Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
frans.
› 11 woordenboek 11.2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
frans.
11 woordenboek 11.2
Jaar 4 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
un hôtel = hotel un hôtel 3 etoiles = een driesterren hotel une pension (de famille) = (familie)pensioen le logement = onderdak une auberge de jeunesse = jeugdherberg un club (de vacances) = (vakantie) club un appartement/une maison de vacances= vakantieappartement/-huis libre = vrij complet, -ète = vol(geboekt) L'hôtel affiche complet = Het hotel is vol une chambre = kamer une chambre simple/double = een-/tweepersoonkamer une chambre tout confort = een kamer met alle comfort louer = huren une location = (gehuurd) vakantiehuis(je) une salle de bains = badkamer une douche = douche prendre une douche = een douche nemen, douchen un lavabo = wastafel les W.-C. = toilet un balcon = balkon donner sur = uitkijken op Ma chambre donne sur la rue = Mijn kamer kijkt uit op de straat/ ligt aan de straatkant calme = rustig bruyant,e = lawaaiig, rumoerig central,e = centraal une piscine = zwembad la réception = receptie la hall = lounge l'ascenseur = lift en demi-pension = halfpension prendre une chambre en demi-pension = een kamer met halfpension nemen en pension complète = volpension le petit déjeuner = ontbijt Le petit déjeuner est compris dans le prix de la chambre = Het ontbijt is bij de kamerprijs inbegrepen le restaurant = restaurant la note = rekening le service = bediening le personnel = personeel une station = vakantieoord/-plaats une station thermale = kuuroord une station de sports d'hiver = wintersportplaats le camping = camping un terrain de camping = kampeerterrein faire du camping = kamperen camper = kamperen une tente = tent monter la tente = de tent opzetten une caravane = caravan un campingcar = camper, kampeerauto
Ingezonden op 15-05-2014 - 1189x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!