Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Carte Orange unit 6
› 6 apprendre 1 t/m 9
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Carte Orange unit 6
, deel 1
6 apprendre 1 t/m 9
Jaar 1 (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
les grands-parents (m) = de grootouders le grand-père = de opa la grand-mère = de oma le petit-fils = de kleinzoon la petite-fille = de kleindochter les parents (m) = de ouders le mari = de man, de echtgenoot l'enfant (m/v) = het kind le fils = de zoon la fille = de dochter le frère = de broer l'oncle (m) = de oom le cousin = de neef la cousine = de nicht le neveu = de neef (kind van zus of broer) la nièce = de nicht (kind van zus of broer) le mariage = het huwelijk le divorce = de scheiding marié = getrouwd divorcé = gescheiden l'anniversaire (m) = de verjaardag la réunion de famille = de familiereünie à droite = rechts à gauche = links derrière = achter au milieu = in het midden mamie = oma vous venez = jullie komen fêter = vieren il vient = hij komt l'an (m) = het jaar espérer = hopen bizarre = raar la plainsanterie = de grap pire = erger maintenant = nu arriver = aankomen rigoler = lachen, lol hebben l'âge (m) = de leeftijd papy = opa arrêter = stoppen Jean est mon père. = Jean is mijn vader. Sonia est ma mère. = Sonia is mijn moeder. Ce sont mes parents. = Het zijn mijn ouders. une adresse = een adres mon adresse = mijn adres mijn (m) = mon père (m) mijn (v) = ma mère (v) mijn (mv) = mes parents (mv) jouw (m) = ton père (m) jouw (v) = ta mère (v) jouw (mv) = tes parents (mv) zijn/haar (m) = son père (m) zijn/haar (v) = sa mère (v) zijn/haar (mv) = ses parents (mv) Het is afschuwelijk. = C'est horrible. Het is niet zo erg. = Ce n'est pas grave. Het is moeilijk te verdragen. = C'est dur à supporter Dat is nog niet alles. = Ce n'est pas tout. Je overdrijft toch zeker. Tu exagères sûrement. Het komt wel in orde. = Ça va s'arranger. mogelijk = possible nu = maintenant oudere, oudste = aîné, aînée laatste, vorige = dernier zoenen = embrasser de kus = le baiser hij wacht = il attend de middag = l'après-midi (m) de uitgang, het uitgaan = la sortie niet meer = ne ... plus laten = laisser verdragen = supporter de avond = le soir ze maken = ils font alleen = seul, seule belachelijk = ridicule overdrijven = exagérer het zakgeld = l'argent (m) de poche in elk geval = de toute façon aan de kant van = du côté de veranderen = changer 20 = vingt 21 = vingt et un 22 = vingt-deux 23 = vingt-trois 24 = vingt-quatre 25 = vingt-cinq 26 = vingt-six 27 = vingt-sept 28 = vingt-huit 29 = vingt-neuf 30 = trente 31 = trente et un 32 = trente-deux 40 = quarante 50 = cinquante 60 = soixante 70 = soixante-dix 71 = soixante et onze 72 = soixante-douze 80 = quatre-vingts 81 = quatre-vingt-un 82 = quatre-vingt-deux 90 = quatre-vingt-dix 91 = quatre-vingt-onze 92 = quatre-vingt-douze 100 = cent J'ai 14 ans. = Ik ben 14 jaar. L'oncle Maurice a 75 ans. = Oom Maurice is 75 jaar. Tu as quel âge? = Hoe oud ben je? Vous avez quel âge? = Hoe oud bent u? de verjaardag = l'anniversaire (m) de grootmoeder, de oma = la grand-mère oma = mamie aardig = gentil de bloem = la fleur de leeftijd = l'âge (m) al = déjà het jaar = l'an (m) nog = encore jong = jeune onverdraaglijk = insupportable geluk hebben = avoir de la chance de zoon = le fils de ouders = les parents (m) gescheiden = divorcé, divorcée ik verveel me = je m'ennuie delen = partager getrouwd = marié, mariée de oom = l'oncle (m) de geboorte = la naissance het neefje (kind van je broer of zus) = le neveu het nichtje (kind van broer of zus) = la nièce de bioscoop = le cinéma gaan = aller het huwelijk = le mariage de neef (kind van je oom en tante) = le cousin de auto = la voiture het merk = la marque de familie, het gezin = la famille beslissen, besluiten = décider de nicht (kind van je oom en tante) = la cousine iets = quelque chose de zee = la mer aan zee = au bord de la mer jullie gaan, u gaat = vous allez de dag = la journée het strand = la plage de kleinkinderen = les petits-enfants tijdens = pendant zingen = chanter de maanden van het jaar = les mois de l'année januari = janvier februari = février maart = mars april = avril mei = mai juni = juin juli = juillet augustus = août september = septembre oktober = octobre november = novembre december = décembre Prettige verjaardag. = Bon anniversaire. Hoe oud ben je? = Tu as quel âge? Ik ben dertien jaar. = J'ai treize ans. Ik word veertien jaar. = Je vais avoir quatorze ans. Heb je broers en zussen? = Tu as des frères et des soeurs? Ik heb een zus. = J'ai une soeur. Ik heb geen broer. = Je n'ai pas de frère. Ik ben enig kind. = Je suis fils/fille unique.
Ingezonden op 08-06-2014 - 1132x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!