Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Lingua Latina gymnasium
› 20 PW woorden H19/20
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Lingua Latina gymnasium
20 PW woorden H19/20
Jaar 2 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
ad (acc) = naar, tot, tegen, bij Cannas = Cannas dux, ducis = leider, aanvoerder, veldheer Carthagiensiensis, is = Carthager, Carthaags totus = geheel fere = bijna, ongeveer exercitus, exercitus = leger Romanus = Romein, Romeins esse, fui = zijn ab/a (abl) = van, van af a/ab (pass) = door delEre, delevi, deletus = verwoesten, vernietigen tantadem pars = en wel een even groot deel socius = deelgenoot, partner, bondgenoot civis, civis = burger, medeburger -que = en pars, partis v = deel in (abl) = in, op in (acc) = in, naar caedere, cedídi, caesus = neerslaan, doden alter = de een, de ander consul, consulis = consul et = en, ook et ... et = zowel ... als quaestor, quaestoris = schatmeester multus = veel tribunus militum = officier, krijgstribuun praeterea = bovendien magnus = groot, belangrijk senatus, senatus = senaat pugna = gevecht, slag, strijd mille, milia, milium = 1000 pedes, peditis = infanterist eques, equitis = ruiter, ridder quingenti = 500 e/ex (abl) = uit, van castra, castrorum o mv = legerkamp capere, capio, cepi, captus = grijpen, pakken, nemen, gevangennemen, innemen quattuor = vier homo, hominis = mens, man pauci m mv = weinig, weinigen satis = genoeg, voldoende vis v = kracht, geweld animus = geest, ziel, hart, moed, gedachten evadere, evasi, evasus = ontkomen, ontsnappen vires, virium mv = krachten, troepen, strijdmacht, strijdkrachten autem = maar, echter Roma = Rome nemo, neminis = niemand clades, cladis v = nederlaag sed = maar occidio, occidionis v = slachting cum (abl) = met, samen met cum = toen, als, wanneer omnis, omnis = ieder, elk, alle, geheel copia = voorraad, overvloed copiae mv = troepen delectare = verheugen, verblijden occidere, occidi, occisus = doden, doodslaan numquam = nooit intra (acc) = binnen moenia, moenium o mv = stadsmuren, muren tantus = zo groot, zo veel timor, timoris m = angst, vrees tumultus, tumultus = tumult, onrust, opschudding, verwarring clamor, clamoris m = geschreeuw, kreet mulier, mulieris = vrouw tum = dan, vervolgens, toen magistratus, magistratus = magistraat, ambt praetor, praetoris = pretor Curia = Curia, Senaatsgebouw vocare, vocavi, vocatus = roepen, noemen diu = lange tijd, lang pater, patris = vader patres mv = senatoren nihil = niets consilium = plan, raad, advies, besluit, beraadslaging invenire, inveni, inventus = vinden, ontdekken auxilium = hulp certus = zeker, betrouwbaar pro certo habEre = voor zeker houden habEre, habui, habitus = hebben, houden post (acc) = na post = later, daarna iam = al, reeds, spoedig, weldra impetus, impetus = aanval petere, petivi, petitus = gaan naar, vragen, verlangen, aanvallen ille, illa, illud = die, dat discrimen, discriminis o = onderscheid, gevaar, gevaarlijke situatie prudentia = wijsheid, slimheid constrantia = vastberadenheid confirmare, confirmavi, confirmatus = bevestigen, bemoedigen, versterken is, ea, id = hij, zij, het inter alia = onder anderen alius = ander inter (acc) = onder, tussen, tijdens, te midden van inquit = zegt hij de (abl) = over, van af, van audire, audivi, auditus = horen, luisteren scire = weten, kennen malus = slecht saepe = vaak, dikwijls rumor, rumoris m = gerucht augEre, auxi, auctus = vergroten, vermeerderen ego = ik multitudo, multitudionis v = menigte, massa miles, militis = soldaat, militair nonnulli m mv = enkele, enige superesse, superfui = over zijn, overleven credere, credidi, creditus (dat) = geloven, vertrouwen proinde = daarom tollere, sustuli, sublatus = opheffen, aanheffen, wegnemen urbs, urbis v = stad arcEre = afweren, afhouden matrona = getrouwde vrouw, vrouw publicum = het openbare leven, de straat facere, facio, feci, factus = maken, doen salvus = behouden, intact silentium = stilte, rust per (acc) = doorheen, overheen, door, over, overal in nisi = behalve, als niet custos, custodis = bewaker ponere, posui, positus = plaatsen, neerzetten, neerleggen, leggen, zetten cogere, coegi, coactus = dwingen, verzamelen, bijeenbrengen nullus = geen salus, salutis v = gezondheid, welzijn, redding sperare = hopen, verwachten ecce = kijk agmen, agminis o = troep, schare, stoet agmen primum = het begin van de stoet vidEre, vidi, visus = zien tuba = trompet carmen, carminis o = lied, gedicht miles, militis = soldaat, militair sonare, sonui = klinken, weerklinken eia = nee maar! qui, quae, quod = welke, wat voor een? portare = dragen, brengen imago, imaginis v = beeld locus = plaats flumen, fluminis o = rivier, stroom hic, haec, hoc = deze, dit ipse = zelf nomen, nominis o = naam oppidum = stad ibi = daar mons, montis m = berg Siculi = Siciliërs Aetna = Etna adesse, adui = aanwezig zijn, er zijn Scipio = Scipio Africanus = Africanus quid? = wat? quo? = waarheen? clamare = roepen, schreeuwen appellare = noemen ignorare = niet weten/kennen non ignorare = goed weten/kennen -ne = vraagwoordje victor, victoris = overwinnaar, winnaar bellum = oorlog vir = man, kerel salus, salutis v = gezondheid, redding, welzijn libertas, libertatis v = vrijheid debEre (acc en dat) = te danken hebben aan debEre = moeten, hoeven virtus, virtutis v = dapperheid, moed Poeni = Puniërs, Carthagers superare, superavi, superatus = verslaan, overtreffen, overwinnen macte = bravo summus = hoogst, grootst Romam = naar/in Rome servare, servatus = redden, behouden nonne = dan niet tu = jij lumen, luminis o = licht decus, decoris o = sieraad, eer, roem populus = volk tacEre, tacui, tacitus = zwijgen spectare = zien, bekijken, kijken naar elephantus = olifant bestia = beest atrox, atrocis = afgrijselijk, gruwelijk, verschrikkelijk corpus, corporis o = lichaam, lijk, lijf firmus = sterk, stevig certe = beslist, ongetwijfeld, zeker noster = ons, onze valde = zeer terrEre = laten schrikken, bang maken aurum = goud argentum = zilver praeda = buit profecto = werkelijk, inderdaad divitiae v mv = rijkdom abundare (abl) = in overvloed hebben vincire, vinxi, vinctus = binden, boeien imperator, imperatoris = veldheer, keizer currus, currus = wagen captivus = gevangene, krijgsgevangene nobilis, nobilis = aanzienlijk, voornaam, van adel, adelijk at = maar sors, sortis v = lot miser = ongelukkig, ellendig petere, petivi, petitus = gaan naar, aanvallen, vragen, verlangen, trachten te bereiken, streven naar, halen bonum = het goede bona o mv = have en goed, goederen
Ingezonden op 11-05-2014 - 1689x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!