Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
1e bachelor Etnografie & algemene beoordelingsleer
› 1 Flashcarts paard
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
1e bachelor Etnografie & algemene beoordelingsleer
1 Flashcarts paard
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Twijfelaar = tanden zijn niet tijdig gevuld Valse twijfelaar =kroonholtebodems blijven abnormaal lang bestaan Waarvoor is een afwijkend aantal blijvende tanden slecht? = Slecht voor leeftijdsbepaling, dergelijke gebitten slijten abnormaal snel af, hinderen in kauwproces Schaargebit = scheefstaande tanden Snoeksgebit = onderkaak langer dan bovenkaak Varkensgebit = onderkaak korter dan bovenkaak Groef van Galvayne = ontstaat vertikaal op I3 boven vanaf 10j is volledig op 20j en weer verdwenen op 30j. Strekken van de snijtand = de hoek waaronder de snijtanden van onder en bovenkaak zijdelings gezien elkaar raken verandert bij veroudering. Gaan steeds meer naar voren staan, eerst onderste dan bovenste. Haak of echancrure = ontstaat op bovenste I3, de wrijfvlakken van de beide I3 vandezelfde lichaamszijde passen niet precies op elkaar, zodat een deel van de bovenste I3 uitsteekt achter de onderste I3. Aftandspaard = als alle snijtanden gevuld zijn. Welke tanden slijten sneller? = belgisch trekpaard › draver › arabische volbloed Wanneer heeft een paard een definitief gebit = op 4,5-5 jaar ouder isodont =tandformules van onder en bovenkaak zijn identiek Witgeboren = niet verwarren met witschimmelpatroon. Deze is reeds van de geboorte alleen helemaal wit overal! Stekelharigheid = duidt op gelokaliseerde inmenging van witte haren. Wildkleur = oorspronkelijke grijsbruine kleur van het wilde paard. Meestal met aalstreep, donker schouderkruis en zebrastrepen aan de boven-achterzijde van de ledematen. Sabino = Uitgebreide stekelharigheid en uitgebreide beenaftekeningen Schabrak = Houdt de aanwezigheid in van een grote volkleurige zone vooral op kruis en soms op volledige achterhand Overo =De omtrek van de arealen is grillig en de globale indruk is dat het wit vanuit de flanken buik of benen komt en het wit overkruist de ruglijn niet. 2x gen overo: is sterft kort na geboorte Platenbont/tobiano =witte platen, grote oppervlakten die niet scherp omrand zijn. Wit gaat uit vanuit de rug, altijd witte beenaftekeningen. Witkopbont = Typisch patroon waarbij bont samengaat met een wit hoofd Paddenmuil = Donkere vlekken en stippen rond mond, lippen en neus Melkmuil = Mond, lippen en neus zijn wit. Gesprenkelde melkmuil = melkmuil met vlekjes erop Krotenmuil = Mond, lippen en neus zijn roze gekleurd Meelmuil = Ringvormig roomkleur rondom de mondopening. Kaliber = Gewricht : schofthoogte Borstdiepte-index = Borstdiepte : schofthoogte Pijpbeensterkte = Omtrek voorpijp : lichaamsgewicht Zijdelings lichaamsformaat = Schofthoogte : schofthoogte : romplengte (= afstand tussen voor en achterbenen) overbouwd = kruis hoger dan schoft recht kruis = gunstig voor vluchters, broekspieren een goede lengte hellend kruis = gunstig voor springpaarden, grote krachtimpulsen kunnen gegeven worden Schuin kruis = gunstig voor lastdieren, rug goed gestrekt, maar verkorting broekspieren. Littekens t.h.v slapen = Kunnen wijzen op vroegere veelvuldige koliekaanvallen Wangen te zwaar beladen = Door bepaalde spieraandoeningen Ramshoofd = Over de volledige lengte bol opgebogen Half ramshoofd = Alleen de neuslijn is bol opgebogen Snoekshoofd = Ingevallen, concave profiellijn Oorfistel = Gaat gepaard met een ectopische (zwevende) tand die meestal in een kapsel (cyste) zit. Een fistel is een buisvormige zweer met een grillig verloop, die in dit geval iets onder de oorbasis uitmondt. Muizenoren =Kort en breed Loboren = Brede, horizontaal gedragen oren met weinig natuurlijke spanning Koeoren = Brede, laag ingeplante oren met een afhangede punt Varkensoren = Hangen af langs de kaken. Ringogen (erfelijk) = mensoog, Het buitenste wit van de oogbol is zichtbaar Glasogen = maanoog, het regenboogvlies is blauw Valkogen = Lichtbruine, eigenhoutkleurige iris, meest te zien bij paard met een isabel of valk haarkleed Grauwe staar = vertroebeling van de ooglens Blauwe staar = door verhoogde oogdruk Zwarte staar = door een verlamming van de oogzenuw Traanoog = Wijst op oogontsteking Spekoog = Zwelling van het knipvlies Entropion = ooglid naar binnen gekeerd Ectropion = ooglid naar buiten gekeerd Ankyloblepharon = de randen van de oogleden zijn vergroeid Symblepahron = 1 ooglid vast op de oogbol Afhangende lippen = bij een lymfatisch of oud paard Neusgaten te klein = Hinderlijk bij werken en rennen Slaande neusvleugels = Wijzen op ademhalingsproblemen Te gevoelige mond = Wanneer de tong laag in de mond ligt, drukt het mondstuk vooral op de lagen en kunnen kwetsuren ontstaan Te harde mond = Als de tong hoog boven de lagen uitsteekt, drukt het mondstuk bijna alleen op de vrij ongevoelige tong en onderlip en slechts weinig op de lagen. Te verticaal gedragen hoofd = Belemmert ademhaling, bemoeilijkt bewaren evenwicht Te horizontaal gedragen hoofd = Verhoogt de snelheid daar de voorhand meer belast wordt. Te hoog dragen = sterrenkijker In rust horizontaal gedragen hals = Wijst op lymfatisme (lusteloosheid) of algemeen ziek zijn Zwanenhals = Een dunne hals met vooraan een holle onderrand een een bolle bovenrand (arabier) Spekhals = Korte hals met een bolle bovenrand wegens vetaanzet (trekpaardhengsten) Hangende spekhals = Spekhals met zijdelings hangende manenkam Varkenshals = Kort, dik, breed, slechte bewegelijkheid hoofd Verkeerde hals = Holle bovensrand en bolle onderrand Hertenhals = Rechte manenkam en een bolle onderrand Te dunne hals = Absoluut gebrek Te zware hals = Mag bij trekpaarden, niet bij rijpaarden Lansstreek = Is een diepte in een zijvlak van de hals t.g.v de lokale atrofie van een spier Gebroken hals = Duidelijke uitdieping tussen hals en schoft Ingetrokken hals = Magere paarden die te zwaar moesten werken Scherpe schoft = Te weinig gespierd, onderhevig aan drukverschijnselen Afgesneden schoft = Eindigt plots achteraan Gespleten schoft = Met een groeve tussen de schouderbladen (gebrekkige spieraanhechting) Lage schoft = Erger bij rij- dan bij trekpaarden Witte drukvlekken, verwondingen, abcessen, schoftbuilen = Door druk van gareel en zadel Te brede borst = Te ver uiteenstaan van de bogen (beenderzwakte) Geitenborst = Hol en smal, punt van borstbeen ligt ver achter boegen Haviksborst = Smalle magere borst, punt van borstbeen steek voor de boegen uit Kippenborst = Brede borst, punt van borstbeen steekt voor de boegen uit, minder erg dan bij haviksborst Leeuwenborst = Zeer breed en effen, wiegende gang, mag alleen bij trekpaarden Ingesnoerde singel = t.h.v de elleboog is er een holte wegens gebrekkige gespierdheid in deze streek Karperrug = Opgebogen rug, zeer sterk, maar minder geschikt om te zadelen Zadelrug = In het midden doorgezakt, tijdelijk bij drachtige merries. Blijvende zadelrug wijst op spierzwakte o.a. te wijten aan te vroege opzadeling, te hoge krib, slechte voeding en/of vertering Ezelsrug = Is smal en dakvormig wegens te weinig gespierdheid Hooi- of grasbuik = Te ver uitpuilend aan beide zijden. Hinderlijk voor beweging en ademhaling Hangbuik = Uitpuilend aan beide zijden en te diep doorhangend afkeuren!! (uitz. drachtige merrie) Opgeschorte buik = Engelse volbloed: in topconditie dus goed, Trekpaarden: slechte eetlust, flanken hol uitzicht is slecht Te kort schouderblad = Staat te stijl Te horizontale schouder = Dikwijls slecht aangehecht aan de borstkas, onvoldoende gangen Te steile schouder = Geeft hoge elleboog-knie bewegingen Vette of overladen schouders =Voorhand wordt te veel belast Losse schouder = Geven te veel bewegingsvrijheid: schouders verwijderen zich van de borstkas zwakte. Aan de achterhand van het schouderblad ontstaan een uitholling = hazenlegger Vaste schouder = Gangen onvoldoende ontwikkeld Voorboegige schouders = Boegen steken sterk naar voor uit, zodat het paard onder zicht staat en voorwaartse bewegingen te gering zijn. Teruggeschoven schouders = Wegen te korte of te steile schouders gaat samen met voorborstafwijkingen (havik,kippen) Naar onder gebogen lendenen = Ernstig gebrek Wolfslenden = Een echte inzakking, nog erger dan bovenstaande Kaperlenden = Te sterk opgebogen, wijst veelal op beenletsel t.g.v te zwaar werken in jeugdfase of ondervoeding Dubbele lenden = Zeer gespierd, goed kenmerk voor trekpaarden. Scherpe lenden= Schraal gespierd, ernstige afwijking, toont zwakte aan Zwakke lenden = Veroorzaken een waggelende gang Lendenzwakte = Zeer ernstige afwijking die op letsel wijst. Diagnose: paard weigert achteruit te stappen en vangt de achterwaartse kracht op langs de achterbenen. Spinale ataxie = Een waggelende gang in rug en lenden t.g.v. een afwijking in de hersenstam t.h.v. de nek Holle of ingevallen flank =Vertoont een driehoekige verdieping hongergroeve Opgeschorte flank= Bij paarden met opgeschorte buik Gewelfde flank = Bij windzuigers of door gisting in de dikke darm, gepaard met koliek Flankenslag =Bij kortademige paarden van 20/min naar 40/min (pathologisch), bij zware sportinspanning 100/min (fysiologisch) Dempigheid = Bij het ademen ziet met een dubbelslag met een duidelijke schok in de flank: de normale uitademing is nl. dermate bemoeilijkt dat ze bijkomend ondersteund wordt door samentrekking van de buikspieren, gevold door plot ontspannen. Samengaande met slaande neusvleugels Gehoornde heupen = Steken sterk uit, meestal wegens een te schuin en te weinig gespierd kruis Ontheupte of eenheupige paarden = Het heupbeenuitsteeksel is wegens een fraktuur door de spieren weggetrokken. Gevolgen niet erg. Kniegwrichtsgal knie = Uitpuiling rond het gewricht, dikwijls onderaan en bilateraal Konijnenstaart/te laag ingeplant = Kan samen gaan met verkorte stap, karperrug en sabelbenigheid Rattenstaart = Heeft een smalle staartbasis, weinig gespierd en spaarzaam behaard, minderwaardige indruk Monorchidie = 1 testikel in het scrotum uitgezakt, bij dekhengst gebrek. Als je paard voor werken wilt gebruiken castreren Cryptorchidie = klophengst, geen van beide testikels bevindt zich in het scrotum, vaak dier kwaadaardig. Wanneer de teelballen in het lieskanaal zijn blijven steken kan er nog vruchtbaar sperma geproduceerd worden niet aanbevolen aandoening is erfelijk Hyporchidie = 1 of beide teelballen te klein Te groot scrotum = Kan wijzen op liesbreuk of inguinale hernia. Kan aanleiding geven tot koliek. Castratie is voorzichtigheid geboden Kokerzwelling = Wegens ontstekingen soms t.g.v. urineren in de koker Fimosis = De opening van de kokertop is te eng uitschachten kan niet Parafimosis = Koker te smal, na uitschachten kan penis zeer moeilijk tot niet teruggetrokken worden Te korte penis = Dekking niet mogelijk Penisverlamming = Penis hangt blijvend uit de koker (na sommige aandoeningen) Vaginascheur = Moet gehecht worden zoniet is er kans op inwendige bevuiling en vaginaontsteking Uierontsteking = Er zijn harde knobbels of algehele uierzwelling Pismerrie = Is voortdurend hengstig, meestal afwijking aan eierstokken. Merrie is dikwijls onhandelbaar: slaat frequent, luidruchtig, urineert veel. Peesverkorting = t.g.v. chronische peesontsteking wordt elastisch bindweefsel vervangen door niet-elastisch bindweefsel, zodat paard stijl gaat staan in de koot Peesschedegal = Zwelling van de peesschede onder knie of boven de kogel Beervoetigheid = De lijn kroon-koot-hoef staat bovenaan bol Ezelshoeven = Zijn lang en smal, klemmen gemakkelijk Varkenshoeven = Zijn lang en smal, maar daarenboven zeer eng in de hielen Te lange hoeven=Belasten de hoefkwartieren en de hielen teveel kan leiden tot zijbenen Hoornwandringen= Na probleemperiodes Waterhoef=Weke en dunne hoorn Droge hoef= Te weinig elastisch, extreem: brokkelhoef Hoornscheuren =Scheuren in de lengterichting van de hoorn Hoornkloven= Horizontale scheuren in de hoorn = zeer pijnlijk Hoornzuil =Vertikale hoornverdikking die op lederhuid drukt = zeer pijnlijk Holle wand= Zool komt los van eht zachte weefsel door een kwetsuur Rotstraal =Vochtige straal Hoefkanker =Weefselverval aan de zijkant van de straal Vlaamse stand =De voet is naar binnen gedraaid Franse stand =De voet is naar buiten gedraaid Bokkenhoeven =Teen en hiel zijn bijna even hoog Stelvoeten =Bokkenhoeven waarbij allene op de teen gesteund word Stomphoeven= Er wordt op teen en voorwand gesteund Scheve hoeven = Deze hellen naar binnen of naar buiten Bodemwijd = De hoeve staan te ver uit elkaar. Nadelen: de binnenzijde wordt te veel belast, miner evenwicht, gevaar voor strijken, korte passen Franse stand = Over ganse been, dat een torsie naar buiten vertoont. Nadelen: ongelijke drukverdeling op de hoef, gemakkelijke strijken aan knie, pijp en kogel, ellebogen te dicht bij het lichaam, abnormale gangen Vlaamse stand= Over gans het been, dat een torsie naar binnen vertoont. Nadelen: soms strijken aan de kogel, biljarderen bij het gaan. Opstaan = Eerst met de voorhand, daarna met de achterhand Levade = hoek van 30 graden met bodem, paard blijft enkele seconden in steigerhouding staan Pezade =hoek van 45 graden met bodem, paard blijft enkele seconden in steigerhouding staan Courbette = Verheven voorhand 4 sprongen naar voor op de achterhand Wippen met de achterhand = Beide achterbenen gelijktijdig krachtig omhoog en iets zijdeling geheven worden Cabriole = Het paard springt vrij van de grond, wanneer het horizontaal zweeft worden de achterbenen gestrekt in het verlengde van het lichaam, terwijl de voorbene t.h.v. de voorknie in een recht hoek tegen het lichaam opgetrokken worden. Schapensprong = Benen worden simultaan omhoog getrokken, terwijl de rug sterk naar onder doorbuigt Instappen =Achterbenen vallen samen met deze van de voorbenen Overstappen = Achterbenen vallen voor deze van de voorbenen Achterstappen = Achterbenen vallen achter deze van de voorbenen Stap is een 4-tact = Je hoort 4 isochrone hoefslagen, d.w.z met regelmatige tussenpozen Verzamelde stap=De zweeffase is korter en de beenzetting wisselt sneller: alleen de 3 voetsteunfase blijven over. 4 hoefslagen blijven isochrone Tolt =Snelle stap of renstap. Hals wordt vrij verticaal gehouden en de benen worden hoog opgetrokken Piaffe= Er worden ter plaatse gestileerde diagonale drafbewegingen uitgevoerd Passage= Trage diagonale draf met hoge beenactie en duidelijk opwaartse beweging van het paard Appuyeren= Schuine voorwaartse verplaatisng van het paard met gekruiste benen in diagonale draf, het paard buigt licht naar de bewegingsrichting Telgang, laterale draf, pacing, pasgang = Beide benen van eenzelfde lichaamszijde worden simultaan naar voren gebracht Stappen zonder impuls = Wegens vermoeidheid of slijtage Stekende stap = Met weinig knieactie maar met toch een grote staplengte Verkorte stap= t.g.v. een pees- of gewrichtsaandoening Scheppen = Een been wordt met een binnenwaartse boog vooruitgezet (franse stand) Maaien = Een been wordt met een buitenwaartse boog vooruitgezet (vlaamse stand) Biljarderen = Is ongeveer synoniem met maaien, maar kan soms verholpen worden door hoefverzorging Wiegen = Een sterke zijdelingse beweging van de voor- of achterhand Draaien in de hakken = Het spronggewricht wordt naar buiten gekeerd, daar het achterbeen bij het begin van de zweeffase een torsie maakt rond zijn lengteas Hanentred = Het schokkend opheffen van 1 of beide achterbenen Drieslag = Een afwijkende draf waarbij de benen van 1 van de diagonale paren niet gelijktijdig neergezet wordt Gebroken draf = Soms bij vermoeide paarden, de beenzetting is zoals bij de stap, maar niet meer isochroon. Doorslaan of springen = gedurende de renwedstrijd Een voorbeen wordt iets vlugger vooruit gezet dan het contralateraal achterbeen Steppen = Draven met zeer verheven knieactie Stekende draf = De knieactie is te klein Klauwen (krabben) = Er wordt met de voorbenen een put in de grond gemaakt; de put met water vullen is soms een oplossing
Ingezonden op 03-08-2014 - 2883x bekeken.
Waardering 9.4 (aantal stemmen: 3)
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!