Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Grandes Lignes

0 Herhaling woordjes 1ste/2de klas

Jaar 3 (havo)

lundi = maandag
mardi = dinsdag
mercredi = woensdag
jeudi = donderdag
vendredi = vrijdag
samedi = zaterdag
dimanche = zondag
demain = morgen
aujourd'hui = vandaag
hier = gisteren
le jour = de dag
la semaine = de week
l'heure = het uur
la minute = de minuut
le soir, la soirée = de avond
l'après-midi = de middag

janvier = januari
février = februari
mars = maart
avril = april
mai = mei
juin = juni
juillet = juli
août = augustus
septembre = september
octobre = oktober
novembre = november
décembre = december
le mois = de maand
l'an, l'année = het jaar
rouge = rood
bleu = blauw
orange = oranje
gris = grijs
noir = zwart
blanc, blance = wit
vert = groen
violet, violette = paars
brun = bruin
jaune = geel
rose = roze
le jean = de broek
le pantalon = de lange broek
le pull = de trui
le T-shirt = het t-shirt
la jupe = de rok
la robe = de jurk
le short = de korte broek
la chausure = de schoen
les lunettes de soleil = de zonnebril
les yeux = de ogen
les cheveux = het haar
la géographie = aardrijkskunde
l'histoire = geschiedenis
les SVT = biologie
les maths = wiskunde
le néerlandais = nederlands
le français = frans
l'allemand = duits
l'anglais = engels
l'EPS = lichamelijke opvoeding
mignon, mignonne = knap, lief
grand = groot
petit = klein
nul = waardeloos
moche = lelijk
beau = mooi
rigolo, drôle = leuk, grappig
bête = stom
dommage = jammer
top = geweldig
mauvais = slecht
le frère = de broer 
la soeur = de zus 
le père = de vader
la mère = de moeder
l'oncle = de oom
la tante = de tante
le cousin = de neef
la cousine = de nicht
le grand-père = de opa
la grand-mère = de oma
la fille = het meisje
le garçon = de jongen
parler = praten, spreken
préférer = liever hebben
adorer = dol zijn op
aimer = houden van, leuk vinden
détester = een hekel hebben aan
manger = eten
acheter = kopen
arriver = aankomen
trouver = vinden
visiter = bezoeken
porter = dragen
donner = geven
travailler = werken
écouter = luisteren
la question = de vraag
dans = in
chez = bij
sur = op
à = naar
de = van
pour = voor(iemand)
devant = voor(plaats)
les vacances = de vakantie
la boulangerie = de bakker
la pharmacie = de apotheek
le magasin = de winkel
l'église = de kerk
à gauche = naar links
à droite = naar rechts
tout droit = rechtdoor
facile = gemakkelijk

Ingezonden op 31-08-2014 - 968x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Als het goed is zitter er geen foutjes in!

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Grandes Lignes

0 Herhaling woordjes 1ste/2de klas