Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Frans hf 1 14/15

1 apprendres

Jaar 3 (Gymnasium)

le métier = het beroep
haut = hoog
le sauveteur = de reddingswerker
réaliser = realiseren
découvert = ontdekt
faire connaissance avec = kennis maken met
suivi = gevolgd
la formation = de opleiding
le secouriste = de ehbo'er
atteindre = bereiken
le cas = het geval
pratique = praktisch
la charge = de last; de lading
lourd = zwaar
l'intervention V= de operatie; de ingreep; het optreden 
se souvenir de = zich herinneren
le grimpeur = de klimmer
escalader = beklimmen
la paroi rocheuse = de rotswand
excellent = uitstekend
lorsque = wanneer
s'entraîner = trainen
je pourrai = ik zal kunnen
la qualité = de eigenschap; de kwaliteit

2
l'épisode = de aflevering {mannelijk}
scolaire = school-
la Toussaint = Allerheiligen {1 november}
se présenter = zich opgeven; zich voorstellen
soudé = hecht
mémoriser = uit je hoofd leren
exigeant = veeleisend
le réalisateur = de regisseur
le feuilleton = de serie
le journal télévisé = het tv-journaal
les dessins animés = de tekenfilm {mannelijk}
zapper = zappen
la télécommande = de afstandsbediening
4
invullen = remplir {als finir}
het formulier = la fiche
de tweede klas = la seconde
vreemd, buitenlands = étranger; étrangère
de taal = la langue
de ervaring = l'expérience {v}
het beroep, het vak = le métier
beschikbaar = disponible 
de proefopname = l'essai {m}
leren = apprendre {als prendre}
jij leest = tu lis
ik zou het leuk vinden = ça me plairait
de kou = le froid
eerder, nogal = plutôt
rondom, om ... heen = autour de
de mensen = les gens
het ijs = la glace
studeren = faire des études
de opleiding = la formation
worden = devenir {als vinir}
de gids = le guide
de keus = le choix
5
Hoe heet je? = Comment tu t'appelles?
Hoe oud ben je? = Tu as quel âge?
Ik woon in Grenoble. = J'habite à Grenoble.
Vorige maand ben ik ... jaar geworden. = J'ai eu ... ans le mois dernier.
In welke klas zit je? = Tu es dans quelle classe?
Ik zit in de tweede. = Je suis en seconde.
Studeer je? = Tu fais des études?
Ik speel toneel. = Je fais du théâtre.
Wil je ... worden? = Tu veux être ... ?
Dat zou ik leuk vinden als beroep. = Ça me plairait bien comme métier. {*}
6
het opstel = la rédaction
de toekomst = l'avenir {mannelijk}
de arts; de dokter = le médecin
interessant = intéressant
er zijn nodig; je hebt nodig = il faut
het eindexamen = le bac
reizen = voyager
het geval = le cas
doorstuderen = continuer ses études
de wereld = le monde
schrijven = écrire
de berghut = le refuge
eindexamen doen = passer le bac
naar bed gaan = se coucher
van plan zijn te = avoir l'intention de
het mijne; de mijne = le mien; la mienne
7
Je ziet er moe uit. = Tu as l'air fatigué.
Zien we elkaar nog? = On se voit encore?
Computers zijn mijn allergrootste hobby. = Les ordinateurs, c'est ma passion.
Ik word 16 in november. = Je vais avoir 16 ans en novembre.
Ik ga naar de tweede. = J'entre en seconde.
Wat ga je studeren? = Qu'est-ce que tu vas faire comme études?
Ik heb geen idee. = Je n'ai aucune idée.
Dat is een interessant beroep. = C'est un métier intéressant.
Ik wil eerst reizen. = Je veux d'abord voyager.
Ik heb altijd arts willen worden. = J'ai toujours voulu être médecin.
Ik heb geen zin om door te studeren. = Je n'ai pas envie de continuer mes études.
Ik ga in Grenoble studeren. = Je vais faire des études à Grenoble.

Ingezonden op 23-08-2014 - 598x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 23-10-2014.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Vakken

Frans hf 1 14/15

1 apprendres