Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
1e bachelor Algemene anatomie
› 5 5.2 Definities hart
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
1e bachelor Algemene anatomie
5 5.2 Definities hart
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Hart (cor) = afgeplatte kegelvormige holle spier, die in de borstholte gelegen is tussen de twee platen van het mediastinum Myocard = spiergedeelte van het hart, bestaat uit onwillekeurige dwarsgestreepte spiervezels Endocard = endotheellaagje dat de binnenkant van het hart bekleedt Epicard = sereus vlies dat de buitenzijde van het myocard bekleedt Apex cordix = de top van het hart, bij de huisdieren caudoventraal gericht Basis cordis = ligt craniodorsaal Facies auricularis = linker zijvlak van het hart Facies atrialis = rechter zijvlak van het hart Atrium cordis (linker en rechter) = bevinden zich bovenaan het hart Ventriculus cordis (linker en rechter) = liggen onderaan het hart Septum interatriale en septum interventriculare = spiertussenschotten die het hart inwendig indelen Atrioventriculaire klep (valva atrioventricularis) = bestaat uit 2 of 3 slibben, verbindt elk van beide atria met de onderliggende ventrikel Chordae tendineae = peesvezels die vertrekken aan de onderkant van de klepranden en die eindigen op de musculi papillares Musculi papillares = korte, dikke en tepelvormige spieren Trabeculae carneae = balkvormige verhevenheden van bundels hartspiervezels (vooral in de ventrikels) Musculi pectinati = kamvormige spierverdikkingen in de atria Trabecula septomarginalis = draadvormige verbinding tussen het septum interventriculare en de ventrikelwand Kransgroeve (sulcus coronarius) = uitwendig zichtbare, horizontale groeve die de grens tussen de atria en de ventrikels aanduidt Sulcus interventricularis subsinuosus = overlangse groeve die de grens tussen de ventrikels aanduidt op de facies atrialis Sulcus interventricularis paraconalis = overlangse groeve die de grens tussen de ventrikels aanduidt op de facies auricularis Linker hartoortje (auricula sinistra) = uitloper van het linkeratrium, wijst met zijn spits uiteinde naar links en reikt tot tegen de oorsprong van truncus pulmonalis Longaders (venae pulmonales) = deze zeer korte aders voeren het zuurstofrijke bloed vanuit de longen naar het hart Valva bicuspidalis (valva atrioventricularis sinistra= valva mitralis) = tweeslibbige klep waar het linkeratrium uitmondt in de linkerventrikel Rechter hartoortje (auricula dextra) = uitloper van het rechteratrium, een naar links gerichte uitloper die reikt tot aan de oorsprong van de truncus pulmonalis en inwendig talrijke mm. pectinati vertoont Sinus venarum cavarum = deel van het rechter atrium, hierin monden de vena cava cranialis en caudalis uit Tuberculum intervenosum = spierkam op het septum interatriale, staat ervoor in dat de 2 bloedstromen naar de ventrikel gericht worden in plaats van tegen elkaar te botsen Fossa ovalis = overblijfsel van het embryonale foramen ovale, tussen de uitmonding van de v. cava caudalis en het tuberculum intervenosum Sulcus terminalis = uitwendige groeve tussen de sinus venarum cavarum en het eigenlijke (rechter) atrium, waarin het pericardium vasthecht Crista terminalis = kam die inwendig ter hoogte van de sulcus terminalis ligt Ostium atrioventriculare dextrum = vormt de toegang tot de rechter ventrikel (vanuit het rechter atrium) Valva tricuspidalis (drieslibbige hartklep) = valva atrioventricularis dextra) = klep die op het ostium atrioventriculare dextrum is gelegen, laat bij diastole het bloed door van het atrium naar de ventrikel en klapt dicht bij systole Sinus coronarius = cilindrische verwijding van de aldaar uitmondende hartvenen (veneuze verzamelruimte), ze mondt ventraal in het rechter atrium uit Septum interventriculare = binnenwand van het hart die de twee ventrikels scheidt en naar de rechterventrikel toe gewelfd is Trabecula septomarginalis = hiermee is het septum interventriculare verbonden met de buitenwand Rechter atrioventriculaire opening = opening tussen rechter atrium en rechter ventrikel Longslagader (truncus pulmonalis) dikwandige slagader die het zuurstofarme bloed naar de longen voert Conus arteriosus = uitwendige welving, die de sulcus coronarius onderbreekt Valva trunci pulmonalis = hartklep die bestaat uit 3 halvemaanvormige kleppen (valvulae semilunares) Cartilago cordis = stukjes kraakbeen die de anulus fibrosus rond het ostium aortae verstevigen Ossa cordis = stukjes been die de anulus fibrosus rond het ostium aortae verstevigen Valva aortae (=aortaklep) deze hecht vast op de anulus fibrosus en bestaat uit 3 halvemaanvormige kleppen (valvulae semilunares) Pericardium = zeer stevig vlies dat het hart volledig omgeeft, het hecht vast op de grote bloedvaten die aan de hartbasis beginnen (aorta, truncus pulmonalis en venae cavae). Het pericardium bestaat uit 3 lagen Cavum pericardii = (pericardiale holte) bevindt zich tussen het epicard en het pericard Liquor pericardii geelbruine, heldere vloeistof die zich in het cavum pericardii bevindt A. coronaria sinistra = linker kransslagader die ontspringt links boven de linker aortaklep A. coronaria dextra = rechter kransslagader die ontspringt boven de rechter aortaklep V. cordis magna = de grootste hartvene, ze vertrekt aan de apex cordis, uiteindelijk mondt ze uit in de sinus coronarius V. cordis media = begint ter hoogte van de apex cordis, waar ze meestal anastomoseert met de v. cordis magna Vv. cordis dextrae = komen uit de wand van de rechter ventrikel. Ze monden afzonderlijk uit tussen de spierbalken van het rechter atrium Vv. cordis minimae = verlaten de hartspier subendocardiaal en monden rechtstreeks uit in de verschillende hartlumina Prikkelgeleidingssysteem van het hart = een bijzonder neuromusculair systeem, bestaande uit de sinusknoop, de atrioventriculaire knoop en de atrioventriculaire bundel Gangmakercellen = de cellen van de sinusknoop en van de atrioventriculaire knoop Nodale vezelcellen de cellen van de atrioventriculaire bundel Nodus sinuatrialis (sinusknoop) = bevindt zich in de sulcus terminalis en ligt direct onder het epicardium, dus oppervlakkig-uitwendig onderaan de uitmonding van de v. cava cranialis Nodus atrioventricularis (atrioventriculaire knoop) = bevindt zich in het septum interatriale, juist craniaal van de uitmonding van de sinus coronarius en direct boven de anulus fibrosus van de atrioventriculaire klep Fasciculus atrioventricularis (atrioventriculaire bundel) = wordt ingedeeld in een stam en 2 schenkels
Ingezonden op 14-04-2014 - 4693x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!