Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
1e bachelor Etnografie & algemene beoordelingsleer
› 1 flashcarts rund
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
1e bachelor Etnografie & algemene beoordelingsleer
1 flashcarts rund
Jaar 1 (universiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Gerlachse zoom = Bij de geboorte vertoont de tandvleesrand een bloedige bloedvatenzoom, die progressief bleker wordt van blauw-paard naar roze: hij verdwijnt uiterlijk op dag 7. Terugtrekking van het tandvlees = Bij pasgeboren kalveren bedekt gezwollen tandvlees de snijtanden bijna volledig, om nadien langzaam terug te trekken over een periode van 1 maand. Hierna blijft tegen de tanden op de rand van het tandvlees nog enige tijd een donkerode band over van 1 mm breedte, de zoom van Schwartz verdwijnt uiteindelijk Het stompje navelstreng = Kort na de geboorte nat (tot 4e dag) droogt daarna geleidelijk op (4e dag tot 3 weken) om tenslotte af te vallen, waarna het litteken moet genezen (korst op navelwonde van 3 tot 5 weken) Friese knoop = De spinaaluitsteeksel van enkele ruggenwervels zijn lager dan de omgevende zodat een lokaal bultje verschijnt Bovenste melkkuiltjes of melknapjes =De spinaaluitsteeksel van de ruggenwervels staan iets wijder uit elkaar en door de spaarzame lokale bespiering buigt de rughuid tussen deze uitsteeksels iets naar beneden Kogeluier = Is iets minder lang met een kleinere ophangingsoppervlakte en een bolle vorm. Veel bij dubbeldoel. Doosuier = Zeer lang en breed, heeft een grote ophangingsoppervlakte en een eerder hoekige vorm. Ook achter de achterbenen is hij sterk ontwikkeld Dam Streek = tussen de uier, vulva en de binnenvlakte van de billen houten tong = Verdikt en verhard wegens een schimmelinfectie, is meestal niet te genezen gladde tong = Een erfelijk gebrek, te kleine en te schaars aanwezige verhoornde tongpapillen bemoeilijken het grazen zadelrug = Door te snelle jeugdgroei, tijdelijk bij hoogdrachtige koeien karperrug = Melkkoeien wijst het op achterbeenletsel dus slijtage, dikbillen inherent aan het type sterk opgezette linkerflank = Wegens pensovervulling of trommelzucht, soms dringende ingrijp om gas te laten ontsnappen (dr. Poll) opgetrokken buik = Slechte spijsvertering en dof haarkleed hangbuik = Ernstig gebrek bij jonge dieren, dikwijls samen met zadelrug heupigheid = Heupbeenuitsteeksel steken sterk uit is een teken van grofheid, behalve bij gespecialiseerd melkvee, want dat is schraal bespierd spits kruis = Versmalt te snel t.h.v. de dijbeenderen en de zitbeenderen moeilijkere verlossingen en abnormale standen, vlugge slijtage dakvormig kruis = Is ook te smal dus nadelig voor gespierheid en uierbreedte, staartinplanting te hoog hellend kruis = Melktypes te weinig ruimte voor de uier, abnormale standen varkenskruis = Het ergst: het helt sterk af en is ook te smal tussen de zitbeenderen: ongunstig voor uierontwikkeling, vleesrassen moeilijke geboorten rond kruis = Melkvee onvoldoende ruimte uier, vleesvee vleesproductie niet maximaal buikuier = De voorkwartier zijn meer ontwikkeld dan de achterste schenkeluier = De voorkwartier zijn minder ontwikkeld dan de achterkwartieren geitenuier = Een extreme schenkeluier met in veel gevallen te grote tepels gespleten uier = De begrenzing van ieder kwartier is duidelijk te zien en tussen de 2 uierhelften ligt in de lengte een groef. wilduier = Klein, weinig klierweefsel vet- of vleesuier = Groot genoeg, maar de uier is te vet of bevat te veel bindweefsel t.g.v langdurige uierontsteking spitse uier = hangt laag door, maar is kort hanguier = Goed ontwikkelde uier die echter te diep doorhangt wegens verzwakking van de ophangbanden scheve uier = 1 kwartier geeft minder melk dan het overeenkomstig kwartier, door ontsteking of enig ander letsel onkant uier = 1 kwartier geeft helemaal geen melk Drie- of tweespeen = 1 of 2 tepels laten geen melk door, soms aangeboren maar meestal t.g.v. dichtgroeien na verwonding Bijtepels = 1 of 2 kleine tepels achter de 4 normale = goed melkteken Vleestepel = Lange en dikke tepels die de tepelhouders te veel vullen zodat de melking niet snel genoeg gebeurd Potloodtepel = Lange en dunne tepels die de tepelhouder onvoldoende vullen zodat lucht in de tepelhouder kan binnendringen en deze afvalt Bolvormige tepel = Kort en dik, moeilijk melkbaar Flesvormige tepel = Lang en slap met een smallere basis Geitenspeen = Normale lengte maar sterk vergrote basis Versmolten tepels = 2 tepels ontstaan uit een gemeenschappelijke basis = aangeboren en niet melkbaar Steekspeen = Naar buiten en/of naar voor gericht Tepelrozet = Door te lang blindmelken ( nog machinezuigkracht terwijl het kwartier reeds leeg gemolken is) wordt het endotheel van het tepelkanaaluiteinde naar buiten gezogen t.g.v. licht chronische ontsteking kan een soort wratweefel rong het slotgat ontstaan, wat het melken nog meer bemoeilijk. Littekens aan vulva = Overblijfsels van een scheur wegen een moeilijke verlossing Pneumovagina = Wegen een scheur is de vulva niet meer gesloten en kan lucht in de vagina binnen dringen Prolapsus vagina = Een deel van de bovenste vaginawand is uitzakt en komt naar buiten Doorlopend verlies bij de vulva = Van wit niet doorschijnend slijm, of erger nog van etter wegens ontsteking in de diepere geboortewegen slecht gesloten aars = wijst op diarree Pantoffelklauwen = Breed en lang Kruisklauwen of schaarklauwen = De binnen en buitenklauwtoppen groeien over elkaar heen Snavelklauwen = Het teengedeelte is naar boven gedraaid Rolklauwen = De ergere vorm van snavelklauwen Kurkentrekker = De buitenste klauw van het achterbeen is sterk vervormd door een torsie van de zachtere binnenwand naar onder en vande zool naar buiten. Er kan een diepe bloeding optreden die besmet kan worden waarbij de tter een uitweg zoekt, hetzij naar de zool hetzij naar de kroonrand pijnlijk Spreiklauwen = De 2 klauwen staan te ver uiteen Varkensklauwen = Lang en smal met lage hielen Bokkenklauwen = Kort en steil met een smalle zool en een verhoogde hiel Stalklauwen = Overdreven veel hoorn op de zoolvlakte frequent bij dieren die en ganse winter op stal staan Tussenklauwwoekeringen = De huid tussen de 2 klauwen is verdikt Slechte hoornkwaliteit = Brokkelingen, scheuren enz. Kniebuil = Een vochtophoping aan de voorzijde van de knie, dikwijls het eerste stadium van kniezwam Kniezwam = Een woekering van bindweefsel aan de voorzijde van de knie
Ingezonden op 03-08-2014 - 3097x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!