Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Personeelsmanagement
› 4294967295 Hoofdstuk 1 tm 15 COMMUNICATIE WIL MICHELS
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Personeelsmanagement
, deel 1
4294967295 Hoofdstuk 1 tm 15 COMMUNICATIE WIL MICHELS
Jaar 1 (hbo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Non-intentionele communicatie= Communicatie waarbij de zender niet de bedoeling heeft te communiceren. Hoe wordt een organisatie omschreven?= Een gemeenschap van mensen die een gezamenlijk doel nastreven. welke 5 grote ontwikkelingen zien we in het vakgebied?= Van offline naar online, de relatie staat centraal, medewerkers en organisaties communicatiever maken, geïntegreerde communicatie, Accountability. Waar is corporate communicatie op gericht?= Op de beeldvorming van de gehele organisatie op lange termijn. Waar heeft interne communicatie betrekking op?= Communicatie binnen een organisatie Waar is marketingcommnicatie meer op gericht?= Op de verkoop Wat is accountability?= Verantwoordelijkheid nemen en verantwoording afleggen. Op welke 3 niveaus vindt accountability zich in af in relatie tot communicatie?= Organisatieniveau, afdelingsniveau en persoonsniveau. Op welke functie kan de afdeling communicatie werken?= Lijnfunctie of staffunctie. Wanneer heeft de afdeling Communicatie een staffunctie?= Als zij rechtstreeks onder de directie valt en daaraan rapporteert. Waarom heeft afdeling communicatie als staffunctie vaak de voorkeur?= Het managen van de reputatie van de organisatie heeft de meeste kans van slagen als de communicaitie binnen alle orgnisatieonderdelen en -activiteiten wordt ingezet en ondersteund. Wanneer heeft de afdeling communicatie een lijnfunctie?= Als zij valt onder een bepaalde dienst of sector binnen de organisatie. Communicatie heeft dan een uitvoerende functie die zich voornamelijk richt op het ondersteunen van projecten en de realisatie van middelen. Waar is de afdeling marketing verantwoordelijk voor?= Het merkbeleid van de organisatie en houdt zich bezig met het afstemmen van het product- of dienstenaanbod op de wensen van de klanten. Wat zijn de taakgebieden van Communicatie?= Zowel extern als intern, focus op identiteit en reputatie. Wat zijn de taakgebieden van Marketing?= Vooral externe communicatie, focus op verkoop en omzet. Welke taken vallen er onder communicatie?= Profilering, interne communicatie, arbeidsmarktcommunicatie, huisstijl, sponsoring, pers en media, website, social media, contentstrategie. Weke taken vallen er onder marketing?= Positionering, branding, reclame, prijs- en distributiebeleid, concurrentieanalyse, direct marketing, e-commerce, sales promotion, persoonlijke verkoop. Wat houdt HR-management in?= Betrokken en gemotiveerde medewerkers de ruimte krijgen in hun werk en dat er een cultuur wordt gecreeërd waarbij medewerkers worden gestimuleerd zich te ontwikkelen. Op welke gebieden werkt afdeling communicatie samen met HR?= Interne publicaties, intranet, organisatie van events, het faciliteren, het onderzoek. Welke verantwoordelijkheden vallen er volgens de beroepsvereniging Logeion onder communicatieprofessionals?= Analyseren, Adviseren, Creëren, organiseren, begeleiden, managen. Wat is communicatie?= Is een proces van tweerichtingsverkeer waarbij zender en ontvanger beiden actief kunnen zijn en van rol kunnen wisselen. Wat is marketingcommunicatie?= Alle communicatie waarmee de organisatie probeert het productimago te behouden en te verbeteren, of de afzet van producten en diensten te bevorderen. Wat is communicatie?= Een proces dat begint bij een zender, die zender wil iets overdragen. Hij heeft een boodschap die hij via een medium stuurt naar een ontvanger. Welke 4 aspecten van de boodschap kan je onderscheiden?= Zakelijk aspect, expressief aspect, relationeel aspect, appellerend aspect. Wat wordt er verstaan onder zakelijk aspect?= De beschrijving van fieten, de informatie in de boodschap. Wat wordt er verstaan onder expressief aspect?= Het gevoel, de emotie die de zender via de boodschap uit. Wat wordt er verstaan onder een relationeel aspect?= De verhouding van de zender en ontvanger tot elkaar die uit de boodschap blijkt. Wat wordt er verstaan onder een appellerend aspect?= Het beroep dat op de ontvanger wordt gedaan met de boodschap. Wat is feedback?= De reactie van de ontvanger. Wat wordt er verstaan onder terugkoppeling?= Als de zender weer reageert op de feedback van de ontvanger. Wat is encoderen?= Het omzetten van gedachten in een voor de ontvanger begrijpelijke boodschap. Wat is decoderen?= De boodschap van de zender omzetten in eigen gedachten. Wat is een referentiekader?= Is een geheel van gewoonten, regels, ervaringen, normen en waarden waarop de ontvanger zijn denken en handelen baseert. Wat verstaan we onder ruis?= Factoren die het communicatieproces verstoren. Wanneer heb je interne ruis?= Als de communicatie wordt verstoord door factoren binnen het directe communicatieproces. Wanneer heb je externe ruis?= Ruis veroorzaakt door factoren buiten het communicatieproces. Wat is redundantie?= Overtollige informatie en wel in die zin dat de informatie geen nieuws bevat voor de ontvanger. Wat is disfunctionele redundantie?= Onnodige herhalingen, bijvoorbeeld stopwoorden of steeds herhaalde tekst in een artikel of presentatie. Disfunctionele redundantie irriteert de ontvangers. Wat is functionele redundantie?= Redundantie kan zinnig zijn. Vooral bij mondelinge communicatie, zoals een lezing, kan redundantie in de vorm van een samenvatting de ontvangers helpen om de boodschap te onthouden. Wat zijn de 2 grote beperkingen van het basismodel?= De ontvanger is nooit passief, verschuiving van de macht naar de ontvanger. Verbale communicatie?= De zender gebruikt gesproken en geschreven taal. Non-verbale communicatie?= Verstaan we alle niet-talige vormen van communicatie. Metacommunicatie?= Communicatie over de communicatie. Wat is een communicatiemodaliteit?= Communicatiewijze die zich onderscheidt van andere vormen van communicatie. Wat is informatie?= Communicatie met een neutraal karakter. Wat is voorlichting?= Bewust gegeven hulp bij menings- en besluitingvorming door middel van communicatie. Wat is public relations?= Stelselmatig bevorderen van wederzijds begrip tussen een organsiatie en haar publieksgroepen. Wat is reclame?= Overtuigende informatie over merken of organisaties waarbij meestal gebruik wordt gemaakt van betaalde ruimte in de media. Wat is propaganda?= Gericht op het overbrengen van ideeën. Wat is massacommunicatie?= Is een openbare, voor iedereen toegankelijke communicatie. Wat is het kenmerk van massacommunicatie?= Relatief goedkoop om snel veel mensen te bereiken. Wanneer spreek je van massacommunicatie?= Als de zender de intentie heeft een grote groep mensen te bereiken. Interpersoonlijke communicatie?= Bevinden een beperkt antal mensen zich in elkaars nabijheid. Wat is kenmerkend bij interpersoonlijke communicatie?= Deze kan specifiek aansluiten op de gegeven situatie. Wat zijn kenmerken van massacommunicatie?= Eenrichtingsverkeer, zender heeft weinig zicht op het bereikte effect, niet afgestemd op de individuele ontvanger, bereikt veel mensen tegelijk, goedkoop per bereikte persoon, ontvanger wendt zich gemakkelijk af. Wat zijn kenmerken van interpersoonlijke communicatie?= Tweerichtingsverkeer, zender heeft betere indruk van het bereikte effect, aan te passen aan de individuele ontvanger, bereikt weinig mensen tegelijk, duur per bereikte persoon, ontvanger kan zich moeilijk afwenden. Welke theorieën zijn er over de invloed van massacommunicatie?= Stimulus-respons, two step flow, uses and gratifications, agendasetting, netwerkmodellen. Stimulus respons?= Het idee was dat ontvangers klakkeloos accepteren wat de zender hen voorschotelt. Het publiek speelt hierbij een zeer passieve rol. Injectienaaldtheorie, lijkt alsof de ontvangers de informatie ingespoten kregen en dat passief ondergingen. Two step flow theorie?= Stelt dat mensen bij verschillende keuzes zich meer laten sturen door elkaar dan door de media. Eerst wordt een beperkt aantal opinieleiders beïnvloed die vervolgens intermediar zijn tussen de ''zender'' en een grotere (doel)groep. Early adaptors?= Kleine groep van ongeveer 2% van bevolking een trend of innovatie als eerste oppakt, daarna volgt grotere publiek. Uses and gratificationtheorie?= Legt de nadruk op de actieve rol van de ontvanger in de communicatieproces en stelt dat je zelf keuzes maakt over welke media je gebruikt en wanneer je die gebruikt en welke boodschappen je wilt ontvangen. Broadcasting?= Beperkt aantal zenders een grote doelgroep proberen te bereiken. Narrowcasting?= Een persoon die op een bepaald moment iets aangeboden rkijgt of iets wil zien dan zelf zijn keuze bepaalt. Agendasettingstheorie?= De massamedia bepalen niet wat we denken, maar wel waarover we denken. Selectieve perceptie?= Je ziet wat je wilt zien, je ziet vooral wat je al weet of wat jouw kennis bevestigt. Selectieve blootstelling?= Een ontvanger kiest uit het totale aanbod de informatie die hem aanstaat. Selectieve retentie?= NIet alle informatie die een individu waarneemt en opslaat in het geheugen is op het een later tijdstip voor verwerking beschikbaar. Framing?= Betekent letterlijk inkaderen. Daarbij blijven bepaalde zaken buiten beeld en worden andere binne het raamwerk juist benadrukt. Labeling?= Het inkleuren door naamgeving en woordgebruik. groene stroom, plofkip, woekerpolissen. Boodschap?= Communicatie-inhoud die de zender aan de ontvanger wil overbrengen. Communicatiemodaliteiten?= Indeling in veschillende communicatiewijzen, o.a. voorlichting, public relations, reclame en propaganda. Interactieve communicatie?= Informatieoverdracht tussen een zender en een ontvanger waarbij de ontvanger een actieve rol heeft en mede het proces en de communatie bepaalt. Interpersoonlijke communicatie?= Communicatie tussen twee of meer personen waarbij een directe wisselwerking plaatsvindt. Medium?= Alles wat een communicatieboodschap kan dragen. Metacommunicatie?= Communicatie over het communicatieproces zelf. Perceptie?= Wjze waarop iemand de boodschap waarneemt, interpreteert en ervaart. Propaganda?= Systematisch georganiseerde communicatie die gericht is op het winnen van mensen voor overtuigingen, ideeën en ideologieën. Public relations?= Stelselmatig bevorderen van wederzijds begrip tussen een organisatie en haar publieksgroepen. Beeldmerk?= Ondedeel van het logo, naast het woordmerk. Ook wel vignet genoemd. Branded identiteit?= Indentiteitsstructuur waarbij een organisatie producten op de markt brengt die elk hun eigen merknaam hebben en in hun communicatie zelfstandig zijn. Corporate communicatie?= De communicatie waarbij de organisatie zelf centraal staat en die gericht is op de beeldvorming van de organisatie bij de belangrijkste stakeholders. Endorsed identiteit?= Identiteitsstructuur waarbij een organisatie een aantal merken voert en naast de individuele merknaam de corporate merknaam steeds communiceert. Huisstijldragers?= Object waarop elementen van de huisstijl worden afgebeeld. Huisstijlelementen?= Baissordelen van een huisstijl: naam/logo, kleurgebruik, typografie en beeldgebruik. Identiteit?= Wat de organisatie is en wat zij uitstraalt. Identiteitsstructuur?= De wijze waarop een organisatie haar merken wel of niet aan elkaar koppelt. Identity mix?= Combinatie van gedrag, communicatie en symboliek waarmee de organisatie haar persoonlijkheid uit. Imago?= Beeld dat publieksgroepen van de organisatie hebben. Logo?= Totaal van woord- en/of beeldmerk. Monolitische identiteit?= De organisatie voert een merk en huisstijl voor de gehele organisatie en al haar producten en diensten. Reputatie?= Geheel van de imago's bij de verschillende doel- en publieksgroepen door de jaren heen. Woordmerk?= Naam van een merk of organisatie in grafische vorm. Dit vormt samen met het beeldmerk het logo. Zelfbeeld?= Geheel van gedachten en waarderingen dat binnen een organisatie over de eigen organisatie bestaat. Gewenste identiteit?= Wat een organisatie wil zijn. Kernwaarden?= Centraal in de persoonlijkheid staan de kernwaarden. Welke formule is handig voor het toetsen van de kernwaarden?= BBT-formule. Waar staat de B voor in de BBT-formule?= Belofte Waar staar de 2e B voor in de BBT-formule?= Bewijs Waar staat de T voor in de BBT formule?= Toonzetting Symboliek?= Visuele identiteit, gaat over huisstijl, het logo, de site, de gebouwen, vlaggen, bedrijfskleding e.d. Uit welke voorwaarden voldoet een sterkte identiteit?= Sluit aan bij de kernactiviteiten en bij de organisatie als geheel, staat in lijn met de roots van een organisatie, is authentiek, onderscheidend en relevant, spreekt de interne en externe doelgroepen aan. Welke drie identiteitsstructuren worden er onderscheden?= Branded identiteit, endorsed identiteit, monolitische identiteit. Wat is het voordeel van branded identiteit?= Als een product flopt, heeft dit een beperkt risico voor het moederbedrijf. Wat is een nadeel van een branded indentiteit?= Losse merken profiteren niet van de naam van het moederbedrijf, marketingbudgetten lopen op omdat elk merk apart op de markt gezet moeten worden. Wat is parent visibility?= Zichtbaarheid van het moederbedrijf. Waarom is imago een ontvangersgebonden begrip?= Een organisatie heeft niet slechts een imago. Leveranciers kunnen een ander beeld van een organisatie hebben dan klanten. Op welke niveaus kan je een imago betrekken?= Productniveau, merkniveau, bedrijfsniveau, brancheniveau, landniveau, gebruikersniveau. Welke factoren kunnen het imago bepalen?= Eigen ervaring, informele, interpersoonlijke communicatie, berichten in de media, betaalde communicatie. Waar moet een organisatie goed voor zorgen?= Goede afstemming tussen gewenste identiteit en het gewenste imago, belangrijk dat deze elkaar zo dicht mogelijk benaderen. Wat scoort niet bij de doelgroepen?= Als een imago slechter is dan de indentiteit. Wanneer is er sprake van imagebuilding?= Als het imago beter is dan de identiteit. Hoe wordt een beeldmerk ook wel genoemd?= Vignet Welke waarden heeft een kleur?= Symbolische waarde, emotionele waarde, signaalwaarde. Wat is lettersoort?= De verschijningsvorm van een lettertype. Actoren?= De belanghebbende partijen die bij een issue zijn betrokken. Arbeidsmarkt communicatie?= Communicatie met potentiële medewerkers en met organisaties die van belang zijn bij het aantrekken van nieuwe medewerkers. Arena-analyse?= Onderzoek naar het ''speelveld'' en naar de betrokken partijen. Factoren?= Zaken en ontwikkelingen die van invloed zijn op een organisatie. Financieel jaarverslag?= Rapportge van een organisatie over haar financieel-economische positie. Financiële communicatie?= Communicatie gericht op financiële doelgroepen. Geïntegreerde communicatie?= Vanuit een visie en aanpak de corporate, interne en marketingcommunicatie samensmeden tot een geheel. Issue?= Een maatschappelijk item waarbij voor- en tegenstanders betrokken zijn en dat in belangstelling staat van het publiek en de pers. Lobbyen?= Onderdeel van het public affairs-beleid, waarbij een organisatie gericht een relatie opbouwt en onderhoudt met personen die invloed kunnen uitoefenen op ontwikkelingen die voor de organisatie van belang zijn. Monitoring?= Het systematisch in kaart brengen van relevante ontwikkelingen. Overheidscommunicatie?= Openbaarmaking door de overheid van informatie die van belang kan zijn voor de burgers bij het vormen van een oordeel over het bestuur, de besluitvorming en de besluiten. Product recall?= Terugname van een product vanwege een mankement. Public affairs?= Belangenbehartiging op basis van het systematisch analyseren van de politiek-maatschappelijke omgeving gericht op het beïnvloeden van besluitvorminigsprocessen. Reputatiemanagement?= Het doelgericht en systematisch werken aan de goede naam en faam van een organisatie bij al haar stakeholders. Q&A-lijst?= Lijst met mogelijke vragen en de antwoorden daarop. Stakeholders? = Alle individuen, groeperingen en organisaties die bepalend zijn bij een voor de organisatie belangrijk onderwerp. Hoe kan een issue ontstaan?= Als bepaalde mensen vinden dat een organisatie of de overheid onvoldoende aan een probleem doet. Welke 5 fasen doorloopt een issue?= Geboorte, groei, volwassenheid, issuemoeheid, vervaging. Wat verstaan we onder geboorte bij een issue?= er ontstaan maatschappelijke vragen en onrust op kleine schaal. Wat verstaan we onder groei bij een issue?= Het issue krijgt media-aandacht. De media spelen een belangrijke rol bij het versnellen en vergroten van een issue. Wat verstaan we onder volwassenheid bij een issue?= Voor- en tegenstanders nemen een duidelijke positie in en online en offline vinden er discussies plaats. Wat verstaan we onder issuemoeheid bij een issue?= De aandacht in de media en de langstelling van het publiek neemt af. Wat verstaan we onder vervaging bij een issue?= Er is nauwelijks nog (media)aandacht voor. Wat is omgevingssensiviteit?= Organisaties zijn afhankelijk van actoren en factoren binnen hun omgeving. Daarom is het belangrijk om te weten wat er in die omgeving gebeurt of staat te gebeuren. Door welke 3 hoofdkenmerken wordt issuemanagement gekenmerkt?= Monitoring, organiseren, realiseren. Wat wordt er gedaan bij monitoring?= Het systematisch signaleren en in beeld brengen van de relevante ontwikkelingen. Welke 2 posities kan een organisatie innemen ten opzichte van een issue?= Defensief of assertief. Voor welke positie kiezen de meeste organisaties bij een issue?= defensieve opstelling. Wat doet een organisatie bij een defensieve opstelling?= Ze wachten af in de hoop dat het niet zo'n vaart zal lopen. Als issue toch over hen heenkomst, leggen ze een verklaring af en maken ze zo nodig hun excuses. Tussen welke 2 aanpakken kan een organisatie kiezen bij issuemanagement?= Tactische of een strategische aanpak. Wat doet een organisatie bij een tactische aanpak?= Zet organisatie eenmalig in omdat het voor het issue op dat specifieke moment belangrijk is. Wat heeft een strategische aanpak voor een kenmerk?= Gedurende een langere periode wordt gevolgd en niet verandert door een incident. Naar welke 3 P's wordt balans gezocht bij MVO?= People, planet, profit. Welke stappen komen aan bod bij Public Affairs?= Bepalen van het doel, bepalen van de actoren en factoren, bepalen van de boodschap, onderzoeken van de strategische allianties, zoeken naar het optimaal haalbare, implementeren van de strategie. Wat zijn de kenmerken van lobbyen?= Er is sprake van een poging tot beïnvloeding, er is sprake van een informele ambiance, de lobby is gericht op formele gezagsdragers. Wat is reputatiemanagement?= Het doelgericht en systematisch werken aan de goede naam en faam van ee organisatie bij al haar stakeholders. Welke stappen zijn er bij reputatiemanagement?= Bepaal de gewenste reputie, beschrijf de GAP, bekrachtig de interne organisatie, versterk de reputatie. Welke 5 zaken zijn er van belang op de reputatie te versterken bij de stakeholders?= zichtbaar, onderscheidend, consistent, transparant, authentiek. Wat is kenmerkend voor een crisis?= Een min of meer onverwachte situatie die snelle beslissingen vereist. Wat zijn de 3 vragen die je moet stellen bij een crisis?= Hoe omvangrijk is de crisis en wat zal de impact zijn op de organisatie? Is het wel een crsis van onze organisatie? Wat is ons doel, wat willen we bereiken? Welke strategieën zijn er bij een crisis?= Distantie bewaren, kansen keren, acceptatie door excuus en verbeteringen, underdog spelen. Uit welke acties bestaat een crisisplan?= Maak duidelijk wie woordvoerder is, bepaal wie lid is van het crisisteam, bepaal met wleke middelen je welke doelgroep het snelst kunt benaderen, stel goede adreslijsten op van interne betrokkenen en de pers, richt een centrale persruimte in, monitor de berichten op social media en reageer op feitelijke onjuistheden, regel een intern of extern callcenter voor telefonische vragen, zorg ervoor dat alle emails snel en correct worden beantwoord. Welke middelen worden er ingezet bij crisiscommunicatie voor de externe communicatie?= Persconferenties, persberichten, twitter, fb, google, open brief naar de media, beleggen van een bijeenkomst, berichten in lokale media, interviews, publieksinformatienummer, extra aandacht op de site of aparte pagina. Welke 2 fasen kent een evaluatie?= Meteen na afloop van de crisis ga je met alle betrokkene na wat goed ging en wat er niet optimaal verliep, ruim een maand na de crisis ga je aan de hand van de opmerkingen en het logboek kijken wat kan en moet worden bijgesteld in het crisisplan. Wie zijn vooral de financiële doelgroepen?= Particuliere beleggers, de banken en de managers van institutionele beleggers zoals pensioenfondsen en investeringsfondsen. Welke taak heeft communicatie o.a. bij het realiseren van het financieel jaarverslag?= Adviseren over de te behandelen items, redigeren van teksten, selecteren van illustraties en foto's, bewaken van de huisstijl, zorgen voor aandacht voor de publicatie. Wat heeft arbeidsmarktcommunicatie op korte termijn als doel?= Het invullen van de vacatures. Wat heeft de arbeidsmarktcommunicatie op lange termijn als doel?= De organisatie te profileren als een goedew erkgever en in contact te komen met geschikte kandidaten. Welke middelen heb je voor arbeidsmarktcommunicatie?= Personeelsadvertentie, uitzendbureaus, eigen medewerkers, banenbeurzen/open dagen, vacaturesites, contacten met scholen, social media. Waar gaat het bij participatie om?= Processen waarbij een organisatie de interactie met relevante actoren en stakeholders organiseert en faciliteert om in dialoog en samenwerking maximaal gebruik te kunnen maken van elkaars expertise en ervaring. Kan participatie zowel intern als extern zijn? Ja Beleidsinformatie?= Communicatie over de strategie en toekomst van de organisatie. Bottom up communicatie?= Informatie van medewerkers naar hun leidinggevenden. Communicatieaudit?= Onderzoek naar de huidige communicatie waarbij ingezette middelen op hun effect en doelmatigheid worden geanalyseerd. Diagonale communicatie?= Communicatie tussen diverse niveaus in een organisatie die niet via de horizontale of verticale lijnen verloopt. Formele communicatie?= Alle vormen van communicatie binnen een organisatie die langs vastgelegde structuren verloopt. Horizontale communicatie?= Communicatie tussen medewerkers die op hetzelfde hiërarchise niveau werken binnen de organisatie. HR-informatie?= Informatie over arbeidsvoorwaarden, faciliteiten en regelingen. Informele communicatie?= Alle vormen van communicatie binnen een organisatie die niet langs vastgelegde structuren en lijnen verloopt. Interne communicatie?= Communicatie tussen personen of groepen binnen een organisatie. Intranet?= Intern internet van een organisatie. Management by walking around?= Een leiderschapsstijl waarbij de manager geregeld rondloopt op de werkvloer om in informele contacten met medewerkers te horen wat de knelpunten zijn. Motiverende informatie?= De informatie die nodig is om een positief werkklimaat te creëren. Parallelle communicatie?= Rechtstreekse communicatie met alle medewerkers tegelijk die niet via de lijn verloopt. Intern magazine?= Bedrijfspublicatie die primair is bestemd voor interne publieksgroepen. Taakinformatie?= Informatie die de medewerkers nodig hebben om hun werk goed te doen, zoals informatie over werkschema's en planningen. Top down communicatie?= Informatie die de directie via leidinggevenden aan de medewerkers doorgeeft. Verticale communicatie?= Communicatie van de leiding naar de medewerkers of omgekeerd. Yammer?= Intern social mediumplatform voor organisaties. Wat is er volgens Maslow?= Een behoefthiërachie. Wat houdt de behoeftehiërarchie in?= De hogere behoeften worden belangrijker wanneer de basisbehoeften vervuld zijn. Waar gaat de actievisie vanuit?= Overbrengen van de boodschap op de doelgroep. Wat zijn de kernwoorden bij actievisie?= Vertellen, uitleggen, verklaren en overtuigen. Welk effect wordt het meeste bereikt bij activisie?= Herhaling, er is veel aandacht voor projectmatige communicatie. Wat staat er bij interactievisie centraal?= De bottom up benadering. Wat zijn de kernwoorden bij interactievisie?= Dialoog, discussie, adviseren, faciliteren, organiseren en coachen. Welke elementen omvat een visie op interne communicatie?= Stromen, (in)formeel, openheid, segmentatie, wij-gevoel Welke interne publieksgroepen worden er globaal onderscheiden?= Directie, management, vaste medewerkers, tijdelijke medewerkers, uitzendkrachten, stagiares, ondernemingsraad, commissarissen. Wat zijn de kenmerken van een ondernemingsraad?= Is een zelfstandig orgaan en heeft een eigen juridische status. Met hoeveel medewerkers ben je verplicht om een ondernemingsraad in te stellen?= meer dan 50 Welke rechten heeft een ondernemingsraad?= Informatierecht, adviesrecht en soms instemmingsrecht. Wat zijn veel voorkomende rollen voor de communicatiemedewerker?= Procesontwerper, facilitator, coach, producent. Hoe loopt verticale communicatie?= Loopt van het management naar de medewerker en van de medewerkers naar het management (top down communicatie). Wat is een structureel probleem bij bottom up communicatie?= Negatieve informatie stroomt moeizaam naar boven. Hoe loopt horizontale communicatie?= Uitwisseling van informatie tussen medewerkers met eenzelfde positie in de organisatie. Hoe loopt diagonale communicatie?= Communicatie tussen diverse niveaus in een organisatie die niet verloopt via horizontale of verticale lijnen. Hoe loopt parallelle communicatie?= Vindt plaats als er niet via de lijn wordt gecommuniceerd maar rechtstreeks met alle medewerkers tegelijkertijd. Welke 4 soorten informatie kan je onderscheiden?= Taakinformatie, beleidsinformatie, HR-informatie, motiverende informatie. Waar zorgt taakinformatie voor?= Dat de activiteiten op het juiste moment door de juiste persoon worden gedaan. Wat betreft beleidsinformatie?= Betreft informatie over de gang van zaken in de organisatie en de plannen voor de toekomst. Wat is HR-informatie?= Informatie over procedures, regelingen en arbeidsvoorwaarden. Waarvoor is motiverende informatie nodig?= Om een positief werkklimaat te creëren. Welke 3 typen veranderingen zijn er?= Strategieverandering, structuurverandering, cultuurverandering. Wat houdt strategieverandering in?= Gaat het om een nieuw beleid dat van toepassing is op de koers van de gehele of een deel van de organisatie. Wat houdt structuurverandering in?= WIjzigt de opbouw van de organisatie of de systemen waarmee zij werkt. Wat houdt cultuurverandering in?= WIl het management de gemeenschappelijke waarden en normen aanpassen om zo uiteindelijk tot een ander gedrag te komen. Welke instrumenten worden gebruikt bij een cultuuromslag?= Het formuleren van een nieuwe missie en nieuwe kernwaarden, trainingen, cursussen, het belonen van goed gedrag en het veranderen van de huisstijl en de inrichting van het gebouw. Een verandering heeft 2 componenten. Welke zijn dat?= De feitelijke verandering en de gedragsverandering. Waar kan je aan denken bij een feitelijke verandering?= Verhuizing, een nieuw ICT-systeem of een ander beleid. Wat gebeurt re bij gedragsverandering?= De medewerkers moeten anders gaan handelen. Er is sprake van een cultuurverandering. Van welke 3 factoren gaat het triademodel van Poiesz uit?= Motivatie, capaciteit en gelegenheid. Welke 5 typen medewerkers kan je onderscheiden?= Vernieuwers (innovators), zeer snelle overnemers (early adaptor), vroege overnemers (early majority), trage overnemers (late majority), achterblijvers (laggards). Wat kan je vertellen over de vernieuwers (innovators)?= De pioniers. Zij zoeken de verandering, maar zijn er ook snel op uitgekeken. Ze zijn altijd op verzoek naar nieuwe uitdagingen. Wat kan je vertellen over de zeer snelle overnemers (early adopters)?= De opinieleiders. Deze groep is snel overtuigd door de initiatiefnemers, werkt enthousiast mee en draagt de voordelen van de verandering uit. Wat kan je vertellen over de vroege overnemers (early majority)?= De bedachtzamen. Zij wachten eerst een tijdje af, maar werken vervolgens wel mee. Wat kan je vertellen over de trage overnemers (late majority)?= De sceptici. Deze groep staat sceptisch ten opzichte van veranderingen. De sceptici moeten het eerst allemaal zien voordat ze uiteindelijk zelf ook meegaan. Als de meerderheid overtuigd is, volgen zij ook. Wat kan je vertellen over de achterblijvers (laggards)?= De traditionelen. Zij zijn in principe tegen elke verandering en veranderen alleen als handhaven van de oude situatie onmogelijk blijkt. Bijvoorbeeld als er anders ontslag voor hen dreigt. Welke richtlijnen zijn er voor communicatie bij veranderingen?= Maak de omvang van de verandering duidelijk, geef aan hoe de verandering plaatsvindt, communiceer intensief en eenduidig, communiceer de geboekte successen, veranker de verandering. Bij het bepalen van de geschikte middelen voor de interne communicatie kijk je naar?= De informatiebehoefte, de huidige structuur en cultuur van de organisatie, de knelpunten in de interne communicatie en de visie op de communicatie. Wanneer zet je een aanvullend pakket vooral in?= Bij projecten Wat zijn de sterke punten van intranet?= Versnellen van informatievoorziening, toegankelijk maken van informatiebronnen, verbeteren van administratieve processen. Wat zijn de voordelen van intranet?= Snel, actueel en toegankelijk, beperking van de papierstroom, interactief, altijd beschikbaar, kennismanagement is mogelijk, horizontale en diagonale communicatie, segmentatie in doelgroepen. Wat zijn de nadelen van intranet?= Gevaar van informatie-overload, initiatief ligt bij de ontvanger, alle medewerkers moeten aangesloten zijn op het netwerk, hoge onderhoudskosten, medewerkers zijn vaak niet bereid zelf informatie toe te voegen. Wat zijn de voordelen van Yammer?= Alleen intern, controleerbaar, relatief goedkoop Wat zijn de nadelen van Yammer?= Niet alle medewerkers willen hierin tijd investeren, het is moeilijk om content en conversaties altijd zakelijk te houden. Wat is werkoverleg?= Overleg dat leidinggevende met regelmaat voert met de medewerkers van de afdeling. Wat zijn de voordelen van werkoverleg?= Vragen stellen is mogelijk, werkt motiverend, creëert een positief werkklimaat, mogelijkheid om initiatieve van werknemers te bespreken. Wat zijn de nadelen van werkoverleg?= Afdelingen zijn gescheiden, de kwaliteit van het overleg wordt sterk bepaald door de kwaliteit van de leidinggevende. Wat zijn de voordelen van een intern magazine?= Hoog informatiegehalte, goed voor beleidsinformatie, binding met de organisatie. Wat zijn de nadelen van een intern magazine?= Lange productietijd, relatief duur voor kleine bedrijven, geen doelgroepsegmentatie mogelijk. Wat zijn de voordelen van een informatiebulletin?= Actueel, goedkoop, snel te produceren. Wat zijn de nadelen van een informatiebulletin?= Beperkte omvang, mindere beeldkwaliteit bij kopiëren Wanneer kies je voor een directiebrief?= Als het gaat om belangrijke zaken die de hele organisatie aangaan en die je zo snel mogelijk aan iedereen gelijktijdig bekend wilt maken. Wat zijn de voordelen van een directiebrief?= Mogelijkheid om thuis na te lezen, afwezigen krijgen de brief thuis, korte productietijd, iedereen wordt gelijktijdig bereikt. Wat zijn de nadelen van een directiebrief?= Afstandeling, geen mogelijkheid tot terugkoppeling. In welke 4 stappen komt de audit meestal terug?= Algemene oriënterende analyse, onderzoek, analyse en discussie, advies. Omschrijf de stappen van de aanpak voor interne communicatie?= Analyseer de structuur en de cultuur, beschrijf de visie op interne communicatie, bepaal de interne doelgroepen, bepaal de communicatiedoelen, formuleer de communicatiestrategie, kies de communicatiemiddelen, stel verantwoordelijkheden vast, ga aan de slag, voor een evaluatie uit. Actiecommunicatie?= Communicatie die gericht is op directe gedragsbeïnvloeding om aankopen te stimuleren op korte termijn. Branding?= Consistent lading geven aan het merk. Decision making unit (DMU)= Tijdelike of vaste groep mensen in een organisatie die zich bezighoudt met de beslssing over een grote aankoop. Diversificatie?= De organisatie introduceert een nieuw product op een nieuwe markt. Informationele positionering?= Hierbij worden concrete, functionele eigenschappen van een product benadrukt. Internal branding?= Het iegen merk centraal stellen bij het management en de medewerkers als het gaat om het gedrag en de communicatie. Marketing?= Alle activiteiten gericht gericht op signaleren en bevredigen van de behoeften van de doelgroep. Marktontwikkeling?= De organisatie richt zich op het verkopen van bestaande producten aan nieuwe klanten op nieuwe markten. Marktpenetratie?= De organisatie wil grotere aantallen van bestaande producten op de bestaande markt afzetten. Positionering?= Het bepalen van de plaats van een merk in de markt ten opzichte van andere merken. Productontwikkeling?= De organisatie probeert vaste klanten ook andere producten van de organisatie te laten kopen. Themacommunicatie?= Communicatie die wordt ingezet om de kennis en houding van de doelgroep op lange termijn positief te beïnvloeden. Transformationele positionering?= Hierbij wordt een merk verbonden met de waarden en levensstijl van de consument. Tweezijdige positionering?= Hierbij worden zowel de producteigenschappen als de emtionele waarden gecommuniceerd. wat zijn de 5 P's bij marketingmix?= Product, prijs, plaats, promotie, personeel. Welke P is het belangrijkst bij dienstverlenende organisaties en detailhandel?= Personeel, in die sectoren is er sprake van een direct contact met de klant. Wat is een speciale vorm van marketing?= business to business (b-to-b). Waar gaat het bij b-to-b om?= De communicatie van een organisatie die is gericht op andere organisaties. Wat is een decision making unit (DMU)?= Een tijdelijke of vaste groep mensen in een organisatie die is betrokken bij de beslissing om een nieuw product aan te schaffen. Welke 3 basisfuncties heeft een merk?= Het creëert bekendheid, bouwt een emotionele band op met klanten, herinnert klanten eraan het opnieuw te kopen. Wat is corporate branding?= Een proces waarbij alle doelgroepen worden betrokken. Welke 4 mogelijke groeistrategieën geeft de Ansoff-matrix?= Marktpenetratie, marktontwikkeling, productontwikkeling, diversificatie. Wat is het doel van marktpenetratie?= Van incidentele gebruikers vaste gebruikers te maken. Waarom kiest een organisatie voor marktpenetratie?= Dan willen zij grotere aantallen van bestaande producten op een bestaande markt afzetten. Waarbij richt de organisatie zich bij marktontwikkeling?= Op het verkopen van bestaande producten aan nieuwe klanten op nieuwe markten. Waar richt de communicatie bij marktontwikkeling zich op?= Vooral op adverteren, sales promotie en beursdeelname. Waar zorgt productontwikkeling voor?= Dat vaste klanten ook andere producten van de organisatie gaan kopen. Aan wat voor een producten kan je denken bij productontwikkeling?= Accesoires, extra software of volledig nieuwe producten. Wat is diversificatie?= Introductie van een nieuw product op een nieuwe markt. Kans op succes is groot, maar de kans op een misser ook. Waar is marketingcommunicatie op gericht?= Om uiteindelijk tot kopen aan te zetten. Wat zijn de stadia van de aankoop?= Merkbekendheid, merkkennis, merkvoorkeur, aankoop, tevredenheid. Waar onderscheid je merkbekendheid in?= Actieve en passieve merkbekendheid. Actieve merkbekendheid?= Noemen mensen spontaan het merk als je ze ernaar vraagt. Passieve merkbekendheid?= Herkennen ze het merk wel maar komt niet spontaan in hun op. Wat wil merkkennis zeggen?= Dat de doelgroep kennis heeft van de eigenschappen en de specifieke voordelen en waarden van het merk. Wat is merkvoorkeur?= De houding van de consument ten opzichte van het merk. Intentie?= Een positieve attitude moet resulteren in intentie tot aankoop en daarna in een gedrag, namelijk de daadwerkelijke aankoop van een product of dienst. Tevredenheid?= Als de consument tevreden is over het gekochte product, versterkt dit de tevredenheid en de merktrouw en blijft de relatie in stand. Waar richt een positionering zich op?= Op het verleiden van kanten tot koopgedrag en op het bouwen van duurzame relaties. Waar draait het om bij het zoeken van de juiste positionering?= Het merk, de doelgroepen, de concurrentie en de ontwikkelingen en trends in de maatschappij. Wat is de golden circle?= Is een eenvoudig en aansprekend denkmodel dat Simon Sinel ontwikkelde. Waar wordt de kern door gevormd bij de golden circle en waarmee wordt deze vervolgd?= Why, How, What Waar staat de Why voor in de golden circle?= Gaat over waarin een organisatie gelooft, wat haar drijft. Dit is sterk gekoppeld aan het DNA van het merk. Het is de visie zonder fratsen. Waar staat de How voor in de golden circle?= Gaat over hoe de organisatie werkt. Waar staat What voor in de golden circle?= Zijn de producten of diensten di eeen organisatie maakt en verkoopt. Een merk moet niet alleen extern worden beleefd. Ook intern moet het merk een lading krijgen?= Waar Wat verstaan we onder internal branding?= Medewerkers moeten zich verbonden voelen met hun eigen organisatie en ambassadeurs worden voor het eigen merk. Denken en handelen vanuit de merkgedachte begint bij een diep inzicht in waar de organisatie voor staat en waar ze voor gaat.= Waar Waar start internal branding mee?= Het uitleggen van het merk en de merkwaarden aan de medewerkers. Wat is het stappenplan van internal branding?= Beschrijven van het merk en het basisverhaal, verklaren van het merk aan de medewerkers, medewerkers geven eigen betekenis aan het merk, medewerkers gaan aan de slag met het merk, verankering van het merk. Welke 2 soorten communicatie onderscheiden we bij marketingcommunicatie?= Thema- en actiecommunicatie Wat is het doel van themcommunicatie?= Vooral de merkbekendheid en de merkvoorkeur te vegroten en het imago te verbeteren. Dit is een relatief langdurig proces. Waar richt actiecommunicatie zich op?= Direct stimuleren van de aankoop. Deze communicatie is van tijdelijke aard. Wat is het doel van actiecommunicatie?= Realiseren van probeeraankopen en directe omzetverhoging. Wat wordt er gedaan bij pushstrategie?= Een product wordt zo sterk door de producent gepromoot bij de winkeliers dat deze hte besluiten te bestellen. Waar richt een organisatie zich op bij pullstrategie?= Rechtstreeks tot de uiteindelijke consument. Welke 3 vormen van positioneren zijn er?= Informationele positionering, transformationele positionering, tweezijdige positionering. Wat wordt er gedaan bij informationele positionering?= Worden concrete, functionele eigenschappen benadrukt. Wanneer wordt de informationele positionering vaak ingezet?= Bij nieuwe producten en bij producten die een duidelijk unique selling point (USP) hebben, bijvoorbeeld producten die een specifiek probleem oplossen. Wat wordt er gedaan bij transformationele positionering?= Wordt een merk verbonden met waarden en een levensstijl van de consument. Wanneer wordt de transformationele positionering meestal toegepast?= Als binnen een productcategorie geen al te grote kwaliteitsverschillen aanwezig zijn. Wat wordt er gedaan bij tweezijdige positionering?= Worden zowel de producteigenschappen als de emotionele waarden gecommuniceerd. Welke marketingcommunicatiestrategieën kan je onderscheiden?= Globale strategie, adaptiestrategie, differentiatiestrategie. Wat houdt de globale strategie in?= Dat de organisatie kiest voor een gelijke positionering in alle landen. Wanneer kan de organisatie gebruik maken van de globale strategie?= Als de culturele verschillen tussen landen niet zo relevant zijn voor het merk. Het merk is dan zo aantrekkelijk dat het in de meeste culturen wordt gewaardeerd om dezelfde eigenschappen. Wat houdt de adaptiestrategie in?= Dat het basisconcept van de advertentie of campagne in verschillende landen gelijk is. De teksten worden echter aangepast en lokale modellen en acteurs worden gecast. Wat houdt differentiatiestrategie in?= Is het creatieve concept per land anders. Er wordt sterk rekening gehouden met economische en culturele verschillen. Wat is het uitgangspunt van Treacy en Wiersema?= Dat iedere organisatie een minimaal niveau bezit op drie waardeposities, kosten, product en relatie maar dat ze excellent moet zijn in een positie. Waarbij gaat het om operational excellence?= Om de uitmuntende prestaties in de dagelijkse werkzaamheden, bovendien gaat het om het realiseren van de laagst mogelijke prijs. Wat zijn product leaderships?= Innovators die in de markt steeds als eerste met de nieuweste producten of features komen. Organisatie claimt de beste te zijn en is altijd bezig om de grenzen van product, proces en dienst te verleggen (bijv. Apple en Miele). Waar draait het om bij Customer intimacy?= Langdurige relatie met de klant, dit vereist diepe kennis van de specifieke behoeften van de klanten. Wat is de aanpak voor marketingcommunicatie?= Bepalen kern van het merk, onderzoek naar consumenten, concurrenten en de maatschappij, doelgroepen marketingcommunicatie, doelstellingen marketingcommunicatie, propositie, strategie voor de marketingcommunicatie, concept, mediakeuze, budget, uitvoering, evaluatie. Beurzen?= Evenementen waarbij een organisatie tegen betaling een standruimt huurt om haar producten of diensten te presenteren aan geïnteresseerde doelgroepen. Brandactivation?= Actie om het merk meer te verbinden met de doelgroep. Collectieve reclame?= Reclame die door of namens een groep organisaties wordt gevoerd. Dat kan zijn voor een bedrijfstak of voor een gezamenlijk product. Combinatiereclame?= Gezamenlijke reclame door verschillende, niet direct met elkaar concurrerende ondernemingen. Bijvoorbeeld textiel en een wasmiddel. Conferentie?= Een- of meerdaagse bijeenkomst waarin wordt overlegd en onderhandeld. Congres?= Een grootschalig opgezette een- of meerdaagse bijeenkomst met een informatief karakter. CRM?= Customr Relationship Management is het realiseren, behouden en versterken van de klantrelaties. Direct mail?= Rechtstreekse benadering van de doelgroep via de post of e-mail. Direct marketing?= Vorm van marketing waarbij de communicatie met (potentiële) afnemers direct plaatsvindt zonder tussenkomst van verkopers en andere tussenschakels. Donatie?= Gift van een organisatie of particulier zonder dat daar een communicatieve tegenprestatie tegenover staat. Draaiboek?= Een overzicht van wie, wat op welk tijdstip doet. Event?= Manifestatie met als doel het merk meer lading te geven. Free publicity?= Onbetaalde aandacht in de media (earned media). Fundraising?= Activiteit waarbij een organisatie schenkingen verzamelt voor een vooraf bepaald specifiek doel. Guerillamarketing?= Creatieve commnicatie op onverwachte plaatsen en onverwachte momenten. Horizontale beurs?= Beurs waarbij een groep exposanten uit een branche zich aan doelgroepen uit verschillende branches presenteert. Persoonlijke verkoop?= Directe contacten tussen de onderneming en haar afnemers met als doel het afsluiten van een (verkoop)transactie. Publieksbeurs?= Beurs die zich richt op een algemeen publiek. Seminar?= Een studie- en discussiebijeenkomst met een praktisch karakter. Sponsoring?= Zakelijke overeenkomst waarbij de sponsor in ruil voor (financiële) middelen communicatiemogelijkheden van de gesponsorde krijgt. Symposium?= Een studie- of discussiebijeenkomst met een wetenschappelijk karakter. Verticale beurs?= Beurs waarbij exposanten uit verschillende branches producten presenteren aan professionele doelgroepen uit een branche. Workshop?= Een studiebijeenkomst waarbij de deelnemers zelf actief zijn. Welke 8 stappen volg je bij het opstellen van een online strategie?= Bepaal het doel, obeserveer en analyseer, bepaal de doelgroep, bepaal de online mix, zorg voor bezoekers en volgers, creëer content, stimuleer de interactie, meet de resultaten. Wat is een voordeel van online communicatie?= Doelen relatief gemakkelijk te koppelen zijn aan meetbare Key Performance Indicators (KPI's). Wat zijn KPI's?= Meetindicatoren van een succesvolle aanpak. Waar liggen de meest voorkomende KPI's bij social media?= Content impressions, engagement, fanbase. Wat verstaan we onder content impressions?= De keren dat posts op social media zijn bekeken door eigen fanbase en anderen. Wat verstaan we onder engagement?= Het aantal reacties, likes en shares op een bepaalde post. Wat verstaan we onder fanbase?= Hoe groot is het aantal fans en volgens en hoe snel groeit dit aantal? Wat kunnen KPI's voor webistes zijn?= Bezoekersaantallen en bezoektijd. Wat is een voordeel van online conservaties?= De laagdrempeligheid waarmee organisaties in gesprek kunnen komen met hun doelgroep. Wat zijn de voordelen van online communicatie?= Interactiviteit is mogelijk, een-op-een communicatie, snel en actueel, goed en duidelijk te analyseren wie de bezoekers zijn, combinatie van informatie opvragen, bestellen en betalen, resultaten zijn duidelijk te meten. wat zijn de nadelen van online communicatie?= Bereik is niet vanzelfsprekend, arbeidsintensief, met name het creëren van content, negatieve berichten zijn voor iedereen zichtbaar en kunnen door velen worden opgepakt. Welke relevante media kan een organisatie inzetten bij online communicatie?= Websites, apps, facebook, LinkedIn, Twitter, Youtube, Instragram. Wanneer spreek je van co-creatie?= Als klanten of consumenten worden betrokken bij de creatie van content en het ontwikkelen van nieuwe diensten en producten. Wat is het doel van een weblog?= Vooral om te informeren, te betrekken en te interacteren. Wat is het doel van twitter?= Vooral om traffic te genereren, te informeren en te delen. Wat is het doel van facebook?= Vooral om te betrekken en te interacteren. Wat is het doel van Linkedin?= Vooral voor personal branding, om een netwerk te bouwen. Wat is het doel van youtube?= Vooral om te betrekken, je merk te versterken, een goed gevoel over te brengen en te entertainen. Wat is het doel van Instagram?= Vooral om foto's uit te wisselen. Wat is het doel van slideshare?= Vooral om te leren, expertise te etaleren en klanten te genereren. Wat is Search Engine Optimization (SEO)?= Is het geheel van activiteiten dat bedoeld is om een webpagina hoog te laten scoren in de gratis zoekresultaten van een zoekmachine. Wat is Search Enigine Advertising (SEA)?= Is het gericht adverteren in zoekmachines. De advertentie wordt bij SEA alleen getoont aan de zoekmachinegebruikers die zoeken op een zoekterm over een bepaald product of dienst. Alleen als de consument de advertentie aanklikt, wordt een vergoeding per klik verrekend (pay-per-click). Wat wordt er gedaan bij reclame?= Een organisatie koopt ruimte in een blad, op een billboard, op een blog of website, of koopt zendtijd in op radio of televisie. Wat zijn voordelen van reclame?= Groot bereik in korte tijd, lage kosten per contact, snelle toename van naams- en merkbekendheid. Wat zijn nadelen van reclame?= Contactduur is meestal kort, steeds kleiner bereik per medium, je bereikt veel mensen die niet tot de doelgroep behoren, er is veel herhaling nodig, hoge kosten. Wat is het doel van direct marketing?= De doelgroep te verleiden tot een bepaalde actie. Wat is de kracht van direct marketing?= De one-to-one benadering. Wat zijn de voordelen van direct marketing?= Besparing op de kosten van tussenpersonen en reclamecampagnes, goede afstemming op de wensen en voorkeuren van individuele klanten, benadering van kleine doelgroepen met een gerichte boodschap, direct zicht op de resultaten. Wat zijn de nadelen van direct marketing?= De kwaliteit van het databestand bepaalt het succes, opzetten en bijhouden van een databestand in arbeidsintensief, verwerken van respons en follow up kost veel tijd. Wanneer is persoonlijke verkoop interessant?= Een beperkt aantal (potentiële) klanten, een hoge aankoopprijs met een ruime marge, een aanpassing aan de individuele behoeften, een uitgebreide informatievraag, een onderhandeling over prijs. Wat kan een organisatie met CRM?= Direct zien welke acties succesvol zijn, geld besparen op onrendabele klanten, beter haar aanbod op de behoeften van de klant afstemmen, snel op veranderingen in de situatie van de klant reageren, klanten persoonlijker aanspreken, bestaande klanten langer vasthouden. Wat staat er bij CRM centraal?= Identificeren, werven, behouden en ontwikkelen van relaties. Dit gebeurt op basis van de klantendatabase die wordt geordend via de klantenpiramide. Wat zijn de doelen van sponsoring?= Verhogen van naamsbekendheid, versterken van het imago, opbouwen en onderbouwen van relaties, tonen van maatschappelijke betrokkenheid, motiveren van de eigen medewerkers en verhogen van de company pride. Wat zijn de voordelen van sponsoring?= Het positieve imago van gesponsorde straalt af op de sponsor, snelle toename van de naamsbekendheid, vele mogelijkheden voor netwerken. Wat zijn de nadelen van sponsoring?= Imago van de sponsor kan beschadigen door negatieve gebeurtenissen bij de gesponsorde, het communicatieve rendement is sterk afhankelijk van de professionaliteit van de gesponsorde, het rendement is moeilijk te meten. Wat zijn veel voorkomende voorbeelden van sponsoring?= Sportsponsoring, kunst- en cultuursponsoring en sociale sponsoring. Wat is het verschil tussen sponsoring en donatie?= Bij sponsoring wordt er geen communicatieve tegenprestatie verwacht. Wat wordt er onder meer beschreven in een sponsorcontract?= Duur van het contract, branche-exclusiviteit, sponsorbedrag, communicatieve tegenprestaties, bijkomende kosten. Wat zijn redenen voor beursdeelname?= Directe ontmoeting met geïnteresseerde bezoekers, versterken van de band met bestaande relaties, vergroten van de naamsbekendheid en het introduceren van nieuwe producten of diensten. Wat zijn voordelen van beursdeelname?= Bezoekers komen op eigen initiatief en zijn geïnteresseerd, direct contact met doelgroepn, gesprekken zijn op neutraal terrein, zicht houden op de concurrentie, mogelijkheden voor demonstraties. Wat zijn nadelen van beursdeelname?= Beursbezoekers worden overspoeld met informatie, beurscontacten zijn kort en oppervlakkig, beursdeelname vraagt een grote investering in tijd en geld. Wat is het stappenplan bij het organiseren bij een beurs/event?= Start met heldere organisatie, baken het geheel af, schakel eventuele externe leveranciers in, stel een draaiboek op, voorbereiding, uitvoering, evaluatie en follow-up. Wat is een congres?= Een grootschalig opgezette een- of meerdaagse bijeenkomst met een informatief karakter waar mensen kunnen luisteren naar en/of discussiëren met een of meer personen. Wat is een conferentie?= Een- of meerdaagse bijeenkomst waarin wordt overlegd en onderhandeld om afspraken te maken. Wat is een seminar?= Een studie- en discussiebijeenkomst met een praktisch karakter. Wat is een workshop?= Een studiebijeenkomst waarbij deelnemers zelf actief zijn. Wat doet een organisatie met brandactivation?= Koppelt de organisatie (nieuwe) associaties aan het merk en geeft de kernwaarden meer lading door relevante informatie en authentieke ervaringen aan te bieden. Wat zijn de kenmerken van brandactivation?= Biedt een authentieke ervaring en beleving, geeft lading aan het merk en activeert de merkessentie, verleidt de doelgroep tot een actieve deelname, zorgt voor een memorabele ervaring die zichzelf doorvertelt. Wat zijn de kenmerken van brandactivation?= Creatie, productie en realisatie zijn erg belangrijk en er wordt weinig geadverteerd. Hierdoor zijn brandactivations relatief goedkoop. Wat zijn de kenmerken van one-to-one activatie?= Doel is de doelgroep te bereiken en er een relatie mee op te bouwen, sterk individueel gericht, op korte termijn inspelen op situaties en gebeurtenissen, persoonlijk contact is belangrijk. Wat doe je bij guerrillamarketing?= Sla je kleinschalig, gericht toe met acties die impact hebben. Wat zijn de 5 O's van guerillamarketing?= Origineel, onverwacht, onconventioneel, opmerkelijk, onvergetelijk. Wat zijn de kenmerken van guerilla-acties?= Doel is dat mensen het merk op een spraakmakende manier meemaken, doelgroep hoeft niet deel te nemen en is meestal toeschouwer, de actie wordt eenmalig en niet structureel ingezet, het verrassingseffect dat free publicity in de (social) media oplevert, is essentieel. Bechmarking?= Regelmatig vergelijken van de eigen prestaties met die van de toonaangevende concurrenten of van leidende organisaties in andere sectoren. DESTEP?= Factorenanalyse waarbij gekeken wordt naar relevante demografische, economische, sociale, technische, ecologische en publieke factoren. Marcroanalyse?= Analyse op het niveau van de hele maatschappij. Mesoanalyse?= Analyse op het niveau van de bedrijfstak of bedrijfssector. Mircoanalyse?= Analyse op het niveau van eigen organisatie. Missie?= Langetermijndoelen en de ambities van een organisatie in een door haar afgebakend werkterrein. Mission statement?= De basisfilosofie van een organisatie. Organisatiecultuur?= Geheel van waarden en normen die de leden van een organisatie gemeenschappelijk hebben. Organisatiestructuur?= De wijze waarop de organisatie functioneel is opgebouwd. Publieksgroepen?= Groepen waarmee de organisatie een relatie heeft en waarvan ze in bepaalde mate afhankelijk is. SWOT-analyse?= SWOT staat voor strengths, weaknesses, opportunities en threats. De analyse geeft inzich in relevante kansen of bedreigingen en in de sterke en zwakke punten van een onderneming. Visie?= Het referentiekader, de overtuiging en de opvattingen van een organisatie. Waar bestaat de micro-omgeving uit?= De interne invloeden die de organisatie in principe kan beheersen. De microanalyse valt onder de interne analyse. Wat onderzoek je bij Macroanalyse?= Demografische, economische, sociologische, technologische, ecologische en politieke factoren. Waar bestaat de visie uit?= Referentiekader, de overtuiging en de opvatting van de organisatie. De visie geeft de kijk op het leven en de maatschappij weer. De missie geeft het streven en de ambities van de organisatie weer in een door haar afgebakend werkterrein= Dit is juist. Welke keuze maak je bij het bepalen van de organisatiestructuur?= De mate van centralisatie, de mate van formalisatie, de mate van specialisatie. In welke 4 uitingen wordt de organisatiecultuur zichtbaar?= Waarden en normen, rituelen, helden, symbolen. Welke 4 leiderschapsstijlen kan je globaal onderscheiden?= Autoritaire stijl, consultatieve stijl, management by objectives, situationeel leiderschap. Wat is het kenmerk van autoritaire stijl?= Medewerkers hebben weinig tot geen invloed op de besluitvorming van het management. Wat is het kenmerk van consultatieve stijl?= Het management vraagt advies aan een aantal medewerkers, met name staf- en beleidsmedewerkers. Wat is het kenmerk van management by objectives?= Het management geeft vooral taakgerichte en motiverende informatie. Wat is het kenmerk van situationeel leiderschap?= Betekent dat manager zich aanpast aan wat er concreet gebeurt in de organisatie. Een handige methode voor een externe analyse op macroniveau is de DESTEP-analyse, wat bekijk je daar?= D demografische factoren, E economische factoren, S sociaal-culturele factoren, T technische factoren, E ecologische factoren, P politiek juridische factoren Welke publieksgroepen kan je onderscheiden bij de analyse op mesoniveau?= Algemene, politieke, financieel/economische publieksgroepen. Welke 3 marktvormen heb je globaal?= Monopolie, oligopolie, volledige mededinging. Wat verstaan we onder monopolie?= Een aanbieder bepaalt de markt (bijv. NS) Wat verstaan we onder oligopolie?= Enkele aanbieders op de markt actief (bijv. bankwereld). Wat verstaan we onder volledige mededinging?= Veel bedrijven op de markt actief die vergelijkbare producten aanbieden. Welke punten worden bekeken bij het vijfkrachtenmodel van Porter?= Bedreiging van potentiële toetreders, kracht van de afnemers, bedreiging van substituten, kracht van de aanbieders, concurrentie-intensiteit. Wat doet customer journey?= Brengt klantreis en klantbeleving in kaart. Aselecte steekproef?= Bij het onderzoek wordt geen selectie toegepast, maar een willekeurige groep ondervraagd. Betrouwbaarheid?= De kans dat de uitkomst van een onderzoek bij een steekproef overeenkomt met de resultaten van eenzelfde onderzoek door een andere onderzoeker. Dephi-onderzoek?= Een onderzoek waarbij aan een beperkt aantal deskundigen naar hun mening wordt gevraagd over een specifiek onderwerp. Desk research?= Verzamelen en bewerken van bestaande gegevens vanachter ''je bureau''. Field research?= Zelf verzamelen van gegevens die nog niet beschikbaar zijn, dus het ''veld'' ingaan. Groepsdiscussie?= Discussie met een groep mensen, vaak aan de hand van stellingen. Kwalitatief onderzoek?= Onderzoek om dieperliggende redenen te achterhalen, zoals imago's en attitudes. Kwantitatief onderzoek?= Onderzoek gericht op het verzamelen van informatie bij een groot aantal mensen of organisaties, waarbij de informatie in getallen wordt uitgedrukt zodat een statische analyse mogelijk is. Non-respons?= Gedeelte van de steekproef dat geen of onvolledige informatie heeft opgeleverd of dat niet reageerde. Opdrachtformulering?= Beschrijving van de (definitieve) opdracht. Probleemanalyse?= Fase waarin wordt vastgesteld in hoeverre de knelpunten die de opdrachtgever aangeeft met communicatie zijn op te lossen. Probleemstelling?= De oplossing voor het geformuleerde probleem is het doel van je rapport en een goede probleemstelling geeft hier richting aan. Representatief?= Begrip dat wordt gebrukt om aan te geven in hoeverre de steekproef op een aantal kenmerken een goede afspiegeling is van de gehele populatie. Steekproef?= Uit de totale populatie wordt een selectie gemaakt voor het onderzoek. Validiteit?= De geldigheid van een test waaruit blijft dat het onderzoek daadwerkelijk meet wat gemeten moet worden. In welke 3 fasen is het onderzoeksproces te verdelen?= Voorbereiding, uitvoering, rapportage Waar start je altijd mee bij een oderzoek?= Opdrachtomschrijving Wat onderzoek je bij desk research?= Bestaande online en offline data. Wat onderzoek je bij field research?= Nieuwe, nog niet eerder vastgelegde data. Wat zijn de voordelen van desk research?= Onderzoek is relatief goedkoop en kost vrij weinig inspanning. Wat is het nadeel van desk research?= Gegevens sluiten niet altijd aan bij je vraagstelling en de gegevens zijn soms verouderd en matig betrouwbaar. Waarvan kan sprake zijn bij field onderzoek?= Kwalitatief als kwanitatief. Waar zorgt een probleemanalyse voor?= Dat je je niet verpliest in allerlei details en dat je gefocust blijft op je onderwerp. Wat volgt er uit de probleemstelling?= De onderzoeksvraag Wat zijn deelvragen?= Specifieke onderzoeksvragen waarvan de antwoorden samen leiden tot het antwoord op de centrale onderzoeksvraag. Wat zijn belangrijke onderzoekscriteria?= Betrouwbaarheid, representativiteit en validiteit. Wat bepaalt de representativiteit van de steekproef?= Hoeveel de uitkomst van het onderzoek mag afwijken van de werkelijkheid zonder dat de reulstaten de werkelijkheid vertekenen. Wat betekent validiteit?= Dat je meet wat je daadwerkelijk wilt meten. Hoe kan je de validiteit bevorderen?= Door meerdere onderzoekstechnieken te gebruiken, zoals interviews en vragenlijsten. Waar gaat het om bij kwalitatief onderzoek?= Het verkrijgen van diepgaande informatie door de achterliggende motivaties en meningen boven water te halen. Wat is de uitdaging bij kwalitatief onderzoek?= Relevante informatie van niet-relevante informatie te scheiden en te ontdekken welke informatie met elkaar in verbinding staat en wat de waarde van de informatie is voor het beantwoorden van je onderzoeksvraag. Wat merk je al snel bij een kwalitatief onderzoek?= Dat het onmogelijk is om met een vaste vragenlijst te werken. De ondervraagde kan je tijdens het gesprek op nieuwe ideeën brengen, waardoor je vragen gaat stellen waar je van tevoren niet aan dacht. Wat is het voordeel van kwalitatief onderzoek?= Vooral de mogelijkheid om veel en diepgaandere informatie te verkrijgen omdat je kunt doorvragen naar onderliggende motieven. Wat is een nadeel van kwalitatief onderzoek?= De uitvoering kost relatief veel tijd omdat je veel afspraken moet maken en je meestal relatief weinig respondeten in je onderzoek kunt betrekken. Wat wordt er veel gebruikt bij kwalitatief onderzoek? Interviews. Met een interview meet je kennis, attitudes, motivaties en meningen. Wat zijn voordelen van een mondeling interview?= Het is mogelijk om door te vragen, ook non-verbale signalen kunnen worden meegenomen, afbeeldingen en producten kunnen worden getoond. Wat zijn de nadelen van een mondeling interview?= Het is een tijdrovende en dus dure manier om gegevens te verkrijgen, verwerken van de gegevens is lastig omdat de resultaten op veel punten niet geheel vergelijkbaar zijn. Wat is de sneeuwbalmethode?= Probeer je te achterhalen of de ondervraagde persoon iemand anders kent die ook is betrokken bij je onderzoeksonderwerp. Wat doe je bij een delphi-onderzoek?= Ondervraag je geen grote groep mensen, maar raadpleeg je een aantal deskundige experts. Wat is nog meer een vorm van een kwalitatief onderzoek?= Paneldiscussie. Wat is het doel van een identiteitsonderzoek?= Kernwaarden van een organisatie bepalen. Welke onderzoeken kan je met een spinnenwebmethode meten?= Identiteitsonderzoek en imago-onderzoek. Op welke vraag geeft het positioneringsonderzoek antwoord?= Waar staat ons merk of onze organisatie ten opzichte van de concurrentie in de perceptie van de doepgroep? Wat is een serieus probleem bij een reclamecampagne?= Dat de uiting wel wordt herkend, maar dat deze niet wordt gekoppeld aan het adverteterende merk. Nog erger is als de reclame wel wordt herkend, maar wordt geassiocieerd met het merk van de concurrentie. Welke 2 manieren zijn er waarop je onderzoek naar campagne-effecten kunt opzetten?= Effecten van de campagne worden door slechts een of twee metingen vastgesteld, tweede manier is trackingonderzoek, waarbij de campagne-effecten continu worden gemeten en bijgehouden. Waar is kwantitatief onderzoek vooral op gericht?= Feiten en cijfers. Het gaat om het verzamelen van informatie onder een groot aantal mensen of organisaties. Hoe vindt een kwanitatief onderzoek meestal plaats?= Digitale enquetes, korte telefonische enquetes en online research. Wat zijn de kenmerken van een mondeling kwantitatief onderzoek?= Beperkt zich tot gesloten vragen waarop alleen een ja- of nee-antwoord mogelijk is, de informatie is niet diepgaand. Wat zijn voordelen van kwantitatief onderzoek?= Je kan betrouwbare uitspraken doen over grote groep mesnsen, mogelijkheid ot vergelijken van onderzoeksresultaten, data zijn met speciale software te verwerken. Wat zijn de nadelen van kwantitatief onderzoek?= Lage betrokkenheid bij respondenten, een lage respons, verkregen informatie is niet diepgaand, antwoordmogelijkheden zijn beperkt. Wat is onderzoekspopulatie?= Het onderzoek wordt meestal uitgevoerd onder een selectie van de hele doelgroep. Hoe noemen we de populatie in onderzoekstermen?= N. Dus N=50 betekent dat de onderzoeksgroep bestaat uit 50 personen. Welke 2 steekproeven kan je onderscheiden?= Een aselecte en selecte steekproef. Waar kies je uit bij een aselecte steekproef?= Kies je de onderzoekspopulatie op basis van willekeur, er is geen selectiecriterium. Bij een aselectieve steekproef maak je vaak gebruik van een programma dat willekeurig een aantal personen uit een databestand kiest. Wat is het kenmerk van een selecte steekproef?= De onderzoeksgroep wordt geselecteerd op basis van vooraf vastgelegde criteria. Waarom is het telefonisch interview populair bij marktonderzoek?= Vanwege de lage kosten en omdat je in relatief korte interviews informatie verkrijgt van een grote groep mensen. Wat zijn voordelen van telefonisch interview?= Het duurt maar enkele minuten, verkegen data kan vrijwel direct worden verwerkt zodat informatie snel beschikbaar is. Wat zijn de nadelen van telefonisch interview?= Respondenten worden ongevraagd en onaangekondigd gestoort in hun vrije tijd en mensen zijn enquetemoe. Wat verkrijg je voornamelijk bij een schriftelijke enquete?= Kwantitieve gegevens. Wat zijn de voordelen van schriftelijke enquete?= Relatief goedkoop, enquete is eenvoudiger uit te voeren, de geenqueteerde blijft indien gewenst anoniem. Wat zijn de nadelen van schriftelijke enquete?= Er is kans op lage respons, het is niet mogelijk door te vragen, bij veel enquetes is vaardigheid in statische verwerking vereist Wat doe je in de analysefase?= Zet je alle informatie om in hanteerbare gegevens. Conclusief kijken terug. In de conclusies kun je niet plots nieuwe informatie vermelden. Alles moet te achterhalen zijn. Wat is belangrijk bij het communicatieonderzoek?= Dat het onderzoek niet leidt tot veel data en talloze conclusies, maar tot echte inzichten. Waar bespreek je het in als je gebruikmaakt van een specifiek model en bepaalde theorieën?= Theoretisch kader. Waarom moet je ervoor zorgen dat conclusies ook zelfstandig te lezen is?= Omdat veel mensen beginnen met meteen de conclusies. Communicatiedoelgroep?= Afgebakende groep personen of organisaties waarop de communicatie is gericht. Communicatiedoelstelling?= Het effect dat men met communicatie in een bepaalde periode bij een specifieke doelgroep wil bereiken met betrekking tot kennis, houding en/of gedrag. Communicatiestrategie?= De keuzes over welke boodschap en met welke middelen aan wie wordt gecommuniceerd en wanneer. Communities?= Groep mensen met dezelfde belangstelling die op een of andere wijze online of offline met elkaar in verband staan. Concept?= Creatief idee dat het uitgangspunt vorm van een communicatiecampagne. Crossmediaal?= Mediastrategie waarbij de ontvanger van het ene communicatiemiddel naar het andere wordt gelukt. Effectconcept?= Creatief basisidee waarbij het te bereiken resultaat centraal staat. Effectevaluatie?= Onderzoek naar wat het resultaat is van de communicatie. Explicatieconcept?= Creatief basisidee waarbij het product of de dienst wordt verklaard en toegelicht. Influetials?= Opinieleiders die invloed kunnen hebben op de doelgroep. Intermediair?= Tussenpersoon tussen zender en de doelgroep. Nulmeting?= Meting van de situatie voordat activiteiten plaatsvinden. Procesevaluatie?= Aanpak waarbij de gevolgde werkwijze kritisch wordt bekeken. Propositie?= Belofte die aan de klant wordt gedaan. Een communicatieplan moet altijd worden gekoppeld aan een organisatievraag. Eerst kijk je naar wat de organisatievraag is.= Dat is juist. Wat zijn onderdelen van een communicatieplan?= Analyse, doelgroep/doelstellingen, boodschap, strategie, concept, communicatiemiddelen, tijdsplanning, budget, evaluatie. Wat is het doel van de analyse?= Echte inzichten verkrijgen. Feiten verzamelen via internet is eenvoudig. Uit alle beschikbare gegevens een inzicht destilleren, is waar het om gaat. Wat is het verschil tussen publieksgroepen en doelgroepen?= Publieksgroepen heb je, doelgroepen kies je. Wat is een communicatiedoepgroep?= Groep waarop een communicatiecampagne zich richt. Waar bestaat de marketingdoelgroep uit?= Daadwerkelijke consumenten. Wat zijn voorbeelden van communities?= Beleggingsclubs, rijders van een Mini, modefans en merkfreaks. Wat is segmenteren?= Is het verder onderverdleen in bepaalde doelgroepen. Waar segmenteer je op bij algemene criteria?= Geografie, socio-demografie, psychografie, behavioristisch. Wat verstaan we onder geografie bij segmentatie?= Vindt segmentatie plaats op land, provincie, regio, gemeente of postcode, wijk of straat. Wat verstaan we onder Socio-demografie bij segmentatie?= Segmentatie op basis van kenmerken die aan een persoon of huishouden zijn geboden, zoals leeftijd, geslacht, burgelijke staat, gezinsgrootte, inkomen, beroep, opleidingen en ras. Wat verstaan we onder psychografie bij segmentatie?= Indeling vindt plaats op basis van waarden en behoeften. Voorbeelden zijn lifestyle, politeike overtuiging, ideeën over geld, sparen, het milieu e.d. Wat verstaan we onder behavioristisch bij segmentatie?= Kijk je naar gebruikers, potentiële gebruikers, ex-gebruikers en niet-gebruikers. Welke groepen zie je onder behavioristisch?= Brand loyals, brand switchers, other brand loyals, new catergory users, non users. Welk onderscheid kan je maken tussen verschillende soorten doelstellingen?= Ondernemingsdoelstellingen, marketingdoelstellingen, communicatiedoelstellingen. Waar gaat de organisatiedoelstelling over?= Over het doel van de organisatie. Waar gaat de marketingdoelstelling over?= Deze zijn gericht op omzet, marktaandeel en concurrentie. Wat gaat de communicatiedoelstelling over?= Deze beschrijven de gewenste communicatie-effecten in termen van: kennis, houding en gedrag. Welke eisen gelden er voor communicatiedoelstellingen?= De doelstellingen moete realistisch en acceptabel zijn, de doelstellingen moeten meetbaar zijn, de doelstellingen moeten specifiek en tijdgebonden zijn. Waar staat SMART voor?= S specifiek, M meetbaar, A Acceptabel, R realistisch, T tijdgeboden. Wat staat centraal in het communicatiekruispunt?= De aard van de relatie met de doelgroepen en het beoogde proces. Uit welke 4 basisstrategieën kan je kiezen bij het communicatiekruispunt?= Informeren, overreden, dialogiseren, formeren. Waar is themareclame op gericht?= Heeft tot doel de merkbekendheid en de merkvoorkeur te vergroten en het imago te verbeteren. Waar richt actiecommunicatie zich op?= Direct stimuleren van de aankoop. Wat is een nadeel van een intermediair?= Je weet niet of hij de boodschap op de juiste manier overbrengt. Waar is massacommunicatie vooral voor geschikt?= Als je de kennis snel wilt vergroten bij een omvangrijke groep. Wat is propositie?= De kernbelofte aande klant, geeft weer wat het merk voor de consument kan betekenen. Wat is een goede propositie?= Overtuigend, onderscheidend en geloofwaardig. Op welke niveaus heb je concepten?= Organisatieniveau, communuicatieniveau, concepten als onderdeel van eigen communicatieplan. welke soorten concepten heb je?= Effectconcept, vergelijkingsconcept, explicatieconcept, associatieconcept. Effectconcept?= Verwoordt het resultaat dat het gevolg is van de aankoop van een product. Vergelijkingsconcept?= Gebruik je als je het merk wilt afzetten tegen een ander merk. Explicatieconcept?= Legt uit wat bijvoorbeeld de voordelen zijn van product, hoe het werkt en welke elementen dat product bevat. Associatieconcept?= Leg je een verband tussen het merk en iets anders. Doelgroep/middelenmatrix?= ZIjn de middelen afgezet tegen verschillende doelgroepen. Op welke manieren kan je het communicatiebudget vaststellen?= Taakstellende methode, uitgaven in voorafgaande jaren, anticyclische methode. Adviestraject?= Verschilende fasen of stappen binnen het traject: oriëntatie, intakegesprek, interviews, plan van aanpak, uitvoering, advies en afronding. Intakegesprek?= Een eerste kennismakingsgesprek waarin de opdrachtgever informatie geeft over de opdracht. Probleemanalyse?= Fase waarin wordt vastgesteld in hoeverre de knelpunten die de opdrachtgever aangeeft met communicatie op te lossen zijn. Waar heeft een goede adviseur aandacht voor?= De inhoud, het proces, de relatie. Wat zijn de 6 stappen in een adviestraject?= Oriëntatie, intakegesprek, probleemanalyse, plan van aanpak, advies, afronding. Waar oriënteer je je op voordat het eerste adviesgesprek plaatsvindt?= De organisatie en/of het merk, de trends en ontwikkelingen in de sector, de gesprekspartners. Wat zijn de onderdelen van plan van aanpak?= Kader, opdrachtformulering, globaal onderzoeksplan, fasering, budget. Abri?= Bushokje waarop reclameposters worden aangebracht. Banner?= Advertentielink op een website. Bereik?= aantal mensen dat met een medium of reclameboodschap wordt geconfronteerd. Brutobereik?= Som van het bereik van twee of meer media samen. Communicatievermogen?= Mate waarin een medium in staat is een specifieke boodschap op een bepaalde doelgroep over te brengen. Controlled circulation?= Het gratis verspreiden van een blad onder een geselecteerde doelgroep. Crossmediaal?= Mediastrategie waarbij de doelgroep via een medium naar een ander communicatiemiddel wordt gelokt. Dekking?= Het percentage van de communicatiedoelgroep dat door een bepaald medium wordt bereikt. Earned media?= Content over de organisatie die door andere gratis wordt geplaatst. External pacing?= De ontvanger van de boodschap heeft geen invloed op het tempo en de volgorde waarin hij de boodschap ontvangt. Huis-aan-huisblad?= Gratis blad dat bij alle huishoudens in een bepaald gebied wordt bezorgd. Huisorgaan?= Publicatie van de organisatie die ongevraagd en gratis wordt verzonden aan externe relaties. Insert?= In een tijdschrift of krant geplakte of gevouwen folder, antwoordkaart of proefmonster. Internal pacing?= De ontvanger kan de boodschap in een door hemzelf bepaalde volgorde en tempo tot zich nemen. Mediabureau?= Bureau dat is gespecialiseerd in grootschalige inkoop van mediaruimte om zo betere voorwaarden te krijgen voor zijn opdrachtgevers. Mediaselectie?= Keuze van media die voor een campagne worden ingezet. Medium?= Middel dat wordt gebruikt om een boodschap over te dragen. Mupi?= Kleine reclamezuil, meestal in winkelstraten. Nettobereik?= Bereik van twee of meer media waarbij de overlapping niet meetelt. Nulnummer?= Testuigave van een nieuw blad in een zeer beperkte oplage. Oplage?= Aantal exemplaren dat van een blad wordt gedrukt. Owned media?= De media waawrover de organisatie zelf het beheer heeft. Paid media?= Ingekochte ruimte, dus het online of offline adverteren. Posttest?= Onderzoek waarbij het effect van een communicatie-uiting na het verschijnen wordt gemeten. Pretest?= Onderzoek waarbij voor de productie of het voeren van een campagne wordt gekeken of en hoe de uiting overkomt bij de doelgroep. Sponsored magazine?= Tijdschrift dat in opdracht van een organisatie wordt vervaardigd voor externe relaties en waarin advertenties van derden staan. Virals?= Online filmpjes die door de doelgroep naar elkaar worden gestuurd. Waste?= Personen die wel worden bereikt door de inzet van de verschillende communicatiemiddelen, maar die buiten de doelgroep vallen. Waaraan kan je denken bij owned media?= Nieuwsbrieven, brochures, relatieblad, website, linkedin en facebookpagina. Wat zijn de kenmerken van owned media?= Hoge controle over de boodschap, lage tot matige betrokkenheid van het publiek, hoge kosten. Wat zijn voorbeelden van earned media?= Online of offline word of mouth, reviews en virals. Wat zijn kenmerken van earned media?= Matige controle over de boodschape, hoge betrokkenheid van het publiek, lage kosten. Wat zijn de kenmerken van paid media?= Hoge controle over de boodschap, lage tot matige betrokkenheid van het publiek, hoge kosten. Waar zitten bij owned media de meeste kosten in?= Tijd voor het ontwikkelen van creatieve en relevante content. Wat is een landingspagina?= Met zo'n specifieke pagina wordt de bezoeker zonder omwegen naar die pagina geleid die specifieke informatie bevat waarnaar hij of zij op zoek is. Wat is een mooi woord voor huisorgaan?= Relatietijdschrift. Wat is het verschil tussen sponsored magazine en huisorgaan?= Bij sponsored magazine staan er advertenties van derden in. Wat zijn voordelen van adverteren in dagbladen?= Massaal bereik, actueel, advertenties op korte termijn te plaatsen, sterke binding met lezers. Wat zijn de nadelen van adverteren in dagbladen?= De drukkwaliteit is matig, landelijk bereik is kostbaar, moeilijk bereik specifieke doelgroepen, korte levensduur advertentie. Wat zijn de voordelen van adverteren in huis-aan-huisbladen?= Groot bereik, geografisch segmentatie mogelijk door regio-edities, relatief lage advertentiekosten. Wat zijn de nadelen van adverteren in huis-aan-huisbladen?= Beperkt communicatievermogen, verschijnen meestal eens per week, matige papierkwaliteit. Uit welke 3 soorten advertenties kan een adverteerder kiezen in een dagblad?= GA of gewone advertentie, IM of ingezonden mededeling, VP of voorpagina-advertenties. Een aantal vakbladen verschijnt in controlled circulation, ze worden gratis verspreid onder een afgebakende doelgroep.= Dat is juist. Wat zijn de voordelen van adverteren in tijdschriften?= Redactionele inhoud sluit meestal aan bij aangeboden producten, drukkwaliteit is hoog, een blad wordt bewaard of doorgegeven, inserts als folders en monsters. Wat zijn de nadelen van adverteren in tijdschriften?= Heeft een lange aanlevertermijn, bouwen pas na weken bereik op, oplage is sterk afhankelijk van losse verkoop. Wat is non-spot advertising?= Adverteren buiten reclameblokken om. Wat verstaan we onder billboarding?= Korte vermelding aan het begin of het eind van het programma. Wat verstaan we onder product placement?= Het merk komt in beeld, een voorbeeld is dat acteurs uit een soap de kleding dragen van een bepaald merk. Wat verstaan we onder inscript sponsoring?= Het merk maakt deel uit van het script. Bijvoorbeeld frans bauer maakt een programma op curacau en geeft aan hoe leuk het daar is. Wat verstaan we onder programmaparticipatie?= Het programma wordt in overleg met een merk geproduceerd, het merk neemt daarbij een deel of alle productiekosten voor zijn rekening. Wat zijn de voordelen van televisiereclame?= Een relatief hoge attentiewaarde en een relatief hoog communicatievermogen door een combinatie van beeld en geluid, snel een hoog landelijk bereik, opties voor programmaparticipatie en sponsoring. Wat zijn de nadelen van televisiereclame?= Vluchtig medium door zappen, boodschap moet over te brengen zijn in twintig tot dertig seconden, toename aantal zenders dus minder bereik per zender, toenemend zapgedrag. Wat zijn de voordelen van bioscoopreclame?= Geografische segmentatie mogelijk, relatief hoge attentiewaarde, lading geven aan het merk. Wat zijn de nadelen van bioscoopreclame?= Klein bereik, hoge productiekosten. Wat zijn de voordelen van radioreclame?= Groot bereik onder werkenden en automobilisten, relatief lage productiekosten, doorverwijzen naar websites, doelgroepsegmentatie mogelijk. Wat zijn de nadelen van radioreclame?= Weinig aandacht voor de boodschap als gevolg van vluchtige verwerking, veel herhalingenzijn nodig voor een hoog bereik en sterk effect. Welke outdoor media heb je?= Vaste, bewegende en even-gebonden outdoor media. Waar bevindt vaste media zich?= Op straat, langs de snelweg of in een stadion. Voorbeelden zijn billboards, lichtreclame, vidiwalls, abri's en mupi's. Wat verstaan we onder bewegende media?= Deze media zijn mobiel. Voorbeelden zijn reclame op bussen of treinen en vrachtauto's. Wat verstaan we onder event-gebonden media?= Dit zijn buitenmedia die alleen voor speciale events worden ingezet. Bijvoobeeld vlaggen bij popfestivals, luchtreclame en volgauto's bij wielerwedstrijden. Wat zijn de voordelen van outdoor media?= Massaal bereik, hoge attentiewaarde en contactfrequentie, relatief lage kosten, geografische selectie is mogelijk, geschikt als herinneringsreclame. Wat zijnd de nadelen van outdoor media?= Boodschap moet kort zijn, weinig mogelijkheden voor de doelgroepsegmentatie, gevoelig voor vandalisme en beschadigingen. Welke methoden zijn belangrijk als het gaat om online adverteren?= Zoekmachinemarketing, social media-marketing, affiliate marketing. Wat verstaan we onder affiliate marketing?= Iemand verkoopt een product of dienst van iemand anders en krijgt daarvoor een beloning. Wat is het hoofddoel van earned media?= Het verkrijgen van free publicity. Wat zijn de voordelen van earned media?= Geloofwaardig, lage kosten. Wat zijn de nadelen van earned media?= De effecten zijn moeilijk meetbaar, de organisatie is afhankelijk van anderen. Wat doe je bij de strategie van crossmedia?= Je lokt de doelgroep naar een ander medium. Wat zijn de 4 stappen bij mediaplanning?= Selecteer de media, kies de titels, bepaal de plaatsing en de kosten, controleer en evalueer. Wat zijn de meest gebruikte begrippen bij bereik?= Cumulatief bereik, actueel bereik, brutobereik, nettobereik. Wat is cummulatief bereik?= Het aantal mensen dat na een aantal nummers of uitzendingen ten minste een van deze nummers of uitzendingen heeft gezien. Wat is actueel bereik?= Het aantal personen dat tussen het verschijnen van een nummer en het uitbrengen van een ieuw nummer is geconfronteerd met het medium. Wat is brutobereik?= De som van het bereik van twee of meer media, zonder rekening te houden met overlapping. Wat is nettobereik?= De som van de bereikcijfers van verschillende media, gecorrigeerd door de dubbeltelligen die ontstaan doordat er mensen zijn die met meer dan een bepaald medium zijn geconfronteerd. Wat is gross rating point (GRP)?= Staat voor het aantal bereikte personen in een bepaalde periode voor een bepaald mediumtype in procenten van de totale omvang van de mediumdoelgroep. Wat is contactfrequentie?= Het aantal malen dat de doelgroep in een bepaalde periode met het medium in aanraking wordt gebracht. Hoe kan je de frequentie van het plaatsen van een uiting indelen?= Constant aanwezig, pieken, concentraties. Wat verstaan we onder constante aanwezigheid in de media?= Gangbaar voor de producten die dagelijks worden gebruikt en gekocht, zoals tandpasta, frisdranken en wasmiddelen. Wat verstaan we onder piekstrategie?= Wordt gebruikt voor bekende merken met een groot communicatiebudget. Deze strategie geeft vaak extra impulsen bovenop een lopende campagne. Wat verstaan we onder pulsing?= Als bekende merken extra power geven in hun campagne, bijvoorbeeld door te adverteren voor de feestdagen en moederdag. Deadline?= Uiterste inleverdatum van de kopij. Embargo?= Een verzoek om niet te publiceren voor een bepaalde datum. Hoor en wederhoor?= Journalistiek gebruik waarbij informatie wordt gecontrooleerd bij beide partijen. Off the record?= Gegeven informatie die niet is bedoeld voor publicatie. Perscommunique?= Officiële verklaring naar de media, meestal naar aanleiding van een bepaalde (officiële) gebeurtenis. Persconferentie?= Bijeenkomst waarbij aan journalisten mededelingen worden gedaan over belangrijk nieuws. Primeur?= Bericht dat een bepaald medium als eerste publiceert. Rectificatie?= Correctie van onjuiste informatie uit een eerder geplubliceerd bericht. Verschoningsrecht?= Recht van de journalist om tegenover de rechter geen getuigenis te hoeven afleggen over zijn informatiebron. Aan welke voorwaarden moet een nieuwsbericht minimaal voldoen?= Het is voor veel mensen van belang, het komt uit een gezaghebbende bron, het gaat over een actuele zaak, het bevat een menselijk element, human interest. Waarom verzorgt de communicatiemedewerker die verantwoordelijk is voor mediacontacten niet altijd de woordvoering?= Een communicatiemedewerker kan niet alle vragen zelf beantwoorden, de communicatiemedewerker is niet de eindverantwoordelijke voor het beleid van de organisatie. Welke soorten perscontacten heb je?= Persconferentie, persbezoek, perbericht, perscommunique. Wat is een spindoctor?= Werkt voor een politieke partij of een politicus, begeleidt en coacht zijn opdrachtgevers in hun contacten met de media. Welke principes gelden voor elk soort mediacontact?= Niet communiceren is dodelijk, hoor en wederhoor. Wat is in Nederland het belangrijkste persbureau?= het ANP, het Algemeen Nederlands Persbureau. Heb je juridisch recht op inzage in de tekst?= Nee, het is niet meer dan een afspraak. Wat zijn de verschillende redenen voor een organisatie om een persconferentie te houden?= Er is zeer belangrijk nieuws dat veel mensen aangaat, er is sprake van een complex onderwerp of conflict, er wordt een nieuw product getoond, er worden veel vragen verwacht. Wat bevat een persmap?= Het eerder verstuurde persbericht, de aanvullende informatie, de voor publicatie geschikte foto's, de achtergrondinformatie, zoals een corporate brochure, een eerder verschenen artikel en informatie over de sprekers. Wat zijn de vaste onderdelen van een persbericht?= Aanduiding afzender, aanduiding persbericht, datum en plaats, headline of kopregel, eerste alinea of lead, rest van de tekst, tussenkoppen, regelafstand en witmarge, afsluitteken, aanduiding bijlage(n), nadere informatie. Wat is embargo?= Is een verzoek om pas na een bepaald tijdstip te publiceren. Advertorial?= Advertentie die op een journalistieke manier is geschreven en als artikel is vormgegeven. Bodycopy?= Tekstgedeelte van een advertentie (exclusief kop- en pay-off) Brochure?= Drukwerk van beperkte omvang (minimaal 8 pagina's) met een eenvoudige bladhechting, meestal geniet of gelijmd. Content?= Het aanbod aan tekst en beeld. Folder?= Drukwerk dat bestaat uit een vel dat een of enkele malen is gevouwen. Kopij?= Geschreven of gesproken tekst. Lead?= Intro van een artikel, meestal vetgedrukt. Leaflet/flyer?= Drukwerk dat bestaat uit een niet gevouwen vel. Pay-off?= Kernachtige afsluitende zin, staat vaak bij het logo. Waar komt de concentstrategie uit voort?= Uit de communicatiestrategie die weer is afgeleid van de organisatiestrategie. Wat doe je met contentstrategie?= Vertaal je de wensen en doelen van klanten en je eigen doelstellingen naar content die klanten en bezoekers helpt en inspireert. De content is?= Gebaseerd op feiten en deze moeten te checken zijn, actueel en is er een consistente aanvoer van nieuwe inhoud, moet passen bij de identiteit en de core business van de organisatie, sluit aan bij de belevingswereld van de doelgroep. Wat is een mix van compromissen?= Elke afdeling heeft wel haar eigen wensen. Als je aan al deze wensen tegemoet komt is het resultaat een ....... Wat is het stappenplan van contentstrategie?= Bepalen van het communicatiedoel, omschrijven van de social persona's, formuleren van de kernboodschap, kiezen van relevante thema's, opstellen van een contentkalender, selecteren van platforms, stimuleren van interactie. Wat is een corporate story?= Geeft context en betekenis aan abstracte termen als visie, missie, kernwaarden en strategie. Wat is de techniek van storystelling?= Vangen, vormen, verspreiden. Wat is storytelling?= Een krachtige tool bij onder andere reputatiemanagement, internal branding, verandermanagement en het maken van content. Welke teksten kan je onderscheiden?= Informerende en wervende teksten. Wat zijn informerende teksten?= Blogs, persbericht, jaarverslag. Wat zijn wervende teksten?= Folder, direct mail, advertentie. Wat is de bekendste formule voor wervende teksten?= AIDA formule, A attention, I interest, D desire, A action. Wat zijn stockfoto's?= Als een organisatie gebruik maakt van bestaande foto's. Wat zijn de kenmerken van een leaflet, flyer of strooibiljet?= Simpelde vorm van een folder, meestal is het een A5 of kleiner met daarop een in het oog springende, korte tekst. Wat verstaan we onder een folder?= Drukwerk dat bestaat uit een vel dat een of een aantal keren is gevouwen. Wat is een brochure?= Drukwerk dat gehecht is, meestal met een nietje. Welke elementen komen meestal terug in een advertentie?= Heading, bodycopy, visual en pay-off. Wat zijn veel voorkomende doelen voor websites?= Imago en merkwaarden versterken, informatie verstrekken, in contact komen met nieuwe klanten, online verkopen. Waar bestaat de redactieformule uit voor Twitter?= Nieuwe projecten, mensen uit de organisatie, opvallende citaten, leuke ontmoetingen, retweets van mensen die je volgt, bepaalde hashtags. Wat zijn aanbevelingen voor het maken van posts?= Wees kort en krachtig, lok conversatie uit, start prijsvragen en acties. Wat wordt er gedaan bij user generated content?= Kan iedereen (aanvullende) inhoud leveren waardoor andere gebruikers deze informatie kunnen zien en gebruiken. Auteursrecht?= Uitsluitend recht van de maker om het door haar of hem gemaakte werk te verveelvoudigen of openbaar te maken. Briefing?= Instructie over de opdracht. Conflicting accounts?= Situatie waarin een bureau ook voor de concurrent van een klant werkt. Debriefing?= Omschrijving hoe het bureau de opdracht ziet, inclusief het kernprobleem en een globale aanpak. Diapositief?= Tekst die is uitgespaard in een gedrukt, donker vlak. Bijvoorbeeld witte letters tegen een zwarte achtergrond. Drukproef?= Proef van het drukwerk op oplageppaier voordat de gehele oplage wordt gedrukt. Dummy?= Voorbeeld van het uiteindelijke resultaat. Fullcolourdruk?= Vierkleurendruk bestaande uit cyan, yellow, magenta en black. Gramgewicht?= Aanduiding voor de zwaarte van papier, uitgedrukt in grammen per vierkante meter. Interlinie?= Witruimte tussen de regels. Pitch?= Strijd tussen verschillende bureaus om een opdracht. PMS?= Pantone Matching Sysstem, internationaal kleursysteem voor drukinkten. Scenario?= Uitgewerkt script van de productie. Shortlist?= Lijst met een beperkt aantal bureaus dat ik aanmerking komt voor een bepaalde opdracht. Storyboard?= Een reks tekeningen die laat ziek hoe een film- of televisiecommerical (in concept) verloopt. Synopsis?= Beeld van de productie in hoofdlijnen. Testimonial?= Getuigenis, uitspraak van een persoon over een product, dienst of merk. Wat is het stappenplan voor een bureauselectie?= Bepaal het doel van de selectie, stel de criteria op, maak een shortlist, selecteer een bureau. Wat is conflicting accounts?= Wanneer een bureau voor een andere klant in dezelfde sector werkt. Wat is het nadeel van een bureaucompetetie voor een bureau?= Het kost een bureau veel tijd en geld. Het is daarom redelijk dat de bureaus een bepaald bedrag krijgen voor hun deelname aan de pitch. Waar wordt meestal uit gekozen voor een honorering?= Uurvergoeding op basis van nacalculatie of een vaste projectprijs. In welke 3 niveaus heb je een briefing?= De algemene briefing, de marketingbriefing en de communicatiebriefing. Welke gegevens staan in een algemene briefing?= Omvang en prestaties, visie en missie, structuur, cultuuridentiteit, imago en indentiteit, SWOT analyse. Welke informatie staat er in een marketingbriefing?= Marktontwikkelingen, concurrentie en positionering, marketingdoelgroepen. Welke aspecten gaat het om in communicatiebriefing?= Concrete omschrijving van het rpobleem communicatiedoelgroepen, huidige communicatie, randvoorwaarden, planning, overleg en rapportage. Welk proces gaat eraf vooraf van het drukken?= Keuze vorm, papier en illustraties, beoordeling van een PDF-proef, aandachtspunten bij controle. Wat zijn diapositieve teksten?= Dat zijn lichte teksten tegen een donkere achtergrond. Welke onderdelen staan er in een offerte?= De oplage, het kleurgebruik, de papiersoort en het papiergewicht, de afwerking, afleveringsdatum en adres. Welke kleuren worden er gebruikt bij fullcolourdruk?= Cyan (blauw), magenta (rood), yellow en black. Een internationaal gebruikt kleursysteem voor drukinkten waarbij elke kleur een eigen nummer heeft= PMS, Pantone Matching System. Wat is synopsis?= Aan de hand van de briefing wordt door de product een beknopt voorstel gemaakt. Waar heeft auteursrecht o.a. betrekking op?= Teksten en speeches, foto's, films, videoproducties, muziek, websites en games, logo's, lay-out en design. Wat zijn enkele specifieke vormen van auteursrecht?= Het citaatrecht, het portretrecht, het naam- en merkenrecht.
Ingezonden op 29-08-2014 - 3489x bekeken.
Laatst bijgewerkt:
31-08-2014
.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!