Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
SusanneEnglish
› 5 Verzorgingsstaat
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
SusanneEnglish
5 Verzorgingsstaat
Jaar 5 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Verzorgingsstaat = de overheid bemoeit zich actief met de welvaart en het welzijn van haar inwoners. Welvaart = voldoende inkomen om onze behoeften te vervullen. Welzijn = hoe we ons geestelijk en lichamelijk voelen. Solidariteit = als er bereidheid is in een groep of samenleving om risico’s met elkaar te delen. Drie belangrijke pijlers verzorgingsstaat = goed onderwijs, goede gezondheidszorg en sociale zekerheid Belangrijkste sociale grondrechten = voldoende werkgelegenheid, bestaanszekerheid en welvaart, een goed leefmilieu, volksgezondheid, goed onderwijs In de verzorgingsstaat spelen 3 partijen een grote rol = burgers, overheid en werknemers- en werkgeversorganisaties Burgers zijn zelf verantwoordelijk voor = werk, een huis en een school voor je kinderen. Overheid is verantwoordelijk voor = collectieve voorzieningen, inkomen aan mensen die daarin niet kunnen voorzien, stimuleert werkgelegenheid voor probleemgroepen, zet zich in voor goede arbeidsomstandigheden en voorwaarden, het welzijn van de mens bevorderen. Collectieve voorzieningen = onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting Inkomen = bijvoorbeeld voor zieken, werklozen, arbeidsongeschikten en ouderen Werkgelegenheid voor = vrouwen, allochtonen en vijftigplussers. Voorbeeld van goede arbeidsomstandigheden = Arbowet Schept goede arbeidsvoorwaarden door = bijvoorbeeld overleg met werkgeversorganisaties en vakbonden over de loonontwikkelingen. Welzijn = door sportverenigingen en bibliotheken Vakbonden = organisatie die de collectieve en individuele belangen van werknemers behartigen. Werkgeversorganisaties en vakcentrales samen noemen we = de sociale partners. Sociale partners maken = afspraken die voor iedere werknemer en –gever geldt. Vakbonden en werkgeversorganisaties stellen = samen een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) op. Sovjet unie = planeconomie Planeconomie = veel corruptie, productiemiddelen in handen van de overheid en ieder werk hetzelfde loon. Amerika = vrijemarkteconomie Vrijemarkteconomie = de vrijheid staat centraal, de overheid bemoeit zich nauwelijks met de economie, belastingen laag maar jezelf beschermen tegen werkloosheid en ziekte Scandinavië = sociaaldemocratisch model Sociaal democratisch model = kent uitgebreide verlof regelingen en hoge uitkeringen 2 Nachtwakersstaat → een staat waarin de overheid zich vooral beperkt tot het handhaven van de rechtsorde. Christenen wilde ingrijpen in de vrije markt want = ze wilden de zwakkeren bescherming bieden. Sociaaldemocraten wilden ingrijpen in de vrije markt want = ze streefden naar een sterkere rechtspositie voor de arbeiders. Liberalen wilden ingrijpen in de vrije markt want = ze waren tegen criminaliteit, en dat was een onvermijdelijk gevolg van de armoede Sociale wetten = ok 1854 = Armen wet regelde de eerste beperkte financiële overheidssteun voor de armen. 1874 = kinderarbeid verboden (kinderwetje van Van Houten). 1895 = Veiligheidswet beschermde arbeiders tegen gevaren in het bedrijf. 1901 = Leerplicht verplichtte iedereen tot minimaal zes jaar school. 1919 = Arbeidswet beperkte de duur van de arbeidsdag tot acht uur. 1939 = Kinderbijslagwet Liberale visie = zijn voor een vrijemarkteconomie, overheid heeft een passieve rol en de burgers moeten meer eigen verantwoordelijkheid hebben. Liberale door = stoppen met roken en dieetadvies uit het basispakket te halen en de WW in te korten. Sociaaldemocratische visie = actieve rol van de overheid, goed stelsel van zorg en uitkeringen kan bijdragen om sociale ongelijkheid te verminderen, flink investeren in onderwijs. Christendemocratische visie = aanvullende rol overheid, een sterk maatschappelijk middenveld en mantelzorg verlenen 3 Doelen overheid op het gebied van onderwijs = iedereen kan zn talenten ontwikkelen, en Nederland kan blijven concurreren met het buitenland door hoogopgeleide mensen Leerplicht is voor iedereen = tussen de 5 en de 16 jaar. Alle onderwijsinstellingen worden gecontroleerd door = de Onderwijsinspectie. Als leerlingen veel spijbelen krijgen ze te maken met = de leerplichtambtenaar. In het basispakket van de zorgverzekering zijn dingen verzekerd als = ambulance rit, ziekenhuisopname, medicijnen, huisarts. Je betaalt de zorgverzekering door = een inkomensafhankelijke bijdrage via je loon en zorgpremies. Het socialezekerheidsstelsel bestaat uit = sociale verzekeringen en sociale voorzieningen Werknemersverzekeringen = WW, WULBZ, WIA WW = werkloosheidswet WIA = de wet en inkomen naar arbeidsvermogen WULBZ = de wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte WW = voorziet in een inkomen wanneer iemand onvrijwillig werkloos wordt, de duur is afhankelijk van het aantal gewerkte jaren. WULBZ = verplicht werkgevers om werknemers bij ziekte gedurende maximaal 2 jaar een uitkering van 70% van het laatstverdiende loon te verstrekken. WIA = voorziet in een inkomen voor werknemers die als gevolg van lange ziekte of een ongeval niet in staat zijn om te werken. Hoogte hangt af van laatstverdiende loon én de mate waarin iemand arbeidsongeschikt is. Volksverzekeringen = AOW, ANW, AKW AOW = Algemene Ouderdomswet ANW = Algemene Nabestaanden Wet AKW = Algemene Kinderbijslag Wet AOW = Iedere burger vanaf 65 jaar heeft het recht op een AOW-uitkering, is inkomensonafhankelijk ANW = voorziet in een inkomen voor weduwnaars, weduwen of minderjarige wezen AKW = aan alle ouders met kinderen onder de 18 wordt een bedrag verstrekt. Algemene bijstand = minimumbedrag dat je maandelijks nodig hebt voor huur, voeding, kleding en zorgverzekering. Bijzondere bijstand = wanneer bijvoorbeeld je wasmachine kapot gaat. 4 Het verschil tussen werk en een hobby = economisch nut Maatschappelijke plicht = alleen als je werkt ben je een volwaardig lid van de samenleving. Morele plicht = werk je niet, dan ben je lui. Arbeidsethos = de betekenis die werk voor ons heeft. Werken is een sociaal grondrecht omdat = het belangrijk is bij het vervullen van de basisbehoeften, het biedt je de mogelijkheid om je maatschappelijke positie te verbeteren De basisbehoeften van een mens zijn = lichamelijke behoeften, behoefte aan veiligheid en zekerheid, sociale behoefte, behoefte aan erkenning en waardering, behoefte aan zelfrealisatie Lichamelijke behoeften = eten, drinken, onderdak Sociale behoefte = de behoefte om erbij te horen Zelfrealisatie = innerlijke drang om iets zinvols te doen Materiële behoeften = inkomen en zekerheid Immateriële behoeften = sociale contacten, maatschappelijke status en het ontwikkelen van een identiteit Inkomen = bepaalt je materiële levensstandaard en vormt de in geld uitgedrukte waardering voor je werk Zekerheid = Werk biedt materiële zekerheid op lange termijn, omdat je zeker weet dat je in de toekomst ook loon krijgt Zekerheid = Werk biedt ook immateriële zekerheid. Het biedt een bepaalde regelmaat. Sociale contacten = de meeste mensen werken samen met collega's en praten over hun leven Erkenning en waardering = je beroep verschaft een bepaalde status Status = de waardering die mensen toekennen aan iemands beroep Zelfrealisatie = werk geeft het bestaan van de mens zin en een doel. Je kan je ontplooien vakmanschap, creativiteit of verantwoordelijkheid tot ontwikkeling brengen. maatschappelijke positie = de plaats die je inneemt op de maatschappelijke ladder. sociale ongelijkheid = de welvaart is niet gelijk verdeeld over mensen. De factoren die een rol spelen bij je maatschappelijke positie zijn = hoogte van je salaris, benodigde kennis, benodigd talent of aanleg, hoeveelheid macht en verantwoordelijkheid emancipatiebeleid. Gesubsidieerde banen en wettelijke regelingen stimuleren werkgevers om eerder sollicitanten uit bepaalde groepen in dienst te nemen zoals gehandicapten, allochtonen en chronisch zieken. 5 arbeidsmarkt = de plaats waar de vraag naar arbeidskrachten en het aanbod van arbeidskrachten elkaar ontmoet. Beroepsbevolking = alle personen die geheel of gedeeltelijk beschikbaar zijn voor werk. De vraag naar arbeidskrachten = werkgelegenheid. Iemand is werkeloos wanneer hij = tussen de 15 en 65 is, niet of minder dan 12 uur per week werkt, actief op zoek is naar een baan van 12 uur of meer, ingeschreven staat bij UWV WERKbedrijf Frictiewerkloosheid = Wanneer iemand een beroepsopleiding afrondt en opzoek is naar werk, af als iemand even zonder werk tussen twee banen zit. Seizoenswerkloosheid = sommige beroepen zijn seizoensgebonden. Bijvoorbeeld werken in een pretpark of in een aardbeienkas. Conjuncturele werkloosheid = ontstaan wanneer het economisch slechter gaat. De vraag naar goederen zakt in, waardoor er minder geproduceerd wordt. Er zijn dus minder arbeidskrachten nodig. Structurele werkloosheid = er gaan banen voorgoed verloren. Bijvoorbeeld door automatisering of doordat productie naar lagelonenlanden gaat. De belangrijkst huidige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zijn = verdwijnen van bedrijfstakken en opkomst van nieuwe, schaalvergroting van bedrijven, flexibilisering van de arbeid, internationalisering van de arbeidsmarkt Oude en nieuwe bedrijfstakken = laaggeschoold werk verdwijnt mede door automatisering en verplaatsing fabrieken naar lagelonenlanden. De ICT tak is gegroeid. Schaalvergroting = Uit concurrentieoverwegingen veel bedrijven gefuseerd tot multinationals. Flexibilisering = thuis werken, oproepbaar wanneer je baas je nodig heeft of een tijdelijk contract Internationalisering = Door wereldwijde handel, multinationals en internationale kapitaalstromen raken economieën meer met elkaar verbonden Nadeel internationalisering = verdringing Nederlandse arbeiders Voordeel internationalisering = biedt mogelijkheden voor bedrijven om te investeren om uit te breiden naar het buitenland 6 Kritiek op de verzorgingsstaat kan zijn = hoge kosten, maakt mensen passief, misbruik De kosten werden hoger dan verwacht door = stijgende kosten in onderwijs, bijstand, AOW, gezondheidszorg en arbeidsongeschiktheid Misbruik = uitkering en zwart werk. dubbele uitkering terwijl je samenwoont Wat doet de overheid eraan? = controle, meer werk, eigen verantwoordelijkheid Meer werk = loonbelasting verlaagt zodat werkgevers meer werknemers kunnen aannemen. AOW leeftijd omhoog om ouderen te stimuleren langer door te werken Controle = Overheid checkt BSN, UWV WERKbedrijf controleert op fraude en inspectiediensten controleren arbeidsomstandigheden + illegale arbeid + ontduiking sociale premies Eigen verantwoordelijk = werkgevers moeten bij ziekte doorbetalen en worden gestimuleerd om de omstandigheden te verbeteren. Minder lange WW en boete als je te lang over je studie doet Van oude naar nieuwe risico's = meer vrouwen aan het werk en dus meer behoefte aan kinderopvang Van oude naar nieuwe risico's = werknemers zijn flexibeler en er is risico op plotseling ontslag Ontgroening = minder jongeren Vergrijzing = meer oude mensen
Ingezonden op 02-04-2014 - 1715x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!