Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Latijn 14-15
› 1 woordjes
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Latijn 14-15
1 woordjes
Jaar 3 (Gymnasium)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Troianus = Trojaan; Trojaans est = hij is currere = rennen fugere = vluchten {-io, woord gaat volgens -io, ik vlucht fugio} non = niet senex = oude man enim = immers; want puer = jongen et = en cur = waarom tim_ere = bang zijn bellum = oorlog saevire = woeden quoque = ook sed = maar eheu = ach, helaas cadere = vallen clamare = roepen; schreeuwen at = maar neque...neque = noch...noch; niet...en ook niet audire = horen; luisteren omnes = allen consistere = blijven staan rogare = vragen ubi = waar femina = vrouw autem = echter respond_ere = antwoorden iterum = weer; opnieuw tum = dan; toen tac_ere = zwijgen pergere = verder gaan Graecus = Griek appropinquare +nv= naderen +dat; dichterbij komen +dat repetere = teruggaan errare = ronddwalen quaerere = zoeken fuga = vlucht subito = plotseling umbra = schim appar_ere = verschijnen dicere = zeggen; spreken patria = vaderland novus = nieuw regnum = koninkrijk man_ere = wachten; te wachten staan demum = pas; zo-even {bijw.} par_ere +nv= gehoorzamen +dat navis {naves MV en vrouwelijk woord}= schip mare {maria MV en onzijdig woord}= zee stare = staan lacrimare = huilen procul = ver weg etiam = ook dormire = slapen ludere = spelen et = en; ook sunt = zij zijn dol_ere = verdrietig zijn nam = want quo = waarheen nescire = niet weten servus = slaaf serva = slavin vid_ere = zien tectum = dak; huis somnium = droom dea = godin mater = moeder desiderare = verlangen naar; missen postulare = eisen somnus = slaap interea = intussen urbs {urbes MV en vrouwelijkwoord}= stad cogitare +nv? = denken aan +acc quid = wat facere = doen {-io, ik doe facio} amare = liefhebben; beminnen; houden van sentire = voelen sol {solem MV en mannelijkwoord}= zon non iam = niet meer luc_ere = schijnen; licht geven nubes {nubes MV en vrouwelijkwoord} = wolk ventus = wind statim = meteen iub_ere = bevelen iam = al; reeds iactare = heen en weer slingeren unda = golf urg_ere = in het nauw brengen in + nv? = in; naar + acc ad + nv? = naar + acc caelum = hemel tendere = uitstrekken deus = god magnus = groot tempestas = storm ita = zo servare = redden LES 5 silva = bos esse = zijn ibi = daar via = weg reperire = vinden posse = kunnen puella = meisje gerere = dragen circum +nv?= rondom +acc caput, {capita MV en onzijdigwoord} = hoofd vocare = roepen venire = komen huc = hierheen -ne = vraagwoord quis = wie fortasse = misschien vos = jullie iuvenis, iuvenes = jongeman socius = metgezel; makker is, ea, id = hij; zij; het tu = jij; u dic = zeg eens terra = land, aarde regere = regeren; besturen Dido, Didonem = Dido regina = koningin iuvare = helpen monstrare = tonen; wijzen; laten zien deinde = vervolgens avertere = afwenden fluere = stromen heu (eheu) = ach; helaas ego = ik relinquere = verlaten exclamare = uitroepen autem = echter; maar; nu pervenire = aankomen; bereiken templum = tempel ante +nv? = vóór +acc sedere = zitten homo, homines = mens; man salutare = begroeten vir, {viri MV(groep 2)} = man 6 dolus = list parare {nv 3x?}= voorbereiden +acc; klaarmaken +acc; zich klaarmaken om +inf filius = zoon natus = zoon adiuvare = helpen fallere = bedriegen; misleiden Carthago{Carthoginem MV} = Carthago ire = gaan donum = geschenk ferre = brengen; dragen nunc = nu mandare = opdragen forma = vorm; gedaante; uiterlijk petere = gaan naar; opzoeken amor {amores MV en mannelijkwoord} = liefde cor {corda MV onzijdig woord} = hart excitare = opwekken deponere = neerzetten; neerleggen; afleggen regia = paleis lectus = bed; aanligbed tollere = opheffen; optillen mons {montes MV en mannelijk woord} = berg inter +nv= tussen +acc; te midden van +acc flos {flores MV en mannelijkwoord}= bloem B intrare = binnengaan sedes {sedes MV en vrouwelijkwoord} = zetel Tyrius = Tyriër; Carthager convenire = samenkomen vestis {vestes MV en vrouwelijkwoord} = kledingstuk; kleren; kleed tegere = bedekken ubique = overal -que = en cena = maaltijd centum = 100 hospes {hospites MV en mannelijkwoord} = gast excipere {-io ik ontvang exciperio/excipio?} = ontvangen alii ... alii = sommigen ... anderen mensa = tafel vinum = wijn impl_ere = vullen distribuere = uitdelen adire = gaan naar dare = geven et ... et = zowel ... als; ... en ook mov_ere = bewegen; ontroeren accipere {-io ik ontvang accipio/acciperio}= ontvangen; aannemen memoria = herinnering animus = hart, geest paulatim = langzamerhand expellere = verdrijven; verjagen C post +nv= na +acc convivium = feestmaal carmen {carmina MV en onzijdigwoord} = lied recitare = voordragen lumen {lumina MV en onzijdigwoord} = licht nox {noctes MV en vrouwelijkwoord} = nacht fugare = verjagen bibere = drinken sermo {sermones MV en mannelijkwoord} = gesprek multa {multa MV en onzijdigwoord groep 2}= veel; veel dingen postremo = tenslotte nos = wij insidiae (insidiae Mv en vrouwelijkwoord}= hinderlaag narrare +nv?= vertellen over +acc fatum = lotgeval error {errores Mv en mannelijkwoord} = zwerftocht oculus = oog hab_ere = hebben; houden pater {patres MV} = vader sic = zo; als volgt incipere { -io inciperio/incipio} = beginnen dolor {dolores MV en mannelijkwoord}= verdriet renovare = hernieuwen praeterire = voorbijgaan sidus {sidera MV en onzijdigwoord}= ster suad_ere = aanraden cognoscere - leren kennen; vernemen cupere {-io cupio cuperio} = begeren; willen; wensen vix = nauwelijks tamen = toch 7 annus = jaar decimus = tiende nondum = nog niet capere, {-io} = innemen; pakken itaque = dus; daarom primo {bijwoord} & primum= eerst auxilium = hulp equus = paard clam = in het geheim aedificare = bouwen compl_ere = vullen ceteri = overige; overigen nocte = 's nachts a / ab {+nv?}= vanaf +abl; vandaan +abl ora = kust navigare = varen occultare = verbergen insula = eiland in +abl= in; op relinquere = verlaten; achterlaten de +nv= vanaf +abl; van ... af +abl murus = muur spectare = kijken nec ... nec = noch ... noch; niet ... en ook niet castra {o mv groep 2} = legerkamp laetus = verheugd; blij porta = poort aperire = openen an {vraagwoord} = of flamma = vlam; vuur urere = verbranden intra +nv= binnen +acc ducere = voeren; leiden; brengen sacerdos {mv is sacerdotes} = priester cum +nv= samen met +abl; tegelijk met +abl e / ex +nv= uit +abl credere +nv= geloven +dat; vertrouwen +dat numquam = nooit car_ere +nv= missen +abl; zijn zonder +abl miles {mv is milities} = soldaat carte {bijwoord}= zeker; ongetwijfeld tim_ere +acc= vrezen; bang zijn voor hasta = lans haer_ere = blijven steken; vast zitten ecce = kijk! rex, reges = koning trahere = trekken; slepen nomen {mv is nomina o} = naam sine +nv = zonder +abl per +nv= over +acc; door ... heen +acc sanguis { mv is sanguinem m}= bloed lingua = tong petere = gaan naar; opzoeken; aanvallen invadere = binnenvallen; aanvallen corpus { mv is corpora o} = lichaam dens {mv is dentes m} = tand venenum = vergif necare = doden temptare = proberen clamor {mv is clamores m} = geschreeuw frustra = tevergeefs mors {mv is mortes v} = dood horr_ere = huiveren modus = manier; wijze punire = straffen 8 arma{ o mv groep 2}=wapens;wapenuitrusting ponere=plaatsen;zetten filia=dochter fata {o mv groep 2}=lotsbeschikkingen aperire=openen;openbaren;bekendmaken ornare=versieren surgere=oprijzen;opstaan umbra=schim;schaduw;duisternis liberare=bevrijden coniunx, coniuges=echtgenoot;echtgenote custos, custodes=bewaker;wachter caedere=doden;afslachten omnia {o mv}=alle;alles maestus=bedroefd plurimi {m mv}=zeer veel vulgus {mv is vulnera o}= wond pes {mv is pedes m}=voet fidus=trouw;betrouwbaar salut{mv is salutes v}=redding;heil multus=veel fungus {mv is funera o }=begrafenis;dood varius=verschillend;allerlei labor {mv is labores m}=inspanning;arbeid tandem=eindelijk ascipere {-io}=zien;aanschouwen ille=hij eripere {-io}=ontrukken aan hosties {mv is hostes m}=vijand altus=hoog ruere=instorten defendere=verdedigen satis {bijwoord}=genoeg;voldoende Penates {m mv}=Penaten;huisgoden magis {bijwoord}=meer atque=en;en ook pugna=strijd excitare=wekken;opwekken undique=aan/van alle kanten caedes {mv is caedes v}=bloedbad;slachting bonus=goed pulcher=mooi Romanus=Romein;Romeins medius=middelste ara=altaar miser=ongelukkig impellere ad + nv=drijven naar +acc;aanzetten tot +acc quo=waarheen vadere=gaan tempus {mv is tempora o}=tijd eg_ere +nv=nodig hebben +abl cedere=gaan;komen ad +nv=naar +acc;bij + acc unus=één telum=wapen instare +nv=achternazitten +dat capere {-io}=innemen;pakken;grijpen;vangen ten_ere=vast hebben;vast houden gladius=zwaard percutere {-io}=doorboren vita=het leven fundere=uitstorten iratus=woedend meus=mijn 9 lux {mv luces v} = licht dextra = rechterhand continere = in bedwang houden; tegenhouden os, {mv is ora oz}= mond; gezicht tantus = zo groot ira = woede quid = wat?; waarom? saevire = woeden; tekeergaan curare +nv = zorgen voor +acc culpa = schuld perdere = te gronde richten hic = hier; daar concutere, -io = hevig doen schudden fundamentum = fundament evertere = omverhalen tenere = vasthouden; houden; bezet houden saevus = woest arx, {mv is arces v}= burcht summus = hoogst ipse, ipsa, ipsum = zelf virtus, {mv is virtutes v}= moed; dapperheid pugnare = vechten desinere = ophouden suus = zijn; haar; hun orare = bidden, smeken omen, {mv is omina o} = voorteken secundus = gunstig supra +nv= boven +acc noster = ons; onze iam = al; reeds; hun nullus = geen mora = oponthoud; uitstel hic, haec, hoc = deze; dit signum = teken vester = jullie; uw parvus = klein post +nv= na +acc; achter +acc pars, {mv is partes v}= deel; kant hora =uur extra +nv= buiten +acc deesse = ontbreken crinis, {mv is crines m} =haar vox {mv is voces v}= stem carus = lief quid iuvat +inf = wat helpt het te insanus = dwaas numen {mv is numina o} = goddelijke wil evenire = gebeuren abire = weggaan vetare = verbieden longus = lang Graecia = Griekenland vale = vaarwel conservare = bewaren verbum = woord deserere = verlaten ter = driemaal circumdare +nv= leggen om +dat effugere = ontvluchten; ontsnappen media nocte = midden in de nacht 10 cura = zorg vultus {mannelijk}= gezicht pectus {mv pectora o}= borst placidus = vredig quies {mv quietes v}= rust membra {oz mv}= ledematen donare = geven, schenken primus = eerste soror {mv sorores} = zuster, zus terrere = bang maken quot = hoeveel divinus = goddelijk genus, genera = geslacht, afkomst maritus = echtgenoot, man solus = alleen vestigium = (voet)spoor leadere = stoten, kwetsen tuus = jouw, uw violare = schenden adhuc = nog steeds, tot nu toe sepulcrum = graf lacrima = traan maerere = bedroefd zijn, rouwen num = toch niet? semper = altijd liberi {m mv} kinderen vitam agere = een leven leiden umquam = ooit matrimonium = huwelijk cingere = omgeven, omringen frater {mv fratres} = broer conubium = huwelijk, verbintenis gens {mv gentes v} = volk, stam duo, duae = twee gloria = roem modo = slechts causa = reden, oorzaak fingere = vormen, verzinnen spes (acc. spem) {v}= hoop, verwachting dubius = weifelend mens, {mentes mv v} = geest, verstand pudor {mv m pudores} = gevoel van schaamte dixi = pf dicere movi = pf movere iunxi = pf iungere respondi = pf respondere perveni = pf pervenire flexi= pf flectere petivi= pf petere dedi = pf dare solvi = pf solvere 11a reliqui pf = relinquere canis, canes = hond adesse = aanwezig zijn; erbij zijn princeps, -cipes m = eerste; voornaamste; vorst; leider exspectare + acc = wachten op; verwachten multitudo, -dines v = menigte dubitare = aarzelen; twijfelen aurum = goud adii pf = adire agmen, agmina o = groep; stoet coniunxi pf = coniungere coniungere = samenvoegen; verbinden ut = zoals procedere = voortgaan; voortschrijden decus, decora o = sieraad; charme arduus = steil veni pf = venire ferus = wild; ongetemd campus = vlakte; veld vastus = uitgestrekt transire = overtrekken; oversteken nunc ... nunc = nu eens ... dan weer ille, illa, illud = die; dat 11b ruere = instorten, neerstorten aqua = water ater = zwart, donker ager = akker, land, gebied diversus = tegengesteld, verschillend dux (mv duces)= aanvoerder, leider, gids ignis (mv ignes m)= vuur summus mons = de top van de berg malus = slecht mala = het kwaad, kwade dingen nec iam = niet meer fama = gerucht curare = verzorgen tegere = bedekken, verbergen vocare = roepen, noemen cucurri pf = currere canere = zingen, vertellen fui pf = esse 12a auris (mv aures v)= oor totus = heel; geheel fabula = verhaal litus (litora mv o)= kust; strand quodam die = op een zekere dag tunc = toen; dan; vervolgens accidi pf = accidere accidere = gebeuren nemo (neminem) = niemand cognovi pf = cognoscere e, ex + abl = uit; sinds officium = plicht; taak neglegere = verwaarlozen libido (libidines mv v)= hartstocht; passie hiems (hiemes v mv = winter pius = plichtsgetrouw; vroom honor (honores m)= eer Iuppiter, iovem)= Jupiter pro +abl= voor ard_ere = branden cruor (cruorem mv m)= bloed imago (imagines mv v) = beeld; nabootsing supplex = smekend sustulli pf = tollere quia, quod = omdat nisi = als niet; behalve ut + pf = zodra dum + praes= terwijl 12b si = als; indien vere = echt; werkelijk horrere +acc= huiveren cum = wanneer; toen postquam + pf = nadat advenire = aankomen adveni pf = advenire bene = goed excepi pf = excipere fines m mv= gebied sedes, sedes v = zetel; woonplaats praeclarus = zeer mooi condere = stichten potui pf = posse iste, ista, istud = die; dat repellere = terugdrijven; afwijzen ac = en; en ook dominus = heer; meester accepi pf = accipere sicut = zoals comes, cometi = metgezel; begeleider minus, munera o = geschenk moenia = stadsmuren; muren verti pf = vertere vertere = draaien; wenden vidi pf = videre admonere = waarschuwen; aansporen iussi pf = iubere 13b impius = goddeloos consilium = plan; besluit deferre = detuli {wat is de pf?} deferre = overbrengen ultro = uit eigen beweging perfidus = trouweloos; onbetrouwbaar decedere = weggaan fugere +acc= vluchten ; vluchten voor; ontvluchten certus = zeker; bepaald orare per = smeken bij {+acc.} omittere = opgeven; laten varen; loslaten propter = wegens {+acc.} tyrannus = tiran odi = haten {pf} inimicus = vijand; vijandig perire = perii {wat is de pf?} perire = te gronde gaan; omkomen ne...quidem = zelfs...niet infans = infantes m {mv? geslacht?} infans = klein kind; baby mihi est = ik heb {+nom.} 13c sub +abl = onderin; premere = drukken; wegdrukken; in het nauw brengen pauci {m mv} = weinige; enkele; dum = terwijl; zolang als vivere = leven spiritus = adem; ademhaling; luchtstroom; leven gratus = dankbaar memor {+ nv?} = denkend aan + gen; gedachtig aan +gen promisi {pf van?} = promittere promittere = beloven duxi {pf van?} = ducere cogere = dwingen agere = brengen; voeren; leiden doen placet = het bevalt nuntius = bode; bericht misi {pf van} = mittere mittere = zenden; laten gaan incendere = in brand steken sponte = vanzelf; uit eigen beweging Graecus = Griek; Grieks 13d erexi pf van= erigere eriger = oprichten posui pf van= ponere olim = eens; ooit recepi pf van= recipere recipere, -io = krijgen; ontvangen saepe = vaak anima = adem; leven; ziel fortuna = lot peregi pf van= peragere peragere = voltooien statui pf van= statuere statuere = plaatsten beatus = gelukkig; welvarend iuvat me = het doet me plezier sub +acc = onder abscendere = beklimmen adeo = zó quaesivi pf van = quaerere repperi pf van= reperire credidi pf van= credere 14 A antea = tevoren; vroeger; eerder intuli pf v= inferre inferre = binnendragen; aandoen intellegere = begrijpen verus = waar; echt iurare per = zweren bij {+accusativus} invitus = met tegenzin; tegen mijn zin coegi pf v= cogere cogere = samenbrengen; dwingen {+infinitivus} durus = hard vel = of saxum = rots; steen effugi pf v= effugere {perfectum van ontvluchten} decessi pf v =decedere {weggaan} 14B multum = zeer {bijwoord} gaud_ere = zich verheugen descendere = afdalen ne = non {wat is 'ne' bij imp.?} 14 C vallis = dal {meervoud is valles, dit woord is trouwens vrouwelijk} fluvius = rivier populus = volk aestas = zomer {meervoud is aestates, dit woord is trouwens vrouwelijk} candidus = stralend; wit de = over {+ablativus} rogare de = vragen naar ripa = oever mortuus = gestorven explicare = uitleggen; uiteenzetten doc_ere = leren; onderwijzen; mededelen inferi = de goden van de onderwereld {mannelijk meervoud} 14 D egregius = uitstekend digitus = vinger demonstrare = aanwijzen proles = geslacht; nakomelingen {meervoud is proles, dit woord is vrouwelijk} futurus = toekomstig ostendere = tonen; laten zien superbus = trots; hoogmoedig consul = consul {meervoud is consules, dit woord is mannelijk, hoge ambtenaar in de romeinse republiek} divus = goddelijk melius = beter {bijwoord} statua = standbeeld ars = kunst; vaardigheid {meervoud is artes, dit woord is vrouwelijk} imperium = macht; heerschappij; gezag; rijk pax = vrede {meervoud is paces, dit woord is vrouwelijk} aequus = rechtvaardig; billijk imponere = leggen op; opleggen parcere = sparen; ontzien {+dativus} redii pf v = redire {perfectum van teruggaan} redire = teruggaan; terugkeren 17A placidus = vredig; kalm probus = goed potestas (v mv potestates) = macht; gezag cupidus +gen = begerig naar finis {m mv fines}= einde sentire = sensi {perfectumstam?} fessus = moe; vermoeid; uitgeput brevis = kort brevi = spoedig; binnenkort divitiae (v mv) = rijkdom dividere = delen; verdelen nihil = niets contra (bijwoord) = daarentegen scire = weten; kennen relinquere = verlaten; achterlaten; laten aan; overlaten aan intellegere = intellexi {perfectumstam?} tacitus = zwijgend; stil exire = weggaan; gaan uit 17B finire = beëindigen succedere = successi {perfectumstam?} succedere +dat = opvolgen possid_ere = bezitten plus = meer velle = volui {perfectumstam?} velle = willen regnare = regeren; heersen pro +abl = voor; in plaats van expellere = expuli {perfectumstam?} nec = en niet; ook niet; maar niet; zelfs niet virgo (mv virgines)= meisje; maagd felix (mv felices) = gelukkig nocturnus = nachtelijk interdiu = overdag protegere = beschermen insidiae (v mv) = hinderlaag; aanslag quamquam = hoewel 17C cotidie = dagelijks summus = hoogst; grootst ignotus = onbekend niger = zwart mirus = merkwaardig; wonderlijk tam = zo lux = luces v {mv + geslacht?} lux = licht; daglicht periculum = gevaar 17D mensis = menses m {mv + geslacht?} mensis = maand indicium = teken; aanwijzing coepi (pf, bij coepi bestaat geen praesens) = ik begon; ben begonnen carcer = carceres m {mv + geslacht?} carcer = kerker; gevangenis desperare = wanhopen parere = peperi {perfectumstam?} parere, -io = voortbrengen; baren; verwerven Tiberis = Tiberim {mv?} Tiberis = de Tiber flumen = flumina o {mv + geslacht?} flumen = rivier nolle = nolui {perfectumstam?} nolle = niet willen lupa = wolvin descendere = descendi {perfectumstam?} praebere = verschaffen; geven; aanbieden pastor = pastores {mv?} pastor = herder secum = cum se {waar komt het van?} portare = dragen; brengen uxor = uxores {mv?} uxor = vrouw; echtgenote duodecim = twaalf per = acc. {nv?} per = over/door...heen; gedurende vivere = vixi {perfectumstam?} postea = later se (acc./abl.) = zich regius = koninklijk; konings- interficere = interfeci {perfectumstam?} interficere, -io = doden avus = grootvader reducere = reduxi {perfectumstam?} reducere = terugvoeren; terugbrengen WOORDEN 18====================== caedes = caedes v {mv + geslacht?} caedes = moord; bloedbad locus = plaats quondam = eens alere = alui {perfectumstam?} alere = voeden tristis = droevig; bedroefd trans = over; overheen trans = acc. {+nv?} humilis = laag; nederig; gering addere = addidi {perfectumstam?} addere = toevoegen alius = ander condere = condidi {perfectumstam?} ambo = beide; beiden statuere +inf. = plaatsen; stichten; besluiten te considere = consedi {perfectumstam?} considere = gaan zitten prior = priores {mv?} prior = vroeger; eerder sex = zes bis = tweemaal acer = acer acris acre {geef het rijtje (nom. m+v+o)} acer, acris, acre = scherp; spits; hevig; fel cadere = cécidi {perfectumstam?} cadere = vallen; sneuvelen fortis = dapper ingens = ingentes {mv?} ingens = geweldig groot; enorm; reusachtig ludi = m mv {geslacht + getal?} ludi = de spelen; spelen sollemnis = plechtig finitimus = naburig invitare = uitnodigen crescere = crevi {perfectumstam?} crescere = groeien intendere = intendi {perfectumstam?} intendere = inspannen; spannen; richten rapere = rapui {perfectumstam?} rapere, -io = roven domus = domus v {mv + geslacht?} domus = huis valde = zeer vehemens = vehementes {mv?} vehemens = heftig effugere, -io = ontvluchten; ontsnappen orare = bidden; smeken; bidden tot {(+acc.)} avis = aves v {mv? geslacht?} avis = vogel locare = plaatsen; leggen; zetten per = +acc. {+nv?} per = over/door...heen; langs; gedurende hinc = vanhier; hiervandaan arc[u]e[/u]re = afweren; afhouden demere = wegnemen terror=schrik; angst; vrees terror = terrores m {mv en geslacht?} monumentum=gedenkteken; monument; aandenken posteri=nakomelingen; nageslacht posteri = m mv {geslacht +getal?} tamquam=alsof optimus=best; zeer goed maximus=grootst; zeer groot resistere=weerstand bieden aan; zich verzetten tegen {+dat} vallis=dal; vallei vallis = valles v {mv + geslacht} superior=hoger; beter superior = superiores {mv} mulier=vrouw mulier = mulieres {mv} inferre se=zich begeven modo..., modo=nu eens..., dan weer vertere=draaien; wenden; richten op parentes=ouders parentes = m mv {geslacht+getal} quam=dan aut=of fit=er ontstaat silentium=stilte foedus=verdrag; verbond foedus = foedera o {mv + gestalcht} non modo ... sed etiam=niet alleen ... maar ook civitas=staat; stad; burgerij civitas = civates v {mv +geslacht} facere = feci {perfectumstam?} 19A concurrere = te hoop lopen; rennen; slaags raken concursus, -us = oploop; geren; botsing; treffen tres = drie vulnerare = verwonden gaudium = vreugde; blijdschap exclamare = uitroepen; het uitschreeuwen infestus = vijandig; dreigend forte = toevallig integer = onaangetast; ongedeerd ideo = daarom e/ex +abl. = uit; van; vanuit; sinds intervallum = tussenruimte minimus = kleinst; zeer klein prope bijw. = dichtbij alter = de één; de andere {van beiden} exspectare +acc. = wachten op; verwachten; opwachten a/ab +abl. = vanaf; vandaan; door tertius = derde eodem modo = op dezelfde manier victoria = overwinning exsultare = juichen 19B super +acc. = boven; over cognoscere = leren kennen, vernemen, herkennen ferox = feroces {mv?} ferox = wild; fel; woest incendere = in brand steken, ontsteken incendere = incensus {participium perfectum passief --› ik ben in brand gestoken} facinus = facinora o {mv? geslacht?} facinus = daad; misdaad movere = motus {ppp?} paulum = een beetje paulo ante = kort tevoren omnis = ieder, elk, geheel, allen laudare = prijzen; loven ius = iora o {mv? geslacht?} ius = het recht; rechtbank rapere = raptus {ppp?} in +abl. = in; op; bij; tijdens iudicium = rechtbank; proces causa = zaak; rechtszaak; reden; oorzaak defendere = defendi {pf?} existimare = schatten; menen; van mening zijn iure = met recht; terecht nolite = wil(t) niet! ultimus = verst; buitenst; laatst ferre = tuli {pf?} ferre = brengen; dragen; verdragen abslovere = absolutus {ppp?} absolvere = losmaken; vrijspreken 20A: tumultus = tumultus {mv?} tumultus = oproer; onrust; tumult claudere = sluiten eicere, -io = eruit gooien; eruit zetten paene = bijna dexter = rechts; rechter- manus = manus v {mv? geslacht?} manus = hand mittere = missus {ppp?} res = res v {mv? geslacht?} res = zaak; ding; situatie subitus = plotseling alienus = vreemd; van een ander; andermans constituere = constitui {pf?} constituere = plaatsen; vaststellen constituere +inf. = besluiten te atrox = atroces {mv?} atrox = afschuwelijk; gruwelijk ferrum = ijzer; wapen; zwaard haud = volstrekt niet altus = hoog; diep mox = spoedig; weldra; gauw interim = intussen apud +nv? = bij +acc. munus = munera o {mv? geslacht?} munus = geschenk; opdracht; taak aliquot = enige {onverbuigbaar} dies = dies m {mv? geslacht?} dies = dag ops = opem v {mv? geslacht?} ops = hulp opes = opes v mv {mv? geslacht? getal?} opes = hulpmiddelen; macht celare = verbergen; verborgen houden nuntiare = berichten; melden prudens = prudentes {ppa?} prudens = verstandig 21A + B forma = vorm; gedaante; uiterlijk; gestalte; schoonheid incitare = aansporen; aanvuren recipere = receptus {ppp?} deducere = deductus {ppp?} deducere = naar beneden brengen; brengen naar sinister = links; linker opprimere = neerdrukken; naar beneden drukken; overweldigen vox mv en geslacht = voces v vox [i]v[/i] = stem; woord; geluid ullus = enig; ook maar één; één; ook maar enig concedere = toegeven; toestaan nudus = naakt ponere = plaatsen; zetten; leggen sordidus = vuil; smerig; verachtelijk deprehendere = deprehendi {pf?} deprehendere = grijpen; betrappen persuad[u]e[/u]re = persuasi {pf?} persuad[u]e[/u]re [i]+dat.[/i] = aanraden; overreden; overtuigen; overhalen vincere = vici {pf?} vincere = overwinnen L. = Lucius invenire = inveni {pf?} invenire = vinden; ontdekken tantum = slechts testis = testes {mv?} testis = getuige prior = vroeger; eerder; vorig armare = bewapenen; wapenen supplicium = doodstraf; straf liberare [i](+abl.)[/i] = bevrijden van exemplum = voorbeeld affirmare = verzekeren; bevestigen abesse = afwezig zijn; ontbreken capere = cepi {pf?} condere = stichten; verbergen occupare = bezetten; innemen; in beslag nemen trahere = traxi {pf?} pellere = verdrijven Roma [i]abl.[/i] = uit Rome pellere = pepuli {pf?} liber = vrij crudelis = wreed tradere = tradidi {pf?} tradere = overhandigen iurare = zweren; een eed afleggen
Ingezonden op 25-08-2014 - 1251x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
18-05-2015
.
Waardering 4.6 (aantal stemmen: 3)
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!