Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
d'accord Frans havo/vwo 1
› 5 en 6 Repetitie
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
d'accord Frans havo/vwo 1
5 en 6 Repetitie
Jaar 1 (havo/vwo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Vragen over kloktijden: quelle heure est-il = hoe laat is het il est une heure = het is 1 uur il est cinq heures = het is 5 uur il est midi = het is 12 uur 's middags il est minuit = het is 12 uur 's nachts. à quelle heure ... = hoe laat ... à une heure = om 1 uur à deux heures et demie = om half 3 à midi = om 12 uur 's middags à midi et demi = om half 1 's middags à minuit = om 12 uur 's nachts à minuit et demi = om half 1 's nachts over schooldag praten: je vais à l'école à huit heures = ik ga naar school om acht uur l'école commence à huit heures et demie = de school begint om half negen la récré commence à dix heures = de pauze begint om tien uur la récré finit à une heure et demie = de pauze eindigt om half twee à midi, je vais à la cantine = om twaalf uur ga ik naar de kantine je suis libre de midi à une heure et demie = ik heb pauze van twaalf uur tot half twee. je rentre à la maison à cinq heures = ik ga naar huis om vijf uur. Vervoersmiddel aangeven: je vais en avion = ik ga met het vliegtuig je vais en voiture = ik ga met de auto je vais en train = ik ga met de trein je vais en bus / en car = ik ga met de bus je vais en tramway = ik ga met de tram je vais en métro = ik ga met de metro je vais en moto = ik ga met de motor je vais en rollers = ik ga op skates je vais en VTT = ik ga op de mountainbike je vais en vélo = ik ga met de fiets je vais à mobylette = ik ga met de brommer je vais à bicylette = ik ga met de fiets je vais à pied = ik ga lopend Aangeven of iets makkelijk of moeilijk is: les maths, c'est facile = wiskunde, dat is gemakkelijk les maths, ce n'est pas facile = wiskunde, dat is niet gemakkelijk les maths, c'est difficile = wiskunde, dat is moeilijk les maths, ce n'est pas difficile = wiskunde, dat is niet moeilijk mening geven over je docent: le prof est sévère = de leraar is streng le prof est assez sévère = de leraar is tamelijk streng le prof est sympa = de leraar is sympathiek le prof est très gentil = de leraar is erg aardig Woordjes 5: comment=hoe une réponse=een antwoord streng=sévère sterkte=bon courage Woordjes 1: le supermarché = de supermarkt bon appétit = eet smakelijk les courses = de boodschappen le fruit = de vrucht le légume = de groente la viande = het vlees la pomme = de appel la bouteille = de fles le panier = de mand vous désirez = u wenst/ wat wilt u hebben je voudrais = ik wil graag et avec ça = anders nog iets c'est tout = dat is alles ça fait trois euros = dat is drie euro combien = hoeveel c'est parfait = dat is uitstekend als er in het nederlands geen lidwoord of getal voor het zelfstandig naamwoord staat = wanneer krijg je in het frans een delend lidwoord voor het zelfstandig naamwoord? nee = wordt het delend lidwoord in het nederlands vertaald? Ja/nee du = mannelijk de la = vrouwelijk de l' = klinker / stomme h des = meervoud du pain = brood de la viande = vlees de l'eau = water des vélos = fietsen de of d' = wat krijg je na een ontkenning of hoeveelheidswoord? du, hij eet kaas = vul in en vertaal: il mange ... fromage de , hij eet geen kaas = vul in: il ne mange pas ... fromage de la, zij neemt vlees = vul in en vertaal: elle prend ... viande de, twee kilo appels = vul in en vertaal: deux kilos ... pommes de, veel groenten = vul in en vertaal: beaucoup ... légumes d' , een liter water = vul in en vertaal: un litre ... eau niets = wat krijg je als er een getal/cijfer voor het zelfsrandig naamwoord staat? hoeveelheidwoorden une bouteille = een fles un verre = een glas une cannette = een blikje un paquet = een pakje un boîte = een doos peu = weinig un peu = een beetje beaucoup = veel grammes = gram livre = pond kilo = kilo litre = liter un pot = een potje une tarte = een taart le fromage = de kaas le saucisson = de worst l'eau= het water le marché = de markt acheter = kopen ensuite = vervolgens important = belangrijk écouter = luisteren naar cet après-midi = vanmiddag l'hypermarché = de grote supermarkt la liste de courses = het boodschappenlijstje c'est à qui? = wie is er aan de beurt? oublier = vergeten quelque chose = iets fatigué = moe la carte = de kaart la pièce = het stuk la vache = de koe la boîte = de doos la terre = de aarde l'air = de lucht depuis = sinds mon caddie = mijn winkelwagentje consulter = raadplegen découvrir = ontdekken à tartiner = om te smeren polluer = vervuilen chaque = elk l'année = het jaar jeter = gooien Expressions: je voudrais des tomates, s'il vous plaît = ik wil graag tomaten alstublieft ça fait combien = hoeveel kost dat c'est combien = hoeveel kost dat voila, monsieur/madame = alstublieft meneer/mevrouw je vais au magasin = ik ga naar de winkel je vais au marché = ik ga naar de markt je vais au supermarché = ik ga naar de supermarkt je vais à l'hypermarché = ik ga naar de grote supermarkt je vais à la boulangerie/ chez le boulanger = ik ga naar de bakker je vais à la boucherie / chez le boucher = ik ga naar de slager je vais à l'épicerie / chez l'épicier = ik ga naar de kruidenier j'adore les frites = ik ben dol op frites c'est délicieux = het is heerlijk c'est très bon = het is heel goed j'aime les frites = ik houd van frites c'est bon = het is goed bof, ça va = ach, het gaat wel je n'aime pas les frites = ik houd niet van frites je déteste les frites = ik heb een hekel aan frites ce n'est vraiment pas bon = het is echt niet goed werkboek opdrachten: l'école commence à quelle heure? = hoe laat begint de school? à huit heures et demie = om half negen l'école finit à quelle heure? = hoe laat gaat de school uit? mais, je rentre à six heures = maar ik ben om zes uur thuis aujourd'hui, je vais en vélo = vandaag ga ik op de fiets aujourd'hui, c'est mardi = vandaag is het dinsdag il va au collège = hij gaat naar de school caro va à la bibliothèque = caro gaat naar de bibliotheek tu vas aussi au foyer des jeunes = jij gaat ook naar het jongerencentrum madame arbaud donne un bonbon aux enfants= mevrouw arbaud geeft een snoeje aan de kinderen je vais à l'école à huit heures= ik ga naar de school om 8 uur je vais au foyer des jeunes = je vais ... (iets met a) foyer des jeunes aziz va à l'école= aziz va ... (iets met a) école moi, je vais au collège = moi, je vais ... (iets met a) collège mes parents sont au restaurant = mes parents ont ...(iets met a) restaurant caro habite à bordeaux = caro habite ...(iets met a) bordeaux le prof donne une interro aux élèves= le prof donne une interro ...(iets met a) élèves allô jerome. où es-tu? = hallo jerome, waar ben je? hé aziz, ça va? je suis à la cour. Et toi? = hé aziz, hoe gaat het? ik ben op het schoolplein. en jij? chut. je suis dans la classe = sst. ik zit in de klas. tu téléphones de la classe? = bel je vanuit de klas? oui, nous avons un surveillant = ja, we hebben een invalleraar je révise mes maths. ce n'est pas difficile = ik kijk mijn wiskunde na. Het is niet moeilijk très bien. tu as les réponses = goed zo. heb jij de antwoorden? oui, mais c'est très facile = ja, maar het is heel makkelijk je sais. mais j'ai une interrogation = dat weet ik. maar ik heb een overhoring tu voudrais les réponses à la récré?=wil je de antwoorden in de pauze? c'est trop trad... maintenant = dat is te laat... nu maintenant, ce n'est pas possible = nu, dat is niet mogelijk zut alors = verdorie dan je regrette = ik ben betreurt lundi = maandag mardi = dinsdag mecredi = woensdag jeudi = donderdag vendredi = vrijdag samedi = zaterdag dimanche = zondag un emploi du temps = een rooster une interrogation = een rugzak un cours = een les un cartable = een schooltas une récréation = een pauze un sac à dos = een rugzak une permanence = een studie-uur je vais à l'école à huit heures = ik ga naar school om 8 uur la récré commence à onze heures = de pauze begint om 11 uur à midi, je vais à la cantine = om 12 uur, ga ik naar de kantine je rentre en bus = ik ga met de bus naar huis jean rentre à pied = jean gaat lopend naar huis j'en ai marre = ik ben het zat werkboek h6: une chambre= een kamer un lit = een bed une baguette = een stokbrood du fromage = kaas du sucre = suiker de la farine = meel des pommes de terre = aardappelen de lait = melk des prunes = pruimen bien sûr = natuurlijk je voudrais encore ... = ik wil ook nog de la dinde = kalkoen du coca = cola du café = koffie vous désirez autre chose? = wilt u nog iets? de la confiture = jam du chocolat = chocolade du beurre = boter du brie = brie des oeufs = eieren de la salade =sla du yaourt = yoghurt de l'eau minérale = mineraalwater
Ingezonden op 26-06-2014 - 1613x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
29-06-2014
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!