Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Vocabulary Junior High
› 1 Woorden tot blz 19
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Vocabulary Junior High
1 Woorden tot blz 19
Jaar 2 (vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
1. A. hour = uur minute = minuut month = maand to last = duren about = ongeveer; over; besteden (aan) to spend (on) = besteden (aan); doorbrengen; uitgeven quarter of an hour = kwartier nearly/almost = bijna to see = zien to start/to begin = beginnen to finish/to end = eindigen at the moment = op het ogenblik B. season = seizoen spring = lente summer = zomer autumn = herfst winter = winter last = laatste; vorig often = vaak to get up = opstaan usually = gewoonlijk early = vroeg Easter = Pasen New Year's Eve = Oudejaar 2. sometimes = soms to stay = (ver)blijven till/until = tot from ... to/till = van ... tot holidays = vakantie since = sinds at once = direct today = vandaag next = volgende once = één keer; eens twice = twee keer three times = drie keer four times etc. = vier keer tonight = vanavond; vannacht every/each = ieder/elk B. or = of during = tijdens/gedurende to arrive = aankomen in (+tijd) = over within = binnen again = weer/nog eens period = periode century = eeuw to leave = vertrekken; achterlaten; verlaten ago = geleden to depart = vertrekken departure = vertrek screen = scherm just = net/zojuist; alleen maar 3. youth = jeugd too = te to meet = ontmoeten meeting = vergadering date = datum; afspraak to wait (for) = wachten (op) moment = ogenblik already = al/reeds immediately = onmiddellijk to have to/must = moeten soon = spoedig/gauw as soon as = zodra not yet = nog niet some time ago = een tijdje geleden afterwards = daarna hardly = nauwelijks hardly ever = bijna nooit ready = klaar still = nog (steeds) to hear = horen a.m. = voor de middag p.m. = na de middag by = tegen suddenly = plotseling rarely = zelden gradually = geleidelijk probably = waarschijnlijk perhaps/maybe = misschien the future = de toekomst the past = het verleden 4. A. family name/surname = achternaam first name/Christian name = voornaam to call = noemen; roepen; bellen address = adres to find = vinden postcode = postcode initial = voorletter to spell = spellen age = leeftijd young = jong to fill in = invullen form = formulier to sign = tekenen to forget = vergeten signature = handtekening date of birth/birth date = geboortedatum place of birth/birthplace = geboorteplaats birthday = verjaardag he was born = hij werd geboren 5. daughter = dochter son = zoon family = gezin/familie parents = ouders grandparents = grootouders grandchildren = kleinkinderen uncle = oom aunt = tante cousin = neef/nicht nephew = neef niece = nicht to stay with = logeren bij relative = familielid only = enige; pas/maar/slechts; alleen rest home = bejaardentehuis people = mensen also = ook too = ook brother-in-law = zwager sister-in-law = schoonzus to expect = verwachten adult = volwassene grown-up = volwassene twin = tweeling to marry = trouwen married to = getrouwd met marriage = huwelijk 6. wedding = bruiloft honeymoon = huwelijksreis single = ongehuwd/vrijgezel husband = man/echtgenoot Mr = mijnheer woman = vrouw Mrs/Ms = mevrouw wife = vrouw/echtgenote dead = dood to die = sterven death = dood to bury = begraven funeral = begrafenis speech = toespraak lady/gentleman = dame/heer both = beide friend = vriend(in) boyfriend = vriend (in relatie) girlfriend = vriendin (in relatie) to live together = samenwonen couple = paar/stel to divorce = scheiden to bring up = grootbrengen alone/on your own = alleen to be in love (with) = verliefd zijn (op) to fall in love (with) = verliefd worden relationship = relatie 7. face = gezicht head = hoofd nose = neus blond = blond (man) blonde = blond (vrouw) to wash = wassen soap = zeep to stand = staan to nod = knikken to walk = lopen leg = been to break = breken wrist = pols to fall = vallen body = lichaam to look lie = eruit zien stick = stok knee = knie part = deel foot = voet tooth = tand toe = teen to touch = aanraken mouth = mond belly = buik blow = klap/slag cheek = wang finger = vinger nail = nagel to take = nemen 8. skin = huid sensitive = gevoelig negro = neger race = ras shoulder = shouder stomach = maag tall = lang/groot (lichaam) height = lengte (lichaam) small = klein medium = gemiddeld beard = baard moustache = snor pretty = knap (vrouwen); vrij/nogal handsome = knap (mannen) good-looking = knap (m/v) attractive = aantrekkelijk strong = sterk fat = dik (lichaam); vet slim = slank to slim = afslanken figure = figuur to get = krijgen; worden to want = willen thin = mager lung = long to breathe = ademen bald = kaal tattoo = tatoeage to remove = verwijderen shape = vorm/conditie 9. Nederland = The Netherlands Holland = Holland Nederlands = Dutch een Nederlander = a Dutchman Groot-Brittannië = Great Britain Brits = British een Brit = a Briton Engeland = England Engels = English een Engelsman = an Englishman Schotland = Scotland Schots = Scottish een Schot = a Scot(sman) Ierland = Ireland Iers = Irish een Ier = an Irishman België = Belgium Belgisch = Belgian een Belg = a Belgian Frankrijk = France Frans = French een Fransman = a Frenchman Duitsland = Germany Duits = German een Duitser = a German Oostenrijk = Austria Oostenrijks = Austrian een Oostenrijker = an Austrian Zwitserland = Switzerland Zwitsers = Swiss een Zwitser = a Swiss Spanje = Spain Spaans = Spanish een Spanjaard = a Spaniard Portugal = Portugal Portugees = Portuguese een Portugees = a Portuguese Italië = Italy Italiaans = Italian een Italiaan = a Italian Griekenland = Greece Grieks = Greek een Griek = a Greek Turkije = Turkey Turks = Turkish een Turk = a Turk Marokko = Morocco Marokkaans = Moroccan een Marokkaan = a Moroccan Denemarken = Denmark Deens = Danish een Deen = a Dane Zweden = Sweden Zweeds = Swedish een Zweed = a Swede Noorwegen = Norway Noors = Norwegian een Noor = a Norwegian Amerika = America Amerikaans = American een Amerikaan = an American Rusland = Russia Russisch = Russian een Rus = a Russian China = China Chinees = Chinese een Chinees = a Chinese Japan = Japan Japans = Japanese een Japanner = a Japanese Europa = Europe Europees = European een Europeaan = a European Afrika = Africa Afrikaans = African een Afrikaan = an African Canada = Canada Canadees = Canadian een Canadees = a Canadian Australië = Australia Australisch = Australian een Australiër = an Australian 10. town/city = stad inhabitant = inwoner village = dorp garden = tuin behind = achter in front of = voor pond = vijver flower = bloem plant = plant to live = wonen; leven kind/sort = soort flat = flat garage = garage roof = dak room = ruimte; kamer toilet/lavatory = toilet corridor/passage = gang hall = hal floor = verdieping; vloer ground floor = benedenverdieping to drop = laten vallen bungalow = bungalow same = zelfde bedroom = slaapkamer guest room/spare room = logeerkamer other = ander 11. living room/lounge = huiskamer television = televisie telly/box = televisie chair = stoel table = tafel to sit = zitten homeless = dakloos to own = bezitten owner = eigenaar stairs = trap upstairs = boven downstairs = beneden attic - zolder to build = bouwen person = persoon sofa/settee/couch = bank (in kamer) armchair = fauteuil/leunstoel bookcase = boekenkast shelf = plank wall = muur to paint = verven colour = kleur window = raam through = door out of = uit 12. to sleep = slapen quiet = rustig awake = wakker except = behalve to wake up = wakker worden; wakker maken/wekken alarm clock = wekker to set = zetten noise = lawaai curtain = gordijn to share = delen clean = schoon to clean = schoonmaken vacuum cleaner = stofzuiger blanket = deken duvet = dekbed sheet = laken kitchen = keuken cupboard = kast to cook = koken to boil = koken (100 graden) plate = bord knife = mes fork = vork spoon = lepel saucer = schoteltje tray = dienblad without = zonder 13. wardrobe = klerenkast desk = bureau dream = droom to dream = dromen bath = bad bathroom = badkamer shower = douche washbasin = wastafel waste bin = afvalbak paper = papier piece = stuk cellar = kelder refrigerator/fridge = koelkast to keep = houden tidy = netjes sharp = scherp point = punt coffee maker = koffiezetapparaat freezer = diepvries cooker = fornuis microwave = magnetron oven = oven washing machine = wasmachine to wash up/to do the dishes = afwassen to dry up = afdrogen towel = handdoek dishwasher = afwasmachine to heat = verwarmen quick = vlug/snel 14. out of order = stuk to fix/to repair = repareren own = eigen nice = mooi/leuk neighbours = buren neighbourhood = buurt to rent = huren; verhuren rent = huur to let = te huur to move = verhuizen to sell = verkopen for sale = te koop sale = verkoop to buy = kopen to pay = betalen money = geld to knock = kloppen to enter = binnengaan to push = duwen/drukken to pull = trekken to ring the bell = bellen button = knop mayor = burgemeester (town) council = gemeenteraad to use = gebruiken sleepy = slaperig/lui furniture = meubelen wood = hout wooden = houten 15. to watch = kijken naar (lang) to look at = kijken naar (kort) viewer = TV-kijker to listen (to) = luisteren (naar) to switch on/to turn on = aandoen to switch off/to turn off = uitdoen to turn down = zachter zetten to turn up = harder zetten volume = geluid fire = vuur; brand on fire = in brand to burn = branden central heating = centrale verwarming gas heater = gaskachel to close/to shut = sluiten to lock = op slot doen lock = slot key = sleutel to turn = (om)draaien home = naar huis at home = thuis to mow = maaien lawn = gazon lawn mower = maaimachine shed = schuurtje tree = boom root = wortel branch = tak to dig = graven
Ingezonden op 11-06-2014 - 785x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!