Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

TrabiTour

10 SO 3,3 + PLD

Jaar 3 (vwo)

woorden 3,3
auftreten	=	optreden 
der Abend	=	de avond
die Abende	=	de avonden 
außerdem	=	bovendien
 ausgehen	=	uitgaan
bekommen	=	krijgen
erlauben	=	toestaan
das stimmt	=	dat klopt
(sich) treffen	=	(elkaar) ontmoeten 
sich unterhalten	=	praten 
verabredet sein	=	een afspraakje hebben
verbieten	=	verbieden 
verbringen	=	doorbrengen 
vorschlagen	=	voorstellen 
die Art	=	de soort, de manier 
die Arten	=	de soorten, de manieren
der Eingang	=	de ingang 
die Kasse	=	de kassa
die Eintrittskarte	=	de entreekaart 
die Eintrittskarten	=	de entreekaarten
fernsehen	=	televisie kijken 
das Fernsehen	=	de televisie (algemeen) 
im Fernsehen	=	op tv
der Fernseher	=	het televisietoestel 
die Fernsehsendung	=	het tv-programma
die Fernsehsendungen	=	de tv-programma´s
die Kneipe	=	de kroeg
die Kneipen	=	de kroegen 
ins Konzert gehen	=	naar het concert gaan 
der Krimi	=	de detective, de politieserie 
die Krimis	=	de detectives, de politieseries
die Nachricht	=	het bericht 
die Nachrichten	=	het nieuws, het journaal 
das Quiz	=	de quiz 
das Radio	=	de radio
im Radio	=	op de radio
der Schalter	=	het loket 
das Taschengeld	=	het zakgeld 
ins Theater gehen	=	naar het theater gaan 
bestimmt	=	vast, beslist 
 bevor, ehe	=	voordat 
eigentlich	=	eigenlijk 
einverstanden sein mit ... 	=	het eens zijn met …
duschen	=	douchen 
weggehen	=	weggaan 
meinen	=	denken, vinden, bedoelen
vergleichen	=	vergelijken 
im Vergleich zu	=	in vergelijking met 
meiner Meinung nach	=	volgens mij 
Angst haben, dass ... 	=	bang zijn, dat 
Das finde ich echt Spitze! 	=	Dat vind ik echt geweldig! 
total cool	=	helemaal cool 
(stink)sauer	=	(heel) boos 
scheußlich	=	afschuwelijk
witzig	=	grappig 
durchschnittlich	=	gemiddeld 
dunkel	=	donker

plauderecke
1.       Was machst du gern, wenn du abends ausgehst?	=	1. Wat doe je graag als je 's avonds uitgaat?
 Ich gehe mit Freunden in eine Stadt, die 15 Kilometer von hier entfernt ist.	=	Ik ga met vrienden naar een stad, die 15 kilometer van hier verwijderd is.
2.       Wo ist hier abends was los ?	=	2. Waar is hier ‘s avonds wat te doen?
In meinem Dorf ist tote Hose.	=	 In mijn dorp is niks te doen
3.       Hast du Lust mit mir ins Restaurant / ins Konzert / ins Kino / ins Theater / ins Museum / zu einer Party zu gehen ?	=	3. Heb je zin om met mij naar het restaurant/ het concert / de bioscoop / de schouwburg / het museum / een feestje te gaan? 
Klar, heute Abend will ich auf jeden Fall etwas unternehmen.	=	 Natuurlijk, vanavond wil ik in ieder geval iets gaan doen.
 Nein, keinen Bock.	=	Nee, geen zin.
 Geht nicht, ich hab’schon was vor.	=	 Dat gaat niet, ik heb al andere plannen.
4. Müssen wir die Karten für die 20 Uhr-Vorstellung reservieren?	=	4. Moeten we kaarten reserveren voor de film van 20.00 uur?
Nein, der Film läuft schon seit Wochen	=	Nee, de film draait al weken.
5. Welche Filme laufen diese Woche im Kino?	=	5. Welke films draaien er deze week in de bioscoop?
 Keine Ahnung, guck doch mal im Internet. 	=	Geen idee, kijk maar even op internet.
6. Soll ich dich abholen oder treffen wir uns beim Kino?	=	6. Zal ik je ophalen of spreken we af bij de bioscoop?
Komm doch erst mal bei mir vorbei.	=	 Kom eerst maar even bij mij langs.
7. Gehst du oft ins Kino?	=	7. Ga jij vaak naar de bioscoop?
Nein, ich sehe mir lieber zu Hause eine DVD an.	=	 Nee, ik kijk liever thuis naar een dvd.
8. Wovon handelt der Film?	=	8. Waar gaat de film over?
 Der Film handelt von zwei ganz unterschiedlichen Menschen.	=	 De film gaat over twee totaal verschillende mensen.
9. Wie lange darfst du abends ausgehen?	=	9. Hoe lang mag jij ‘s avonds uitgaan?
Am Wochenende muss ich um zwei Uhr zu Hause sein.	=	 In het weekend moet ik om twee uur thuis zijn.
10. Wie viel Geld gibst du an einem Abend aus?	=	10. Hoeveel geld geef jij op een avond uit?
Ich gebe bis zu 30 Euro / mehr als 50 Euro für Eintrittskarten und Getränke aus.	=	 Ik geef tot 30 euro / meer dan 50 euro voor entreekaarten en drankjes uit.
11. Wie kommst du nach dem Ausgehen nach Hause?	=	11.   Hoe kom jij na het uitgaan naar huis?
 Ich rufe meine Eltern an, die holen mich ab.	=	Ik bel mijn ouders op, die halen mij af.
12. Ab wann darfst du in die Disko?	=	12. Vanaf wanneer mag jij naar de disco?
Ab 16 Jahren und nur bis 0.00 Uhr.	=	 Vanaf 16 en alleen maar tot 0.00 uur.
13. Was machst du, wenn du zu Hause bleibst?	=	13. Wat doe je als je thuis blijft?
Ich spiele am Computer.	=	 Ik doe spelletjes achter de computer.
14. Was guckst du gern im Fernsehen?	=	14. Wat zie je graag op tv?
 Ich sehe gern Dokumentarfilme / Sportsendungen / Musiksender.	=	 Ik kijk graag naar documentaires / sportuitzendingen / muziekzenders.
Ich langweile mich vor der Glotze.	=	 Ik verveel me voor de beeldbuis.
15. Was gibt es heute Abend im Fernsehen?	=	15. Wat is er vanavond op de tv?
Heute Abend kommt endlich mal mein Lieblingsfilm im Fernsehen.	=	Vanavond komt eindelijk eens een keer mijn lievelingsfilm op de tv.
16. Was für Musik hörst du am liebsten?	=	16. Naar wat voor muziek luister jij het liefst?
 Ich höre gern Rock oder klassische Musik, obwohl ich nie ins Konzert gehe.	=	Ik luister graag naar rock of klassieke muziek, hoewel ik nooit naar het concert ga.
17. Wie viel Zeit verbringst du am Rechner?	=	17. Hoeveel tijd breng je achter de computer door?
Ich darf jeden Tag zwei Stunden am Computer sitzen.	=	Ik mag ieder dag twee uur achter de computer zitten.

Ingezonden op 13-09-2014 - 1155x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Tja, wij hoeven niet alle antwoorden van de plauderecke te weten, lekker pech voor jou als ze er niet bij staan!

veel succes!

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

TrabiTour

10 SO 3,3 + PLD