Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Personeelsmanagement
› 2 Theorie over communicatie COMMUNICATIEBOEK WIL MICHELS
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Personeelsmanagement
, deel 1
2 Theorie over communicatie COMMUNICATIEBOEK WIL MICHELS
Jaar 1 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Wat is communicatie?= Een proces dat begint bij een zender, die zender wil iets overdragen. Hij heeft een boodschap die hij via een medium stuurt naar een ontvanger. Welke 4 aspecten van de boodschap kan je onderscheiden?= Zakelijk aspect, expressief aspect, relationeel aspect, appellerend aspect. Wat wordt er verstaan onder zakelijk aspect?= De beschrijving van fieten, de informatie in de boodschap. Wat wordt er verstaan onder expressief aspect?= Het gevoel, de emotie die de zender via de boodschap uit. Wat wordt er verstaan onder een relationeel aspect?= De verhouding van de zender en ontvanger tot elkaar die uit de boodschap blijkt. Wat wordt er verstaan onder een appellerend aspect?= Het beroep dat op de ontvanger wordt gedaan met de boodschap. Wat is feedback?= De reactie van de ontvanger. Wat wordt er verstaan onder terugkoppeling?= Als de zender weer reageert op de feedback van de ontvanger. Wat is encoderen?= Het omzetten van gedachten in een voor de ontvanger begrijpelijke boodschap. Wat is decoderen?= De boodschap van de zender omzetten in eigen gedachten. Wat is een referentiekader?= Is een geheel van gewoonten, regels, ervaringen, normen en waarden waarop de ontvanger zijn denken en handelen baseert. Wat verstaan we onder ruis?= Factoren die het communicatieproces verstoren. Wanneer heb je interne ruis?= Als de communicatie wordt verstoord door factoren binnen het directe communicatieproces. Wanneer heb je externe ruis?= Ruis veroorzaakt door factoren buiten het communicatieproces. Wat is redundantie?= Overtollige informatie en wel in die zin dat de informatie geen nieuws bevat voor de ontvanger. Wat is disfunctionele redundantie?= Onnodige herhalingen, bijvoorbeeld stopwoorden of steeds herhaalde tekst in een artikel of presentatie. Disfunctionele redundantie irriteert de ontvangers. Wat is functionele redundantie?= Redundantie kan zinnig zijn. Vooral bij mondelinge communicatie, zoals een lezing, kan redundantie in de vorm van een samenvatting de ontvangers helpen om de boodschap te onthouden. Wat zijn de 2 grote beperkingen van het basismodel?= De ontvanger is nooit passief, verschuiving van de macht naar de ontvanger. Verbale communicatie?= De zender gebruikt gesproken en geschreven taal. Non-verbale communicatie?= Verstaan we alle niet-talige vormen van communicatie. Metacommunicatie?= Communicatie over de communicatie. Wat is een communicatiemodaliteit?= Communicatiewijze die zich onderscheidt van andere vormen van communicatie. Wat is informatie?= Communicatie met een neutraal karakter. Wat is voorlichting?= Bewust gegeven hulp bij menings- en besluitingvorming door middel van communicatie. Wat is public relations?= Stelselmatig bevorderen van wederzijds begrip tussen een organsiatie en haar publieksgroepen. Wat is reclame?= Overtuigende informatie over merken of organisaties waarbij meestal gebruik wordt gemaakt van betaalde ruimte in de media. Wat is propaganda?= Gericht op het overbrengen van ideeën. Wat is massacommunicatie?= Is een openbare, voor iedereen toegankelijke communicatie. Wat is het kenmerk van massacommunicatie?= Relatief goedkoop om snel veel mensen te bereiken. Wanneer spreek je van massacommunicatie?= Als de zender de intentie heeft een grote groep mensen te bereiken. Interpersoonlijke communicatie?= Bevinden een beperkt antal mensen zich in elkaars nabijheid. Wat is kenmerkend bij interpersoonlijke communicatie?= Deze kan specifiek aansluiten op de gegeven situatie. Wat zijn kenmerken van massacommunicatie?= Eenrichtingsverkeer, zender heeft weinig zicht op het bereikte effect, niet afgestemd op de individuele ontvanger, bereikt veel mensen tegelijk, goedkoop per bereikte persoon, ontvanger wendt zich gemakkelijk af. Wat zijn kenmerken van interpersoonlijke communicatie?= Tweerichtingsverkeer, zender heeft betere indruk van het bereikte effect, aan te passen aan de individuele ontvanger, bereikt weinig mensen tegelijk, duur per bereikte persoon, ontvanger kan zich moeilijk afwenden. Welke theorieën zijn er over de invloed van massacommunicatie?= Stimulus-respons, two step flow, uses and gratifications, agendasetting, netwerkmodellen. Stimulus respons?= Het idee was dat ontvangers klakkeloos accepteren wat de zender hen voorschotelt. Het publiek speelt hierbij een zeer passieve rol. Injectienaaldtheorie, lijkt alsof de ontvangers de informatie ingespoten kregen en dat passief ondergingen. Two step flow theorie?= Stelt dat mensen bij verschillende keuzes zich meer laten sturen door elkaar dan door de media. Eerst wordt een beperkt aantal opinieleiders beïnvloed die vervolgens intermediar zijn tussen de ''zender'' en een grotere (doel)groep. Early adaptors?= Kleine groep van ongeveer 2% van bevolking een trend of innovatie als eerste oppakt, daarna volgt grotere publiek. Uses and gratificationtheorie?= Legt de nadruk op de actieve rol van de ontvanger in de communicatieproces en stelt dat je zelf keuzes maakt over welke media je gebruikt en wanneer je die gebruikt en welke boodschappen je wilt ontvangen. Broadcasting?= Beperkt aantal zenders een grote doelgroep proberen te bereiken. Narrowcasting?= Een persoon die op een bepaald moment iets aangeboden rkijgt of iets wil zien dan zelf zijn keuze bepaalt. Agendasettingstheorie?= De massamedia bepalen niet wat we denken, maar wel waarover we denken. Selectieve perceptie?= Je ziet wat je wilt zien, je ziet vooral wat je al weet of wat jouw kennis bevestigt. Selectieve blootstelling?= Een ontvanger kiest uit het totale aanbod de informatie die hem aanstaat. Selectieve retentie?= NIet alle informatie die een individu waarneemt en opslaat in het geheugen is op het een later tijdstip voor verwerking beschikbaar. Framing?= Betekent letterlijk inkaderen. Daarbij blijven bepaalde zaken buiten beeld en worden andere binne het raamwerk juist benadrukt. Labeling?= Het inkleuren door naamgeving en woordgebruik. groene stroom, plofkip, woekerpolissen. Boodschap?= Communicatie-inhoud die de zender aan de ontvanger wil overbrengen. Communicatiemodaliteiten?= Indeling in veschillende communicatiewijzen, o.a. voorlichting, public relations, reclame en propaganda. Interactieve communicatie?= Informatieoverdracht tussen een zender en een ontvanger waarbij de ontvanger een actieve rol heeft en mede het proces en de communatie bepaalt. Interpersoonlijke communicatie?= Communicatie tussen twee of meer personen waarbij een directe wisselwerking plaatsvindt. Medium?= Alles wat een communicatieboodschap kan dragen. Metacommunicatie?= Communicatie over het communicatieproces zelf. Perceptie?= Wjze waarop iemand de boodschap waarneemt, interpreteert en ervaart. Propaganda?= Systematisch georganiseerde communicatie die gericht is op het winnen van mensen voor overtuigingen, ideeën en ideologieën. Public relations?= Stelselmatig bevorderen van wederzijds begrip tussen een organisatie en haar publieksgroepen.
Ingezonden op 26-08-2014 - 1734x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!