Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Samenvattingen docentenopleiding InHolland
› 6 College 1 t/m 7, alles
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Samenvattingen docentenopleiding InHolland
6 College 1 t/m 7, alles
Jaar 1 (volwassenenonderwijs)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Het effect waarbij leerling die volgens docent inzicht heeft meer aandacht krijgt dan de leerling die minder inzicht heeft. De leerlingen met weinig inzicht krijgen het idee het vak inderdaad niet te kunnen en scoren daardoor slechter. = pygmalioneffect Een persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland geboren is. = allochtoon Een stabiele maatschappij met een wij-cultuur. = het op traditie gerichte menstype Een maatschappij die op een collectief ideaal ontwikkeld is. Macht steunt minder op traditie. Posities worden verworven op basis van bekwaambaarheid. = het op innerlijk gerichte menstype Dit type mens past in een pluriforme maatschappij, in een ik-cultuur. Aanhangers van verschillende waarden leven naast elkaar. = het menstype dat zijn gedrag op anderen afstemt Insluiting in de samenleving van achtergestelde groepen op basis van gelijkwaardige rechten en plichten. = inclusie Persoon van wie beide ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het land waar iemand zelf is geboren. = autochtoon Het besef bij een groep te horen door afstamming, geschiedenis en cultuur. = etnische identiteit De collectieve mentale programmering die de leden van één groep of categorie mensen onderscheidt van ander. = cultuur volgens Hofstede Set van waarden, normen, interpretaties, opvattingen en manieren van communiceren die worden gedeeld door een groep.=cultuur volgens Hajer Onze opvattingen en handelswijzen, die gevormd worden door de cultuur, het land, de streek en sociale omgeving waar je vandaan komt. = referentiekader Een cultuur die verschilt van de hoofdcultuur, maar wel grote overeenkomsten van de hoofdcultuur heeft. = subcultuur Een verwarrende ontdekking door de nieuwkomer dat hij of zij in een onbekende wereld is terechtgekomen. = cultuurschok Het overnemen van elementen van een vreemde cultuur wanneer groepen langdurig in direct contact met elkaar staan.=acculturatie Huishouden waar kinderen voortdurend het gedrag van hun ouders bekibbelen en met hen op voet van gelijkheid menen te mogen staan. = onderhandelingshuishouding Huishouden waar kinderen zich netjes en braafjes schikken in hun gehoorzame kinderrol. = bevelshuishouding De in kaart gebrachte omgevingsinvloeden die als systemen inwerken op de persoonlijkheids- en identiteitsontwikkeling van adolescenten. = ecologische systemen De competentie om in zowel de eigen cultuur als de nieuwe cultuur te participeren. = biculturele competentie Het standplaatsgebonden beoordelen van culturen, waarbij de eigen cultuur wordt gebruikt om andere culturen te meten. = etnocentrisme Het idee dat culturen verticaal hiërarchisch geordend zijn met bovenaan de 'blanke' westerse christelijke cultuur als norm en als eindstation. = (cultureel) monisme De erkenning van het specifieke van een persoon, groep of traditie. De werkelijkheid is niet eenvormig maar veelvormig. Culturen worden horizontaal geordend. = (cultuur)relativisme Het idee dat verschillende samenlevingen verschillende morele codes hebben. Er is geen universele cultuuroverstijgende morele waarheid waarmee je andere morele codes kunt beoordelen = moreel relativisme Proces waarin het individu noch belang hecht aan het overnemen van de cultuur van de autochtone bevolking noch aan het behouden van de eigen cultuur.=marginalisering Het ideeënstelsel van de interactieve verscheidenheid. Gaat de dialoog aan met andersdenkenden. Een mix van universalisme en relativisme = pluralisme Opvoedingsstijl die redelijke grenzen stelt, uitleg geeft, begrip toont en al deze dingen met gezag doet. = autoritative opvoeding Opvoedingsstijl die zich kenmerkt door veel regels. De ouder is de baas en het kind moet gehoorzamen. = autoritaire opvoeding Nieuwkomers die niet in Nederland geboren zijn, maar na hun zestiende zijn gekomen of voor 1960 zijn geboren. = eerste generatie Nieuwkomers die tussen hun zesde en zestiende naar Nederland zijn gekomen. = tussengeneratie Nieuwkomers die in Nederland zijn geboren of voor hun zesde naar Nederland zijn gekomen. = tweede generatie Stroming binnen de islam die de Koran als richtlijn ziet en waarvan aanhangers vinden dat vrouwen geen hoofddoek hoeven te dragen. = alevitisme Stromingen binnen de islam, grootst in Turkije. Vindt dat de Koran maar op één manier kan worden uitlegd en dat vrouwen een hoofddoek moeten dragen. = soennisme De mate waarin verschillende bevolkingsgroepen in staat zijn duurzaam samen te leven en samen te smelten. = integratie Een zodanige aanpassing van individuen of groepen aan een dominante cultuur dat de oorspronkelijke culturele identiteit op de achtergrond raakt. = assimilatie Het tegenovergestelde van integratie. Een groep mensen zondert zich af van de rest van de mensen en probeert binnen het eigen gebied bepaalde waarden en normen te handhaven. = segregatie De beschrijving van de geestelijke ontwikkelingsfasen die de mens vanaf zeer jonge leeftijd volgens Sigmund Freud doormaakt. = psychoseksuele ontwikkeling Streven naar intiem contact met krijgen en geven van orgasmen. Seks en klaarkomen is een doel op zich. = orgastisch model Persoonsgericht bij aangaan intiem contact. Seks als middel ter bevestiging relatie. Streven naar duurzame kernrelatie. = relatiemodel Relatie op basis van unieke en exclusieve liefde voor elkaar. Geen ruimte voor andere partners. Liefde en huwelijk voor seks. Seks is een scheppende handeling uit liefde en voor nageslacht. = liefde- en voortplantingsmodel Subjectieve indrukken van eigen lichaam. = lichaamsbeeld Dat wat men doet om lust te beleven. = seksueel gedrag De culturele invulling van het geslachtsverschil. = gender Iemands besef van man, vrouw, homo-, bi- of heteroseksueel zijn. = genderidentiteit Theorie die ervan uitgaat dat wanneer gedrag beloond wordt, het optreden van dit gedrag in een volgende gelijksoortige situatie waarschijnlijker wordt. = sociale leertheorie Het leren van sociale rollen, waarbij men denkt dat kinderen het gewenste rolgedrag overnemen van ouders, mediamodellen, leerkrachten en idolen. = model leren Hierin ligt vast waardoor iemand seksueel opgewonden wordt. = love-map Mensen in groepen indelen op basis van gemeenschappelijke eigenschappen. = sociale categorisatie Een antipathie gebaseerd op een onjuiste en starre generalisatie, die wordt gevoeld of uitgedrukt tegen een groep als geheel, of tegen een individuele persoon omdat hij deel uitmaakt van die groep. = vooroordeel Een overdreven beeld van een groep mensen dat vaak niet (volledig) overeenkomt met de werkelijkheid. = stereotype De neiging om successen aan onze capaciteiten toe te schrijven en onze falen aan de omgeving. Dit doen we bij het beoordelen vaak juist andersom. = fundamentele attributiefout Het aanpassen aan de normen van de groep waar je in zit. = conformiteitdrang Theorie die leert dat sociale categorisering aanleiding geeft tot de bevoordeling van de eigen groep, m.a.w. je vindt je eigen groep beter.=sociale identiteitstheorie Het ongelijk behandelen van personen of groepen op basis van kenmerken van die personen of groepen, die in de gegeven situatie niet relevant moeten worden geacht. = discriminatie Het bespreken van thema’s en vraagstukken vanuit perspectieven van verschillende contexten, groeperingen en overtuigingen.=meervoudige perspectieven Leerlingen stimuleren om situaties, verschijnselen en dilemma’s vanuit meerdere perspectieven te bezien en begrip te ontwikkelen voor andere perspectieven dan hun eigen. Hierbij kunnen leerlingen aan den lijve ervaren hoe het is om onderdeel te zijn van een minderheidsgroepering.= perspectiefwisseling De invloed die de sociale omgeving op iemand uitoefent zodat de persoon zich de normen, waarden en gedragspatronen van de samenleving eigen gaat maken.=socialisatie De wijze waarop inwoners deel hebben en deelnemen aan de samenleving en zo die samenleving helpen vormgeven.=burgerschap De vraag hoe we in Nederland met de etnische verscheidenheid om moeten gaan.=integratiedebat Het op traditie gerichte menstype ontstaat in een stabiele maatschappijvorm. Iedereen stemt zijn gedrag af op het voorgeschreven rolgedrag. Ouder gezag eist absolute gehoorzaamheid.=wij-cultuur Menstype dat zijn gedrag op anderen afstemt. Dit pas in een pluriforme samenleving. Er worden hoge eisten gesteld aan sociale vaardigheden. Gezinnen functioneren als onderhandelingshuishouden.=ik-cultuur Direct contact leidt tot vermindering van stereotypering en vooroordelen bij individuen, mits er aan de vier voorwaarden wordt voldaan.=contacthypothese Kracht of neiging om net zoals een ander persoon te willen zijn.=identificatietheorie
Ingezonden op 30-03-2014 - 969x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
02-04-2014
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!