lichaam subito = plotseling arbor = boom mutare = veranderen tangere = aanraken cum = wanneer ventus = wind movere = bewegen vale = vaarwel femina = vrouw cur = waarom sacrum = offer facere = doen; maken praeferre = verkiezen genus = afkomst; geslacht avus = grootvader gens = volk coniunx = echtgenoot; echtgenote ubique = overal septem = zeven filius = zoon fortuna = het lot numquam = nooit nocere = schaden tantum = slechts duo = twee liberi = kinderen tamquam = als het ware ideo = daarom suadere = aanraden parere = gehoorzamen lacrimare= huilen dubitare = aarzelen telum = pijl; werpspies mittere = zenden cadere = vallen; dood neervallen frustra = tevergeefs quinque = vijf necare = doden protegere = beschermen desinere = ophouden relinquere = verlaten; achterlaten; overlaten parcere = sparen rogare = vragen iam = al; reeds non iam = niet meer paulatim = geleidelijk; langzaam saxum = rots patria = vaderland etiam = zelfs; ook aliquando = soms lacrima = traan Graecus = griek aedificare = bouwen vir, viri = man complere = vullen ora = kust pro = voor Troja = Troje a(b) = van(af) navigare = varen prope = dichtbij occultare = verbergen Trojanus = Trojaan de = vanaf murus = muur spectare = kijken navis = schip modo = slechts cito = snel porta = poort e(x) = uit; sinds currere = rennen alii ... alii = sommigen ... anderen flamma = vlam; vuur delere = vernietigen urbs = stad cum = (samen) met ut = zodra credere = geloven; vertrouwen et ... et = zowel ... als donum = geschenk dolus = list carere = vrij zijn van; missen Aeneas = Aeneas somnus = slaap apparere = verschijnen hostis = vijand habere = hebben arma = wapens Penates = Penaten; (huisgoden) auxilium = hulp condere = (op)bergen; stichten lectus = bed surgere = oprijzen; opstaan ire = gaan instare = achterna zitten via = weg; straat clamor = geschreeuw; kreet turba = menigte ad = naar; tot aan; bij regia = paleis ara = altaar statuere = besluiten olim = vroeger; eens; ooit maritus = echtgenoot scelus = misdaad interea = intussen valde = zeer; heel erg Dido, Didonem = Dido mox = weldra; spoedig verbum = woord decipere = bedriegen aurum = goud antea = eerder habere in animo = van plan zijn socius = bondgenoo; vriend de = vanaf; over adeo = zo animus = hart forma = gestalte matrimonium = huwelijk ducere = leiden; voeren nubere = trouwen num = toch niet? sine = zonder agere = voeren; leiden moenia = stadsmuren ostendere = tonen desiderare = missen; verlangen quidem = weliswaar; echter dux = leider; aanvoerder bellum = oorlog iubere = bevelen monere = waarschuwen nuntiare = berichten aura = lucht pervenire = bereiken licet mihi = het staat mij vrij fatum = lot obstare = in de weg staan petere = zoeken; vragen; trachten te bereiken, iussum = bevel parare = klaarmaken; voorbereiden postquam = nadat nonne = toch zeker; toch wel? bene = goed accipere = ontvangen invitare = uitnodigen error = zwerftocht narrare = vertellen devenire = terechtkomen orare = smeken propter = wegens odi = haten tacere = zwijgen negare = weigeren; ontkennen conubium = huwelijk prommittere = beloven hodie = vandaag sinere = toestaan; laten cogere = dwingen invitus = tegen mijn zin lux, luces = (dag)licht; dag munus, munera = taak neglegere = verwaarlozen postremo = ten slotte quod = omdat nihil = niets ira = woede dolor,ores = verdriet; pijn clam = stiekem; heimelijk caelum = hemel ponere = plaatsen vestis, es = kleding(stuk) inferi = goden van de onderwereld; onderwereld anima = ziel perficere/io = voltooien; afmaken effugere/io = wegvluchten (voor) deserere = in de steek laten; verlaten poena = straf fallere = bedriegen; misleiden sidus, sidera = ster iurare = zweren nepos, otes = kleinzoon; nakomeling manere = te wachten staan pectus, pectora = borst coepi = ik begin; ik begon nomen, mina = naam memoria = herinnering tenere = (vast)hebben; (vast)houden avertere = afwenden ut = zodra, (zo)als consistere = blijven staan excipere/io = opvangen; ontvangen 13A maestus = bedroefd armatus = gewapend quamquam = hoewel longus = lang gerere = dragen; voeren tamen = toch ignotus = onbekend meus = mijn virgo ; virgines {v} = meisje; maagd pulcher, pulchra = mooi tam = zo quia = omdat fugare = verjagen solus = alleen carus = lief Mars ; Martem {acc} = Mars deponere = neerzetten; afleggen multus = veel territus = verschrikt; geschrokken scire = weten 13B potestas, potestates = macht anxius = bang; angstig cura = zorg vexare = kwellen regnum = koninkrijk; macht; heerschappij pellere = verdrijven servus = slaaf parere = voortbrengen; baren iratus = woedend sedes, sedes = zetel magnus = groot; luid vox, voces = stem quomodo = hoe puer = jongen interficere = doden flumen, flumina = rivier impius = schurkachtig; goddeloos ripa = oever pastor, pastores = herder parvus = klein portare = dragen itaque = dus consulere = raadplegen signum = teken mons, ntes = heuvel; berg considere = gaan zitten avis, es = vogel qui, quea, quod= die; dat facere/io = doen; maken colere = vereren; verzorgen cum = wanneer, toen an = of ostendere = (ver)tonen pugna = strijd cadere = vallen; dood neer vallen alius = ander fabula = verhaal quondam = eens; ooit novus = nieuw nondum = nog niet altus = hoog; diep labor, ores = werk; inspanning, moeite domum = naar huis cena = maaltijd Romae = in Rome; te Rome miser, misera, miserum = ongelukkig magnitudo, dines = grootte; grootheid legatus = gezant finitimus = naburig celare = verbergen fingere = vormen; verzinnen Romam = naar Rome convenire = samenkomen multitudo, dides = menigte animum, attendere = de aandacht richten op Romanus = Romein; Romeins iuvenis, es = jongeman vulnerare = (ver)wonden si = als; indien homo, homines = mens; man mortuus = gestorven populus = volk vulnus, vulnera = wond inquit = hij/zij zegt; zei; noscere = leren kennen bonus = goed opes = rijkdom; macht {mv | groep 3} putare = denken; menen regnare = koning zijn; regeren serva = slavin facere/io = maken (tot +dubb. acc.) senator, senatores = senator {mnl} ius, iora = (het) recht; recht iure = terecht; met recht deicere = naar beneden gooien vis, vim, vi = geweld salutare = (be)groeten (als +dubb. acc.) se recipere/io = zich terugtrekken miles, milites = soldaat {mnl}
Ingezonden op 23-03-2014 - 580x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Zo voor iedereen die dit nodig heeft*(vooral G2B)
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!