Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
frans.
› 10 woordenboek 10.3
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
frans.
10 woordenboek 10.3
Jaar 4 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
le théâtre = theater, toneel une pièce de théâtre = toneelstuk une scène = toneel(podium), scène la mise en scène = regie un metteur en scène = regisseur une représentation = opvoering, voorstelling un spectacle = (toneel)voorstelling, stuk un,e spectateur, -trice = toeschouw(st)er le public = publiek un acte = bedrijf une pièce en trois actes = toneelstuk in drie bedrijven une scène = scène l'action = handeling un,e comédien,ne = toneelspeler/-speelster une vedette = ster un rôle = rol un personnage = persoon, personage, figuur le personnage principal = de hoofdpersoon interpréter = spelen, vertolken répéter = iets repeteren une répétition = repetitie la (repetition) générale = generale (repetitie) avoir le trac = plankenkoorst hebben une comédie = komedie, blijspel une comédie musicale = musical comique = komisch, blijspel- un drame = drama dramatique = dramatisch, toneel- une tragédie = tragedie, treurspel tragique = tragisch la caisse = kassa un billet = entreekaart, toegangskaart le vestiaire = garderobe le programme = programma être au programme = op het programma staan la salle = zaal le rang = rij la place = plaats un succès = succes applaudir qn/qc = iemand toejuichen, iets met applaus ontvangen les applaudissements = applaus un échec = mislukking, fiasco un film = film tourner un film = een film opnemen filmer = filmen une caméra = camera le cinéma = film, filmvoorstelling, bioscoop une séance = (film)voorstelling un,e acteur, -trice = acteur, actrice un,e réalisateur, -trise = (film)regisseur/-regisseuse le scénario = draaiboek, scenario un film policier = misdaadfilm, detectivefilm un documentaire = documentaire un dessin animé = tekenfilm un court-métrage = korte film regarder la télé(vision) = naar de televisie kijken un,e téléspectateur, -trice = televisiekijk(st)er le petit écran = beeldscherm la télé(vision) = televisie la télé par câble/satellite = kabel-/satelliettelevisie une chaîne = (televisie)kanaal, zender une chaîne publique = publieke zender une chaîne privée = particuliere zender la télécommande = afstandsbediening zapper = zappen une émission = uitzending un téléfilm = televisiefilm une série télévisée = televisieserie un jeu télévisé = spelprogramma un raportage = raportage un feuilleton = feuilleton
Ingezonden op 13-05-2014 - 1619x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!