Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Frans Lee
› 1 unite 12 werkwoordjes
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Frans Lee
, deel 1
1 unite 12 werkwoordjes
Jaar 2 (aso)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Indicatif Présent - se coucher (zicht neerleggen, gaan slapen)=(je= me couche)(tu=te couches)(il=se couche)(nous=nous couchons)(vous=vous couchez)(ils=se couchent) Indicatif Présent - s' essayer (zich afdrogen) =(j'=essaie)(tu=essaies)(il=essaie)(nous=essayons)(vous=essayez)(ils=essaient) Indicatif Présent - s' habiller (zich aankleden)=(j'=habille)(tu=habilles)(il=habille)(nous=habillons)(vous=habillez)(ils=habillent) Indicatif Présent - se lever (opstaan)=(je= me lève)(tu=te lèves)(il=se lève)(nous=nous levons)(vous=vous levez)(ils=se lèvent) Passé composé - se lever (opstaan)=(je= me suis levé)(tu=t'es levé)(il=s'est levé)(nous=nous sommes levés)(vous=vous êtes levés)(ils=se sont levés) Indicatif Présent - se peigner ( zich kammen)=(je= me peigne)(tu=te peignes)(il=se peigne)(nous=nous peignons)(vous=vous peignez)(ils=se peignent) Passé composé - se peigner ( zich kammen)=(je= me suis peigné)(tu=t'es peigné)(il=s'est peigné)(nous=nous sommes peignés)(vous=vous êtes peignés)(ils=se sont peignés) Indicatif Présent - se raser (zich scheren)=(je= me rase)(tu=te rases)(il=se rase)(nous=nous rasons)(vous=vous rasez)(ils=se rasent) Passé composé - se raser (zich scheren)=(je= me suis rasé)(tu=t'es rasé)(il=s'est rasé)(nous=nous sommes rasés)(vous=vous êtes rasés)(ils=se sont rasés) Indicatif Présent - se reposer (rusten, uitrusten)=(je= me repose)(tu=te reposes)(il=se repose)(nous=nous reposons)(vous=vous reposez)(ils=se reposent) Passé composé - se reposer (rusten, uitrusten)=(je= me suis reposé)(tu=t'es reposé)(il=s'est reposé)(nous=nous sommes reposés)(vous=vous êtes reposés)(ils=se sont reposés) Indicatif Présent - se réveiller (wakker worden)=(je= me réveille)(tu=te réveilles)(il=se réveille)(nous=nous réveillons)(vous=vous réveillez)(ils=se réveillent) s' appeler = heten s' arrêter =stilstaan, stoppen je me suis lavé = ik heb mij gewassen (m) je me suis lavée = ik heb mij gewassen (f) il s' est lavé = hij heeft zich gewassen nous nous sommes lavés = wij hebben ons gewassen (m) nous nous sommes lavées = wij hebben ons gewassen (f) vous vous êtes lavés = jullie hebben je gewassen (m) vous vous êtes lavées = jullie hebben je gewassen (f) elles se sont lavés = zij hebben zich gewassen (m) je ne me suis pas lavé = ik heb mij niet gewassen (met ontkenning) vous ne vous être pas lavé = jullie hebben je niet gewassen (met ontkenning) lave-toi = was je lavons-nous = laten we oms wassen lavez-vous = was jullie ne te lave pas = was je niet ne nous lavons pas = laten we ons niet wassen ne vous lavez pas = was jullie niet je me lave = ik was mij tu te laves = jij was je il se lave = hij wast zich nous nous lavons = wij wassen ons vous vous lavez = jullie wassen je elles se lavent = zij wassen zich je ne me lave pas = ik was me niet avertir (verwittigen)=(j'=avertis)(tu=avertis)(il=avertit)(nous=avertissons)(vous=avertissez)(ils=avertissent) Indicatif Présent - choisir (kiezen)=(je= choisis)(tu=choisis)(il=choisit)(nous=choisissons)(vous=choisissez)(ils=choisissent) Indicatif Présent - guérir (genezen)=(je= guéris)(tu=guéris)(il=guérit)(nous=guérissons)(vous=guérissez)(ils=guérissent) Indicatif Présent - punir (straffen)=(je= punis)(tu=punis)(il=punit)(nous=punissons)(vous=punissez)(ils=punissent) Indicatif Présent - remplir (invullen)=(je= remplis)(tu=remplis)(il=remplit)(nous=remplissons)(vous=remplissez)(ils=remplissent) Indicatif Présent - réussir (slagen)=(je= réussis)(tu=réussis)(il=réussit)(nous=réussissons)(vous=réussissez)(ils=réussissent) choisir de rester = verkiezen te blijven finir de manger = ophouden met eten Indicatif Présent - ouvrir (openen, opendoen)=(j'=ouvre)(tu=ouvres)(il=ouvre)(nous=ouvrons)(vous=ouvrez)(ils=ouvrent)
Ingezonden op 19-06-2014 - 467x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!