Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Grieks-Pallas
› 56789 nagekeken (gekopieërd)
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Grieks-Pallas
56789 nagekeken (gekopieërd)
Jaar 2 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
οὖν = 1 dan; nu 2 dus ἀνδρεῖος = dapper ἡ βασίλεια = koningin μάλα = erg; zeer καλός = mooi τὸ δῶρον = geschenk; cadeau φιλος = geliefd θαυμάζω = bewonderen; zich verwonderen φιλέω = houden van σύ = jij; u ἐγώ = ik ὅτι = 1 dat 2 omdat ἐθέλω = willen; bereid zijn ἐπιθυμέω = verlangen te/om ἐπιθυμέω + = inf. ἐπί = op … af; naar ἐπί + = acc. μέλλω = op het punt staan om; van plan zijn; zullen μέλλω + = inf. αἰτέω = (iemand) vragen (om) αἰτέω + = 2 acc. λέγω = zeggen ὥσπερ = zoals σός = jouw; uw αὐτήν = haar πέμπω = sturen; zenden ἥκω = komen; gekomen zijn σέ; σε = je; jou; u λύω = losmaken ὁ ξένος = vreemdeling κακός = slecht τὸ ἔργον = werk; daad δή = dan; dus τί = 1 wat? 2 waarom? ἐνθάδε = hier(heen) ἐμός = mijn ἀεί = altijd κελεύω = bevelen; verzoeken; vragen om κελεύω + = acc. inf. ἐμέ; με = mij; me παρέχω = verschaffen; geven ἄγω = brengen; leiden λείπω = verlaten; laten αὐτόν = hem ὕστερον = later μέν = onvertaald laten γαμέω = trouwen (met) Ἀθηναῖος = Atheens ὁ πολίτης = burger ἰσχυρός = sterk; krachtig φυλάττω = bewaken τὸ τέκνον = kind οἰκέω = wonen εἰσιν = (zij) zijn ἡ νῆσος = eiland ὁ κίνδυνος = gevaar διά = door; wegens διά + = acc. οὐδείς = niemand (lett. zelfs niet één) ὁ Ἀθηναῖος = Athener μόνον = slechts; alleen maar ἡ παρθένος = meisje αἱ Ἀθῆναι = Athene ὁ χρόνος = tijd τὸ πλοῖον = schip πλέω = varen ἡ λύπη = verdriet μετά = na σῴζω = redden εἰ = als; indien χαίρω = blij zijn μετά + = acc. μόνος = alleen αἴρω = optillen ὧδε = zo; als volgt ὑμεῖς = jullie ἀκούω = horen ἡ ἡμέρα = dag ἡμεῖς = wij θαυμάζω ὅτι = zich erover verwonderen dat εἶναι = (te) zijn μένω = blijven; wachten (op) μένω + = acc. ἡ ἀνδρεία = moed; dapperheid ἡ θύρα = deur ἅμα = tegelijk; tegelijkertijd καθεύδω = slapen ἡ θάλαττα = zee ἑαυτόν = zichzelf ὁ θάνατος = de dood ἡ συμφορά = 1 gebeurtenis 2 ongeluk ἡ ἐλευθερια = vrijheid τυγχάνω = krijgen; treffen; bereiken τυγχάνω + = gen. μετά = (samen) met μετά + = gen. ἐκ = uit ἐκ + = gen. νομίζω = beschouwen als; vinden νομίζω + = 2 acc. μετέχω = deelhebben aan; deelnemen aan φυγή, ἡ = vlucht ἱερός = 1 heilig 2 gewijd aan ἱερός + = gen. ἐκβαίνω = gaan uit ἐπί = op ἐπί + = gen. ὁ οἶνος = wijn ἐπιθυμέω = verlangen naar; begeren ἐπιθυμέω + = gen. φροντίζω = zich bekommeren om φροντίζω + = gen. αἴτιος = verantwoordelijk voor; schuldig aan αἴτιος + = gen. ὁ ὓπνος = slaap ἡ αἰτία = oorzaak πλήν = behalve πλήν + = gen. αὖθις = opnieuw; weer ἡ φωνή = stem ἀποστερέω = beroven van ἀποστερέω + = gen. ἂνευ = zonder ἂνευ = + gen. ἀναβαίνω = omhoog gaan; beklimmen βλέπω = kijken ὁ υἱός = zoon κατέχω = in zijn macht hebben; vasthouden; beheersen δακρύω = huilen ὁ βίος = leven μετά ταῦτα = na dit; daarna ἀπό = vanaf ἀπό + = gen. πίπτω = vallen ἀποθνῄσκω = sterven τίς = 1 wie; wat? 2 welk(e)? ὁ ἣλιος = zon περί = om; over περί + = gen. ἐν = in; bij; op ἐν + = dat. ὁ στρατηγός = legeraanvoerder πάρεισιν = (zij) zijn aanwezig ὁ ναύτης = zeeman; matroos ὁ στρατιώτης = soldaat τὰ ὁπλα (onz. meervoud) = wapens ... τε καὶ ... = en χαίρω = blij zijn met; zich verheugen over χαίρω + = dat. παύω = (doen) stoppen; (doen) ophouden κωλύω = verhinderen; beletten (om) ἡ θεός = godin τόδε = 1 dit 2 het volgende οὐδέ = 1 en niet; maar niet 2 ook niet; zelfs niet ἐχθρός = gehaat bij; vijandig aan ἐχθρός + = dat. αὐτῇ = (aan) haar αὐτῆς = van haar ἡ τύχη = lot ὁ ἄγγελος = bode ἡ ἀλήθεια = waarheid ἡ στρατιά = leger ὁ νοῦς = geest; verstand ἐν νῷ ἔχω = van plan zijn πιστεύω = vertrouwen τεύω + = dat. ὁ λόγος = woord ὁ γάμος = huwelijk φίλτατος = 1 liefst(e) 2 zeer geliefd αὐτοῖς = (aan) hen; hun ἤδη = al; reeds οὐκέτι = niet meer πάρεστιν = (hij) is aanwezig ἀντί = in plaats van ἀντί + = gen. βοηθέω = te hulp komen; helpen εὔνους = goedgezind (aan) πάλιν = 1 weer; opnieuw 2 terug ὁ ἄνεμος = wind
Ingezonden op 10-08-2014 - 965x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!