Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Biologie havo 4 definities hs 1
› 1 inleiding in de biologie
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Biologie havo 4 definities hs 1
1 inleiding in de biologie
Jaar 4 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
abiotische factoren = alle invloeden uit de levenloze natuur archae = ook wel oerbacteriƫn of archaebacteriƫn genoemd, zijn een domein van prokaryotische organismen, die meestal onder extreme omstandigheden leven. Autotroof = m.b.v. zonlicht in staat zijn chemische energie vast te leggen met fotosynthese / uit anorganische stoffen organische stoffen kunnen maken beschrijvend onderzoek = de onderzoeker verzamelt observaties (data) die tot een concusie leiden biochemie = natuurwetenschap op de grens van biologie en scheikunde biodiversiteit = Verscheidenheid, dat is de soortenrijkdom binnen een ecosysteem. Er bestaat echter ook diversiteit in genotypen binnen een populatie. biofysica = natuurwetenschap op de grens van biologie en natuurkunde biosfeer = alle ecosystemen op aarde samen (= systeem aarde) biotische factoren = alle invloeden uit de levende natuur chromosoom = bevatten het DNA (en genen) van de cel controlegroep = een controlegroep is bij wetenschappelijk onderzoek naar de werking of het effect van een bepaalde 'interventie' een groep met dezelfde kenmerken als de groep waarbij de interventie wordt verricht, maar waarbij de interventie niet wordt verricht. Op deze manier kan worden uitgesloten dat een waargenomen effect niet te wijten is aan spontane veranderingen. darmflora = wordt het geheel van micro-organismen aangeduid dat zich in het maag-darmstelsel bevindt Darwin = Charles Darwin is de grondlegger van de evolutietheorie Data = de verzamelde gegevens in dee onderzoek DNA = hieruit is een chromosoom opgebouwd en bevat de erfelijke informatie van een organisme ecosysteem = min of meer begrensd gebied met bepaalde eigenschappen waarbinnen de abiotische en biotische factoren een eenheid vormen emergente eigenschap = op elk hoger organisatieniveau verschijnen nieuwe eigenschappen enzymen = eiwitten die chemische reacties versnellen (katalyseren) eukaryoot = bij dit organisme ligt het DNA in de celkern (cel bevat organellen) evolutie = ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen genotype = wat staat er in het DNA (genen), de verzameling genen van een organisme heterotroof = andere organismen nodig voor organische stoffen (niet zelf kunnen maken uit anorganische stoffen) hypothese = een mogelijke verklaring voor een bepaald natuurwetenschappelijk verschijnsel; veronderstelling katalyseren = het versnellen van chemische reacties levenloos = iets wat nooit geleefd heeft levensgemeenschap = alle populaties die in een bepaald gebied leven levensloop = elk organisme heeft een levensloop die eindigt met de dood van het individu literatuuronderzoek = het doen van een systematische studie op basis van wetenschappelijke literatuur en andere documenten om een wetenschappelijke vraagstelling te beantwoorden. model(leren) = een vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid natuurlijke selectie = Verschijnsel dat individuen met een beter aan het milieu aangepast genotype een grotere overlevingskans en voortplantingskans hebben en daardoor meer in de populatie zullen voorkomen dan andere. observatie = natuurwetenschappelijke waarneming ontwerponderzoek = de onderzoeker maakt een concreet product als antwoord op de probleemstelling orgaan = deel van een organisme met een bepaalde bouw en functie orgaanstelsel = groep van samenwerkende organen organel = deel van een cel met eigen bouw en functie organisme = levend wezen paleontologie = natuurwetenschap op de grens van biologie en geologie populatie = groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten prokaryoot = bij dit organisme ligt het DNA los in de cel (bij de archae en bacterien) protisten = Alle organismen die niet tot de planten, de schimmels, de dieren of de prokaryoten kunnen worden gerekend. Protisten zijn veelal eencellig. Reproductie = het vermeerderen van biologische eenheden reproductieve isolatie = er vindt gedurende lange tijd geen voortplanting plaats tussen individuenvan verschillende populaties van dezelfde soort soort = organismen die onderling kunnen voortplanten en daarbij vruchtbare nakomelingen krijgen steekproef = een representatieve selectie uit een groep die men wil onderzoeken stofwisseling = alle chemische reacties in een organisme systematiek = tak van de biologie die zich bezig houdt met het indelen van organismen volgens het ordeningssysteem taxanomie = tak van de biologie die zich bezig houdt met het ordeningssysteem validiteit = de validiteit of geldigheid van een test is de mate waarin de test meet wat hij zou moeten meten. Weefsel = groep cellen met zelfde vorm en functie
Ingezonden op 17-09-2014 - 1209x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Deze woordenlijst is afkomstig van biologie pagina
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!