Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Methode 1
› 5 alle woordjes
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Methode 1
5 alle woordjes
Jaar 3 (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
der Euro= de euro wirken =overkomen die Münze= de munt die Banknote= het bankbiljet die Süßigkeiten= het snoep das Handy (Handys)= het mobieltje die Getränke =de drankjes die Kosmetik =de make-up, de cosmetica das Geld =het geld das Taschengeld =het zakgeld Ich bekomme 10 Euro Taschengeld pro Woche. =Ik krijg 10 euro zakgeld per week. pro Monat =per maand ehrenamtlich = werken zonder betaald te krijgen die Schulkantine= de schoolkantine kriegen =krijgen sparen – gespart =sparen – gespaard der Betrag =het bedrag Ich trage Zeitungen aus.= Ik heb een krantenwijk. Ich arbeite im Supermarkt.= Ik werk in de supermarkt. das Mofa (Mofas) =de brommer Ich jobbe nebenbei.= Ik heb een bijbaantje. der Vertrag =het contract die EC-Karte= de pinpas Wie gefällt dir deine Arbeit? =Hoe bevalt jouw werk je? das Konto (Konten) =de bankrekening das Geburtstagsgeld =het verjaardagsgeld das Geschenk =het cadeau Kommst du damit aus? =Kom je daarmee uit? die Klamotten =die Kleidung Schulden machen =schulden maken die Erfahrung =de ervaring arbeiten – gearbeitet= werken - gewerkt das Problem =het probleem wütend= woedend übernehmen =op zich nemen Mischa steht nie in den roten Zahlen. =Mischa staat nooit rood. Ich musste meinen Eltern alles erzählen. =Ik moest mijn ouders alles vertellen. leihen – geliehen= lenen – geleend Ich kann mir kein Handy leisten. = Ik kan mij geen mobieltje veroorloven. das Model (Models) =het model der Traumberuf (Traumberufe) =het droomberoep verdienen =verdienen der Hauptberuf = het hoofdberoep der Vorteil (Vorteile)= het voordeel der Nachteil (Nachteile) =het nadeel die Ausbildung=de opleiding Die Arbeit gefällt mir. =Het werk bevalt mij. die negative Seite =de negatieve kant die Uni= de universiteit die Fachhochschule= de HBO-instelling gründlich =grondig aufgeben =opgeven der Extremsportler= de extreemsporter der Weltmeister (Weltmeister)=de wereldkampioen schaffen= lukken tatsächlich =daadwerkelijk die Aushilfe= de hulpkracht die Bedingung =de voorwaarde die Beschäftigung =de bezigheid Englischkenntnisse sind vom Vorteil. = Het beheersen van het Engels is een voordeel. der Umgang =het omgaan die Firma (Firmen) =het bedrijf zuverlässig =betrouwbaar Ich habe Spaß an der Arbeit mit Kindern. = Ik werk graag met kinderen. der Ferienjob =de vakantiebaan das Spazierengehen =het wandelen der Bademeister =de badmeester der Pauschalbetrag= het totaalbedrag der Lebensretter =de levensredder sonnengebräunt =door de zon gebruind unentgeltlich =zonder loon, belangeloos die Währung =munteenheid die Erzieherin =de opvoedster, de pedagoge sich verabschieden =afscheid nemen van die Sehnsucht =het verlangen rühren =ontroeren das Pfand= het statiegeld bezeichnen= aanduiden der Schein= het biljet
Ingezonden op 15-05-2014 - 1311x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!