Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Neue Kontakte, deel 1

1345 Redemittel H1+4 alleen vragen H3+5 alleen antwoorden

Jaar 2 (vmbo-t/havo/vwo)

**Hoofdstuk 1 (vragen)**

-Redemittel E-
Wer bist du? = Wie ben jij?
Woher kommst du? = Waar kom je vandaan?
Wie alt bist du? = Hoe oud ben jij?
Und wer ist das? = En wie is dat?
Wie heißt du? = Hoe heet jij?
Wo wohnst du? = Waar woon jij?
Liegt das in Österreich? = Ligt dat in Oostenrijk?
Gehst du in die Schule? = Ga je naar school?
Hast du ein Haustier? = Heb je een huisdier?
Wie heißt ihr? = Hoe heten jullie?
Woher kommt ihr? = Waar komen jullie vandaan?
Wie alt seid ihr? = Hoe oud zijn jullie?
-Redemittel M-
Ist das ein Mädchen? = Is dat een meisje?
Wie heißt er? = Hoe heet hij?
Geht er in die Schule? = Gaat hij naar school?
Wer ist das? = Wie is dat?
Wo wohnt sie? = Waar woont zij?
Woher kommt sie? = Waar komt zij vandaan?
Was ist dein Familienname? = Wat is je achternaam?
Und was ist dein Vorname? = En wat is je voornaam?
Was ist dein Wohnort? = Wat is je woonplaats?
Wo liegt das? = Waar ligt dat?
Stell dich bitte vor! = Stel jezelf alsjeblieft voor!
Was ist dein Alter? = Wat is je leeftijd?
In welche Klasse gehst du? = In welke klas zit je?
Stellen Sie sich bitte vor! = Stelt u zichzelf alstublieft voor!
Ist das eine Stadt? = Is dat een stad?
Guten Tag! = Goedendag!
Wie heißen Sie? = Hoe heet u?
Kommen Sie aus Deutschland, Frau Keller? = Komt u uit Duitsland, mevrouw Keller?
Auf Wiedersehen! = Tot ziens!
**Hoofdstuk 3 (antwoorden)**
Bitte. = Toe maar. 
Sehen Sie das Kaufhaus dort? Da gehen Sie nach links. = Ziet u dat warenhuis daar? Daar gaat u naar links.
Bitte. = Graag gedaan.
Tut mir leid, ich bin nicht von hier. = Sorry, ik ben niet van hier.
Du fährst hier geradeaus und dann die zweite Straße links. = Je gaat hier rechtdoor en dan de tweede straat links.
Etwa fünfhundert Meter. = Ongeveer vijfhonderd meter.
Gehen Sie geradeaus. An der ersten Kreuzung ist das Schwimmbad. = U gaat rechtdoor. Bij het eerste kruispunt is het zwembad.
Keine Ursache. = Geen dank. 
Ja, bitte. = Ga je gang. 
Das weiß ich auch nicht. = Dat weet ik ook niet.
An der Ampel dort biegen Sie rechts ab und dann die dritte Straße links. = Bij het verkeerslicht daar slaat u af naar rechts en dan de derde straat links.
Überqueren Sie hier die Straße und gehen Sie immer geradeaus. = U steekt hier de straat over en ga dan alsmaar rechtdoor.
Bitte. = Alstublieft.
Ich gehe in eine Realschule. = Ik zit op de havo.
Um Viertel vor acht fangen wir an. = Om kwart voor acht beginnen we. 
Ich fahre mit dem Fahrrad. = Ik ga op de fiets.
Ich gehe in die achte Klasse. = Ik zit in de achtste/tweede klas. 
Die dauert 45 Minuten. = Een lesuur duurt 45 minuten. 
Das weiß ich nicht. = Dat weet ik niet. 
Mein Lieblingsfach ist Technik. = Mijn lievelingsvak is Techniek. 
Kunst finde ich blöd. = Handvaardigheid vind ik stom. 
In Geschichte habe ich eine Drei. = Voor geschiedenis heb ik een drie/zeven. 
Da habe ich Mathe. = Dan heb ik wiskunde.
Da haben wir Deutsch. = Dan hebben we Duits.
Am Freitag habe ich eine Doppelstunde = Op vrijdag heb ik een blokuur. 
Um Viertel nach neun. = Om kwart over negen.
Die dauert 35 Minuten. = Die duurt 35 minuten.
Ja, in Englisch, Bio und Erdkunde. = Ja, Engels, biologie en aardrijkskunde.
Die mache ich vor dem Abendessen. = Dat doe ik voor het avondeten.
**Hoofdstuk 4 (vragen)**
Machst du Sport? = Doe je aan sport?
Hast du andere Hobbys? = Heb je andere hobby's?
Dann hörst du bestimmt auch gerne Musik? = Dan luister je vast ook graag naar muziek?
Liest Nadine gerne Bücher? = Leest Nadine graag boeken?
Geht sie auch gerne in die Disko? = Gaat ze ook graag naar de disco?
Was macht sie noch gern? = Wat doet ze verder nog graag?
Sieht dein Bruder seine Freunde oft? = Ziet je broer zijn vrienden vaak?
Auch am Wochenende? = Ook in het weekend?
Was machen die denn so? = Wat doen ze meestal?
Was machen Sie in Ihrer Freizeit? = Wat doet u in uw vrije tijd?
Sehen Sie auch Serien? = Kijkt u ook naar series?
Ist Erwin gut in Computerspielen? = Is Erwin goed in computerspelletjes?
Spielt er auch im Netz? = Speelt hij ook op internet?
Is er Anfänger? = Is hij een beginner?
Liest dein Vater morgens die Bild-Zeitung? = Leest je vader 's morgens de Bild-Zeitung?
Und du, kannst du schon Deutsch lesen? = En jij, kun jij ook al Duits lezen?
Hast du viele Hobbys? = Heb je veel hobby's?
Was machst du am liebsten? = Wat doe je het liefst?
Gewinnt ihr oft? = Winnen jullie vaak?
Wann hast du Klettertraining? = Wanneer heb je klimtraining?
Bist du in einem Team? = Zit je in een team?
Hast du auch Wettkämpfe? = Doe je ook mee aan wedstrijden?
Habt ihr jetzt frei? = Zijn jullie nu vrij?
Kann ich mittkommen? = Mag ik mee?
Hast du ein Fahrrad für mich? = Heb je een fiets voor mij?
Wir machen heute eine Mountainbike-Tour. = We gaan vandaag mountainbiken.
Fährst du noch schnell ein Rennen gegen mich? = Ga je nog even snel een wedstrijdje doen met mij?
Gegen euch verlieren wir immer! = Tegen jullie verliezen we ook altijd!
Ich glaube, ihr trainiert auch viel mehr. = Ik denk dat jullie ook veel vaker trainen.
Was kannst du gut? = Wat kun jij goed?
Machst du das auch gern? = Doe je dat ook graag?
**Hoofdstuk 5 (antwoorden)**
Ein Brötchen mit Butter und Käse. = Een broodje met boter en kaas.
Dazu trinke ich immer ein Glas Milch. = Ik drink er altijd een glas melk bij.
Ja, die mag ich gern zum Abendessen. = Ja, die vind ik lekker als avondeten.
Salat schmekt mir nicht. = Sla vind ik helemaal niet lekker.
Am liebsten mag ich Eis. = Het liefst lust ik ijs.
Nein, ich habe Durst. = Nee, ik heb dorst.
Nein, ich möchte Orangensaft. = Nee, ik wil graag sinaasappelsap.
Mein Lieblingsessen ist Pizza. = Mijn lievelingseten is pizza. 
Dann trinke ich nur einen Tee. = Dan drink ik alleen een kop thee.
Nein, Fleisch un Fisch esse ich nicht. Ich bin Vegetarier. = Nee, vlees en vis eet ik niet. Ik ben vegetariër.
Oft Gemüsesuppe und noch eine Orange oder einen Apfel. = Vaak groentesoep en nog een sinaasappel of een appel.
Wir essen mittags warm. = Wij eten tussen de middag warm.
Wir essen Spaghetti. = Wij eten spaghetti.
Nein, dann essen wir meistens nur ein bisschen. = Nee, dan eten wij meestal maar een beetje.
Warum? = Waarom?
Hier, bitte. = Hier, alsjeblieft.
Nein danke. = Nee, dank je.
Auch nicht. Ich trinke den Kaffee lieber schwarz. = Ook niet. Ik drink mijn koffie liever zwart.
Ich möchte einen gemischten Salat. = Ik wil een gemengde salade. 
Ich nehme das Huhn mit Reis. = Ik neem de kip met rijst. 
Ja, einen Eistee und ein Mineralwasser bitte. = Ja, een ijsthee en een mineraalwater alstublieft.
Gleichfalls! = Insgelijks!
Bitte schön. = Alsjeblieft. 
Nein, im Moment leider nicht. = Nee, op dit moment helaas niet. 
Ein Euro fünfzig. = Een euro vijftig.
Drei Euro zwanzig, bitte. = Drie euro twintig, alstublieft.
Ich bringe sofort eine Gabel. = Ik breng u meteen een vork. 
Ja, natürlich. = Natuurlijk.
Ja, ich komme sofort. = Ja, ik kom eraan.
Ich nehme einen großen Eisbecher mit Sahne. = Ik neem een grote ijscoupe met slagroom.
Super! = Super!
Danke. = Dank u.
Einen Kaffee und einen Tee bitte. = Een koffie en een thee alstublieft.

Ingezonden op 04-06-2014 - 3811x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Hopelijk hebben jullie er iets aan x

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Neue Kontakte, deel 1

1345 **Redemittel** H1+4 alleen vragen H3+5 alleen antwoorden

1345 Redemittel H1+4 alleen vragen H3+5 alleen antwoorden