Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Conversation française
› 1 leçon 11
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Conversation française
, deel 1
1 leçon 11
Jaar 6 (volksuniversiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Betrekking hebbend op = ayant trait à volgepropt = bourré De poen; de pegels = le pognon; le thune; le blé; le fric; l’oseille (F) Ontzettend veel mensen; erg druk= un monde fou Een uitdrukking = Une expression Rondkomen = Boucler le mois; s’en sortir Het financieel erg moeilijk hebben; moeite hebben om rond te komen = Tirer le diable par la queue {familier} Een lege pens hebben; niets te eten hebben = Danser devant le buffet; ne rien avoir à se mettre sous la dent Effen rekeningen maken goede vrienden = Les bons comptes font les bons amis De wanbetaler = Le mauvais payeur De verkwister = être dépensier Het bodemloze vat = Le panier percé, quiest dépensier onnozel = niais Een gierigaard = Un avare iemand de oren wassen = tirer les oreilles à quelqu'un; lui faire un shampooing {lui etc. familier} de gierigheid = l'avararice; la radinerie {av.= féminin, ra. = familier} oneerlijk = malhonnêtte een plaag = la plaie iemand met praatjes afschepen; iemand naar zijn geld laten fluiten = payer en monnaie de singe koekje van eigen deeg; met gelijke munt terugbetalen = rendre à quelqu'un la monnaie de sa pièce een nier = un rein waar voor je geld = en avoir pour son argent contant betalen; alles gelijk betalen = payer comptant de buikriem aanhalen = se serrer la ceinture zeg eens a = dites trente-trois duur zijn = coûter un bras {familier} dokken = casquer un max {familier} een stomp van een kaars = le bout de chandelle op de pof kopen bij de kruidenier = avoir une ardoise chez l’épicier Een leitje; een openstaande rekening = Une ardoise {bij een kroeg of een winkelier} voor noppes = à l'oeil zwart geld = l' argent sale iemand oplichten = escroquer quelqu'un; arnaquer quelqu’un {ar. = familier} oplichterij = une arnaque een oplichter = un arnaquer verspillen; verkwisten = gâcher; gaspiller de verspilling; de verkwisting = le gaspillage voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten = vouloir le beurre et l'argent du beurre van twee walletjes eten = manger à deux râteliers eisen = exiger Een gezegde = un dicton een spreekwoord = un proverbe
Ingezonden op 27-04-2014 - 1547x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
23-05-2014
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
la leçon a été corrigée par Fatima Beddar, professeur de Volksuniversiteit Amstelland
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!