Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Conversation française
› 1 leçon 9
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Conversation française
, deel 1
1 leçon 9
Jaar 6 (volksuniversiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Nieten = agrafer hechten = suturer; faire des points de suture een nietje; een hechting = une agrafe een hechting = un point de suture het zink = le zinc {c uitspreken als de g in gâteau} de zinkwerker = le zingueur recent = récent {bijvoegelijk naamwoord} recent = récemment {bijwoord} zichtbaar, blijkbaar = visible; apparent {bijvoegelijk naamwoord} naar alle waarschijnlijkheid = selon tout probabilité blijkbaar = apparemment {bijwoord} de viriele man; het mannetjesdier = le mâle vet lettertype = le caractère gras beknibbelen = rogner geld uitgeven = faire des dépenses; dépenser de l'argent terugbetalen = rembourser je schulden betalen = payer ses dettes op afbetaling = acheter à crédit de hypotheek = le prêt lenen aan = prêter à lenen van = emprunter reality-tv = la téléréalité versterken = amplifier; renforcer overdrijven = exagérer uitbreiden = étendre, accroître ze moeten zich leren redden = il faut qu'ils apprennent à se débrouiller leren spreken = apprendre à parler Frans leren = apprendre français brengen = amener; apporter { am, etc. une personne, ap, etc. une chose} terughalen; terugbrengen = ramener; rapporter { ram, etc. une personne, rap, etc. une chose} iemand op de vingers kijken = être sur le dos de quelqu'un in de kantine = à la cantine doorverkopen = revendre verzamelen = collectionner het voorwendsel = le prétexte de vaste lasten = les charges de huur van een huis = la location huren; verhuren = louer de houding; het gedrag = le comportement een probleem oplossen = résoudre un problème een doorlopend krediet = le crédit revolving goedgelovig = crédule het diep in de schuld zitten = le surendettement een roeiboot = une barque een sloep = une chaloupe losse thee = le thé en vrac
Ingezonden op 27-04-2014 - 614x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
23-05-2014
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
la leçon a été corrigée par Fatima Beddar, professeur de Volksuniversiteit Amstelland
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!