Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Spaans Unidad
› 0 100 werkwoorden
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Spaans Unidad
0 100 werkwoorden
Jaar 4 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
abrir = openen aburrirse = zich vervelen acostarse = gaan slapen; naar bed gaan adorar = aanbidden ; vereren almorzar = lunchen aprender = leren bailar = dansen beber = drinken buscar = zoeken cambiar = ruilen; wisselen; veranderen casarse = trouwen celebrar = vieren cenar = dineren cerrar = sluiten cocinar = koken comer = eten comprar = kopen comprender = begrijpen concentrarse = zich concentreren conocer = kennen contar = vertellen; tellen contestar = antwoorden costar = kosten creer = geloven dar = geven decidir = beslissen decir = zeggen desayunar = ontbijten descansar = uitrusten desear = wensen dibujar = tekenen dormir = slapen ducharse = zich douchen empezar = beginnen encantar = iets heel erg leuk vinden ; dol zijn op encontrar = vinden; aantreffen entender(se) = (elkaar) begrijpen enviar = sturen ; zenden escribir = schrijven escuchar = luisteren esperar = hopen ; wachten estar = zijn ; zich bevinden estudiar = studeren explicar = uitleggen ganar = winnen gastar = uitgeven gustar = bevallen ; leuk/ lekker vinden haber = hebben hablar = praten hacer = doen; maken invitar = uitnodigen ir, irse = gaan ; weggaan jugar = spelen lavar = wassen leer = lezen levantarse = opstaan limpiar = schoonmaken llamarse = heten llegar = aankomen ; arriveren llevar = dragen; brengen mandar = sturen ; zenden mirar = kijken nadar = zwemmen ofrecer = aanbieden oír = horen pagar = betalen pasar (por) = doorbrengen ; langsgaan pasear = wandelen pedir = verzoeken ; bestellen pensar = denken perder = verliezen pintar = schilderen poder = kunnen poner = zetten ; leggen preferir = de voorkeur geven aan preguntar (por) = vragen (naar) probar = proeven; proberen quedar = passen; zitten; afspreken; over zijn quedarse = blijven querer = willen; houden van relajarse = zich ontspannen reservar = reserveren saber = weten salir = vertrekken ; uitgaan ser = zijn ser de = komen uit servir = bedienen; dienen significar = betekenen tener = hebben ; bezitten tener que = moeten terminar = stoppen ; beëindigen tomar = nemen ; drinken trabajar = werken traer = brengen;meebrengen vender = verkopen venir = komen ver = zien viajar = reizen visitar = bezoeken vivir = wonen ; leven volver = terugkeren ; teruggaan
Ingezonden op 06-05-2014 - 1110x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!