Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Grieks-Pallas
› 2345678 zonder + zonder persoonlijke voornaamwoorden
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Grieks-Pallas
2345678 zonder + zonder persoonlijke voornaamwoorden
Jaar 2 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
2 εἷς = een; 1 δύο = twee; 2 τρεῖς = drie; 3 τέτταρες = vier; 4 πέντε = vijf; 5 ἕξ = zes; 6 ἑπτά = zeven; 7 ὀκτώ = acht; 8 ἐννέα = negen; 9 δέκα = tien; 10 3 καί = 1 en 2 ook 3 zelfs οὐ, οὐκ, οὐχ = niet δέ, δ' = en; maar ἐστι(ν) = (hij, zij, het) is ὁ θεός = god ὁ ἄνθρωπος = 1 mens 2 man ἔχει = (hij, zij, het) heeft ὁ δοῦλος = slaaf τί = waarom? ἡ χώρα = land; streek πρός = naar(toe); tot πρός + = acc. φέρει = 1 (hij, zij, het) draagt 2 (hij, zij het) brengt τὸ θηρίον = wild dier; beest βαίνει = (hij, zij het) gaat ἡ μάχη = gevecht; strijd φεύγει = (hij, zij het) vlucht (voor) ὁ φόβος = angst; vrees νῦν = nu εἰς = naar; naar binnen; tot γάρ = want τοῦτο = dit; dat ποιεῖ = 1 (hij, zij, het) doet 2 (hij, zij, het) maakt λαμβάνει = hij neemt; hij pakt (vast) ὁ δεσπότης = heerser; meester 4 ἐνταῦθα = daar μέγας, μεγάλη, μέγα = groot δεινός, δεινή, δεινόν = verschrikkelijk; geducht πολύς, πολλή, πολύ = veel φοβερός, φοβερά, φοβερόν = angstaanjagend μία = één geslacht μία = v ἡ κεφαλή = hoofd; kop ἀλλά, ἀλλ' = maar ζητεῖ = (hij) zoekt εὑρίσκει = (hij) vindt; (hij) ontdekt; (hij) treft aan μακρός, μακρά, μακρόν = lang ἔπειτα = daarna οὐδέν = niets πρῶτον μὲν ..., ἔπειτα δέ = eerst ... daarna ἀποκτείνει = (hij) doodt καλεῖ = (hij) roept ὁ φίλος = vriend νέος, νέα, νέον = 1 nieuw 2 jong οὕτω(ς) = zo; op die manier ἄλλος, ἄλλη, ἄλλο = ander ἕκαστος, ἕκαστη, ἕκαστον = ieder αὐτίκα = meteen; onmiddelijk κρύπτει = (hij) verbergt 5 οὖν = 1 dan; nu 2 dus ἀνδρεῖος = dapper ἡ βασίλεια = koningin μάλα = erg; zeer καλός = mooi τὸ δῶρον = geschenk; cadeau φιλος = geliefd θαυμάζω = bewonderen; zich verwonderen φιλέω = houden van ὅτι = 1 dat 2 omdat ἐθέλω = willen; bereid zijn ἐπιθυμέω = verlangen te/om ἐπί = op … af; naar μέλλω = op het punt staan om; van plan zijn; zullen αἰτέω = (iemand) vragen (om) λέγω = zeggen ὥσπερ = zoals πέμπω = sturen; zenden ἥκω = komen; gekomen zijn λύω = losmaken ὁ ξένος = vreemdeling κακός = slecht τὸ ἔργον = werk; daad δή = dan; dus τί = 1 wat? 2 waarom? ἐνθάδε = hier(heen) ἀεί = altijd κελεύω = bevelen; verzoeken; vragen om παρέχω = verschaffen; geven ἄγω = brengen; leiden λείπω = verlaten; laten ὕστερον = later μέν = onvertaald laten 6 γαμέω = trouwen (met) Ἀθηναῖος = Atheens ὁ πολίτης = burger ἰσχυρός = sterk; krachtig φυλάττω = bewaken τὸ τέκνον = kind οἰκέω = wonen εἰσιν = (zij) zijn ἡ νῆσος = eiland ὁ κίνδυνος = gevaar διά = door; wegens οὐδείς = niemand (lett. zelfs niet één) ὁ Ἀθηναῖος = Athener μόνον = slechts; alleen maar ἡ παρθένος = meisje αἱ Ἀθῆναι = Athene ὁ χρόνος = tijd τὸ πλοῖον = schip πλέω = varen ἡ λύπη = verdriet μετά = na σῴζω = redden εἰ = als; indien χαίρω = blij zijn 7 μόνος = alleen αἴρω = optillen ὧδε = zo; als volgt ἀκούω = horen ἡ ἡμέρα = dag θαυμάζω ὅτι = zich erover verwonderen dat εἶναι = (te) zijn μένω = blijven; wachten (op) ἡ ἀνδρεία = moed; dapperheid ἡ θύρα = deur ἅμα = tegelijk; tegelijkertijd καθεύδω = slapen ἡ θάλαττα = zee 8 ἑαυτόν = zichzelf ὁ θάνατος = de dood ἡ συμφορά = 1 gebeurtenis 2 ongeluk ἡ ἐλευθερια = vrijheid τυγχάνω = krijgen; treffen; bereiken μετά = (samen) met ἐκ = uit νομίζω = beschouwen als; vinden μετέχω = deelhebben aan; deelnemen aan φυγή, ἡ = vlucht ἱερός = 1 heilig 2 gewijd aan ἐκβαίνω = gaan uit ἐπί = op ὁ οἶνος = wijn ἐπιθυμέω = verlangen naar; begeren φροντίζω = zich bekommeren om αἴτιος = verantwoordelijk voor; schuldig aan ὁ ὓπνος = slaap ἡ αἰτία = oorzaak πλήν = behalve αὖθις = opnieuw; weer ἡ φωνή = stem ἀποστερέω = beroven van ἂνευ = zonder ἀναβαίνω = omhoog gaan; beklimmen βλέπω = kijken ὁ υἱός = zoon κατέχω = in zijn macht hebben; vasthouden; beheersen δακρύω = huilen ὁ βίος = leven μετά ταῦτα = na dit; daarna ἀπό = vanaf πίπτω = vallen ἀποθνῄσκω = sterven τίς = 1 wie; wat? 2 welk(e)? ὁ ἣλιος = zon περί = om; over
Ingezonden op 21-05-2014 - 455x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!