Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Duits Neue Kontakte Maaike
› 6 Duits Zinnen
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Duits Neue Kontakte Maaike
6 Duits Zinnen
Jaar 2 (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wo fahrt ihr in den Ferien hin? D =Waar gaan jullie op vakantie naartoe? Wir fahren mit dem Fahrrad nach Stahlbrode. C =Wij gaan op de fiets naar Stahlbrode. Und dann mit dem Schiff nach Rügen? D =En dan met de boot naar Rügen? Stimmt. Wir haben ein Hotel mit Frühstück. C =Klopt. We hebben een hotel met ontbijt. Gute Reise und viel Spaß! D =Goede reis en veel plezier! Ich freue mich auf die Reise. C =Ik verheug me op de reis. Sollen wir mit dem Zug fahren? A Zullen we met de trein gaan? Nein, wir fahren mit dem Auto. D =Nee, we gaan met de auto. Wann sind wir bei Oma? A =Waneer zijn we bij oma? Wir sollen vor 12 Uhr da sein. D =We moeten er voor twaalf uur zijn. Wo ist mein Schlüssel? B =Waar is mijn sleutel? Welchen Schlüssel suchst du? C =Welke sleutel zoek je? Den Schlüssel von meinem Scooter. =Ich habe schon zweimal das ganze Haus durchsucht. B De sleutel van mijn scooter. Ik heb al twee keer het hele huis doorzocht. Er wird schon irgendwo sein. C =Hij zal wel ergens zijn. Kann ich bei euch schlafen? B =Kan ik bij jullie slapen? Bis wann willst du denn bleiben? A =Tot wanneer wil je dan blijven? Bis meine Eltern wieder zu Hause sind. B=Tot mijn ouders weer thuis zijn. Die sind doch erst heute nach Italien gefahren? A =Die zijn toch pas vandaag naar Italië gegaan? Taxi bitte! B =Taxi alstublieft! Guten Tag. Wo wollen Sie hin? C =Goedendag. Waar wilt u naartoe? Ich muss zum Geldautomaten in der Stresemannstraße und zurück bitte. B =Ik moet naar de pinautomaat in de Stresemannstraße en terug alstublieft. Kein Problem. In einer Viertelstunde sind wir wieder hier. C =Geen probleem. Over een kwartier zijn we weer hier. Haben Sie noch ein Zimmer frei? D =Heeft u nog een kamer vrij? Eigentlich nicht. C =Eigenlijk niet. Was meinen Sie das? Jedes Zimmer ist mir recht. D =Hoe bedoelt u dat? Ik vind elke kamer goed. Na ja, ich habe noch ein Zimmer frei, aber ohne Bad und ohne Dusche. C =Nou ja, ik heb nog een kamer vrij, maar zonder bad en zonder douche. Kein Problem, was kostet dieses Zimmer? D =Geen probleem, wat kost deze kamer? 50 Euro pro Nacht. C =50 euro per nacht. Gut, ich nehme es. D =Goed, ik neem hem. Für wie lange? C =Voor hoe lang?
Ingezonden op 21-05-2014 - 1343x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!