Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Pourquoi pas !, deel 1

4 c'est la

Jaar 1 (Gymnasium)

C’est la fête! = Het is feest!

4.1
Le calendrier = de kalender
la date = de datum
janvier = januari
février = februari
mars = maart
avril = april
mai = mei
juin = juni
juillet = juli
août = augustus
septembre = september
octobre = oktober
novembre = november
décembre = december
premier = eerste
le roi = de koning 
la reine = de koningin
Pâques = Pasen
en chocolat = van chocolade
le dos = de rug
rentrer = teruggaan
Noël = Kerstmis
manger = eten
l’hiver = de winter
le printemps = de lente
l’été = de zomer
l’automne = de herfst
Joyeux anniversaire ! = Gefeliciteerd met je verjaardag 
la saison = het seizoen
4.2
le produit = het product
le magasin = de winkel
la pharmacie = de apotheek
la librairie = de boekhandel
le stylo-plume = de vulpen
les fruits et légumes = fruit en groente
la fraise = de aardbei
la tomate = de tomaat
la pomme de terre = de aardappel
la salade = de sla, de salade
le ballon = de bal
bon marché = goedkoop
la boîte = het blikje, het doosje
le croissant = de croissant
l'eau = het water
l'eau minérale = het mineraalwater
le lait = de melk
le jus de fruite = het vruchtensap
la baguette = het stokbrood
le yaourt = de yoghurt
la souris = de muis
la conversation = het gesprek 
le magasin de sports = de sportwinkel
créer = maken
au/à la/à l'/aux = naar
le marché = de markt
l'épicerie = de kruidenierswinkel
pouvoir = kunnen
vouloir = willen
la poire = de peer
la banane = de banaan
le concombre = de komkommer
l'oignon = de ui
la carotte = de wortel
le champignon = de champignon
le poivron = de paprika
la confiture = de jam
le sucre = de suiker
le sel = de zout
le poivre = de peper
la viande = het vlees
la boulangerie = de bakkerij
la boucherie = de slagerij
le supermarché = de supermarkt
cher/chère = duur
4#3
C'est pour qui? = Voor wie is het?
le guide = de gids
pour = voor
le père = de vader
le prof = de docent
le ski = het skiën 
la photo = de fotografie, de foto
voyager = reizen
un artiste = een kunstenaar
le cinéma = de film, de bioscoop
le film = de film
les parents = de ouders
divorcé(e) = gescheiden
le petit frère = het broertje 
être fou/folle de = gek zijn op
la cousine = het nicht#je# #kind van oom/tante#
la tante = de tante
à ma tante préférée = voor mijn lievelingstante
l'#ncle = de oom 
romantique = romantisch
offrir = geven
le million = het miljoen
environ = ongeveer 
l'habitant = de inwoner
l'année = het jaar
la paix = de vrede
le sang = het bloed
le pont = de brug
le pot = de pot
sain#e# = gezond
le jardin = de tuin
le matin = de ochtend
le chiffre = het getal
cent un = 101
deux cents = 200
mille = 1000
le grand-père = grootvader
les grands-parents = de grootouders
la mami = de oma
le papi = de opa
le cousin = de neef #kind van je oom/tante#
le gâteau = de taart
marié#e# = getrouwd
le mariage = het huwelijk
le divorce = de scheiding
4#4
Vous désirez? = U wenst?
on boit = men drinkt, we drinken
les toilettes = het toilet
la porte = de deur
à droite = rechts
le jus d'orange = de sinaasappelsap
l'orange = de sinaasappel
bien frais = lekker fris
frais/fraîche = fris, koel
le glaçon = het ijsblokje
le coca = de cola
un verre de coca = een glas cola
le fromage = de kaas
je voudrais = ik wil graag
le sandwich = het broodje
un sandwich au fromage = een broodje kaas
Ça fait combien? = Hoeveel kost het?
s'il vous plaît = alstublieft #bij het vragen#
tenez = alstublieft #bij geven#
le jambon = de ham
le beurre = de boter
végétarien#ne# = vegetarisch
le snack = de snack
le plat = het gerecht
le plat du jour = de dag schotel
le poulet = de kip
les frites = de patat
le menu = het menu
le dessert = het dessert, het toetje
le café = de koffie
le thé = de thee
le boisson = het drankje
la glace = het ijs
la vanille = de vanille
le chocolat = de chocolade
le citron = de citroen
la boule = de bol, het bolletje
le jus de citron = de citroensap
le jus de pomme = de appelsap
la pomme = de appel
l'eau gazeuse = het mineraal water met prik
le chocolat chaud = de warme chocolade melk
chaud#e# = warm
les courses = de boodschappen
la bouteille = de fles
le paquet = de zak, het pakje, de doos
les chips = de chips
le pain = het brood
la pizza = de pizza
la boîte = de bak
le vin = de wijn
la limonade = de limonade
le gramme = de gram
le kilo = de kilo
prendre = nemen
le soif = de dorst
la faim = de honger
le café = het café
le restaurant = het restaurant
l'entrée = het voorgerecht
à gauche = links
froid(e) = koud

Ingezonden op 25-05-2014 - 1323x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 25-06-2014.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Hoi, veel leer plezier ;), dit is uit de nieuwste en een oudere versie (wij werken op school met 2 delen van de glossaire)

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Pourquoi pas !, deel 1

4 c'est la