Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

School, deel 3

0 Duits Hoofdstuk 6(+7) woorden en zinnen 2,3,4,6(+2,3,4)

Jaar 3 (vwo)

6.2
anrufen = opbellen
pünktlich = precies op tijd
sich überlegen = ergens over nadenken
abhauen = ervandoor gaan
jedenfalls = in ieder geval
zufällig = toevallig
klingeln = aanbellen
der Zwillingsbruder = de tweelingbroer
die Klassenarbeit = het proefwerk
unbedingt = hoe dan ook
die Schule schwänzen = spijbelen
der Grund = de reden
etwas Vernünftiges = iets verstandigs
etwas schaffen = iets halen, redden
die mittlere Reife = het havo-diploma
raten = adviseren
geeignet = geschikt
sich bewerben = solliciteren
anständig = netjes
zuverlässig = betrouwbaar
6.3
die Dreharbeiten = de filmopnames
aufgewachsen = opgegroeid
der Darsteller = de acteur, de speler
der Führerschein = het rijbewijs
obwohl = hoewel
der Alltag = het dagelijkse leven
die Leidenschaft = de hartstocht
zwar = weliswaar
das Heim = het tehuis
der Einzelgänger = de eenling
sich sehnen nach = verlangen naar
die Erziehung = de opvoeding
schmuggeln = smokkelen
das Missverständnis = het misverstand
6.4
Ik ga naar Zwitserland. = Ich fahre in die Schweiz.
We gaan naar de zee. = Wir gehen an das Meer.
We vliegen over de stad. = Wir fliegen über die Stadt.
Waarom ga je niet onder de paraplu staan? = Warum stellst du dich nicht unter den Schirm?
Zij gaat naast je liggen. = Sie legt sich neben dich.
Ik ga op de stoel zitten. = Ich setze mich auf den Stuhl.
Ik ben in Zwitserland. = Ich bin in der Schweiz.
We kamperen aan zee. = Wir zelten an dem Meer.
Wat hangt er achter je? = Was hängt da hinter dir?
Wie staat er op de foto tussen hen? = Wer steht auf dem Foto zwischen ihnen?
De sleutel ligt boven de deur. = Der Schlüssel liegt über der Tür.
Ik zit 10 meter achter je. = Ich sitze 10 Meter hinter dir.
6.6
Het meisje is niet in computers geïnteresseerd. = Das Mädchen interessiert sich nicht für Computer.
Men zegt altijd dat dat een jongensaangelegenheid is. = Man sagt immer, das ist Jungensache.
Bij haar thuis is dat anders. = Bei ihr zu Hause ist das anders.
Haar moeder geeft les op de havo. = Ihre Mutter unterrichtet an der Realschule.
Zij ondersteunt haar dochter. = Sie unterstützt die Tochter.
Zij wil met de school stoppen en een vakopleiding gaan volgen. = Sie will mit der Schule aufhören und eine Lehre beginnen.
Ik zit op het moment op het vwo. = Ich besuche zur Zeit das Gymnasium.
Hij neemt zijn sport zeer serieus. = Er nimmt seinen Sport sehr ernst.
Hij is ervan overtuigd dat hij dit doel haalt. = Er ist überzeugt, dass er dieses Ziel schafft.
Tegen die tijd wil hij zijn school afgesloten hebben. = Bis dahin will er seine Schule beenden.
Ze willen graag een leerjongen aannemen. = Sie möchten einen Azubi aufnehmen.
Ik zou graag bij u een opleiding volgen. = Ich würde gerne bei Ihnen einen Ausbildung machen.
U hebt een goede reputatie. = Sie haben einen guten Ruf.
7.2
gliechzeitig = tegelijkertijd
die Werbung = de reclame
nennen - gennant = noemen; genoemd
herstellen = produceren
der Streich = de streek
der Meilenstein = de mijlpaal
behilflich = behulpzaam
die Glotze = de tv
ebenfalls = eveneens
der Spaßvogel = de grapjas
tatsächlich = inderdaad
das Versprechen = de belofte
pflegen = verzorgen
das Risiko - die Risiken = het risico; de risico's
die Nebenwerkung = de bijwerking
der Saft = het sap
einzigartig = uniek
7.3
die Umfrage = de enquête
die Befragten = de ondervraagden
im Allgemeinen = over het algemeen
entfernen = verwijderen
schmerzaft = pijnlijk
wirksam = werkzaam; doeltreffend
sinken = dalen
dennoch = toch
ernst nehmen = serieus nemen
übersetzen = vertalen
sich eignen für = geschikt zijn voor
angeben = opscheppen
unauffällig = onopvallend
sogar = zelfs
7.4
Ik weet niet wanneer hij komt. = Ich weiß nicht, wann er kommt.
Als het regent, gaan we niet wandelen. = Wenn es regnet, gehen wir nicht spazieren.
Toen ik hem zag, vond ik hem aardig. = Als ich ihn sah, fand ich ihn nett.
Eerst het eindexamen halen en dan kijken we verder. = Erst das Abitur schaffen und dann sehen wir weiter.
Vriest het buiten? Dan blijf ik thuis. = Friert es draußen? Dann bleibe ich zu Hause.
Wat heeft Lisa dan verteld? = Was hat Lisa denn erzählt?
Studeren of een baan zoeken? = Studieren oder einen Job suchen? 
Weet jij of Stefan straks nog komt? = Weißt du, ob Stefan gleich noch kommt?
Onze auto is niet blauw, maar groen. = Unser Auto ist nicht blau, sondern grün. 
Het werk is leuk maar inspannend. = Die Arbeit ist schön, aber anstrengend.
Ze denkt slechts aan hem. = Sie denkt nur an ihn. 
Ze wil als au pair naar Spanje. = Sie will als Au-pair nach Spanien.
Hij is zo sterk als een beer. = Er ist so stark wie ein Bär.

Ingezonden op 19-06-2014 - 1943x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

School, deel 3

0 Duits Hoofdstuk 6(+7) woorden en zinnen 2,3,4,6(+2,3,4)