Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
KOEN
› 1 toets 2
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
KOEN
, deel 1
1 toets 2
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Baby's en kinderen = babies and children babyvoeding = baby food de baby verschonen = to change the baby duimzuigen = to suck your thumb flesje = baby bottle fopspeen = dummy huilen = to cry kinderwagen = baby carriage kleurboekje = colouring book kleurplaat = picture to colour kleurpotloden = colouring pencils kleuter = toddler knuffel(dier) = stuffed animal luier = diaper pop = doll slaapzak = sleeping bag slabbertje = bib speelgoed = toys een spel kaarten = a deck of cards speelkaarten = playing cards speen(van een flesje) = nipple stipboek = comic book tekenkrijtjes = crayons veiligheidsspeld = safety pin wandelwagentje = buggy wieg(babybedje) = cradle zalf = cream Belastingvrije artikelen = Tax-free articles aansteker = lighter armband = bracelet batterij oplader = battery charger ceintuur = belt contant betalen = to pay cash duur = expensive etui(voor een bril) = case geur = fragrance gepast betalen = to with the exact change goedkoop = inexpensive hanger = pendant horloge = watch inpakken in cadeaupapier = to gift wrap inpakpapier = wrapping paper ketting = necklace kleingeld = change korting = discount bonnetje = receipt leesbril = reading glasses modelvliegtuig = model airplane oorbellen = earrings parfum = perfume pet = cap portefeuille = wallet portemonnee = wallet scheerapparaat = shaver sieraden = jewellery sjaal = scarf stropdas = tie tasje = bag valuta = currency vaste prijs = fixed price vulpen = fountain pen wekker = alarm clock wisselkoers = exchange rate zonnebril = sunglasses Cockpit info = information from the flight deck afgebroken start = aborted take off bommelding = bomb alert buiklanding maken = to make a belly landing daling = descent hoogte = height, altitude glijzeil = slide, chute kapen = to hijack kruishoogte = cuising altitude luchtdruk = air pressure overhellen = to bank slottijd = slot times staken = to strike storing = malfunction tegenwind = headwind toestemming = permission turbulentie = turbulence uitwijken = to divert verkeersleiding = air traffic controllers vertraging = delay vliegen boven = to fly over wachttijd = waiting time wind mee = tail wind zicht = visibility zijwind = crosswind Weer = weather bewolkt = cloudy bliksem = lightning bliksem inslag = lightning strike boven nul = above zero bries = breeze de temperatuur bedraagt 5 graden = the temperatue is 5 degrees de temperatuur is gedaald = the temperature has gone down de temperatuur is gestegen = the temperature has risen de zon schijnt = the sun is shining depressie/lage druk gebied = low pressure area donder = thunder donderslag = clap of thunder dooi = thaw droogte = drought fris = chilly gematigd klimaat = moderate climate hagel = hail hagel steen = hail stone het weer is opgeklaard = the weather has cleared up het waait = it is windy hitte = heat hittegolf = heat wave hogedruk gebied = high pressure area ijzel = glazed frost kou = cold mist = fog motregen = mist nat = wet natte sneeuw = sleet nevel = haze onbewolkt = clear onder nul = below zero onweer = thunder onweersbui = thunderstorm regenbui = shower rukwind = gust of wind smelten = melt sneeuw = snow snikheet = sweltering stortregen = downpour vochtig = humid vorst = frost weerbericht = weather report weersvoorspelling = weather forecast wolk = cloud Ziekte = Illness been breken = to break a leg benauwd hebben = to be short of breath besmettelijk = contagious bewusteloos = unconscious blauwe plak = bruise bloed = blood bloedgroep = blood group/type bloeden = to bleed brancard = stretcher buikpijn/maagpijn = stomach ache diabeticus = diabetic diarree = diarrhea duizeligheid = dizziness flauwte = fainting spell flauwvallen = to faint gapen = to yawn griep = flu hartaanval krijgen = to have a heart attack hoest = cough hoofdpijn = headache hyperventileren = to hyperventilate jodium = iodine keelpijn = sore throat kiespijn = tooth ache kneuzing = bruise koorts = fever krukken = crutches kunstgebit = false teeth lijden aan = to suffer from luchtziek = airsick maagzuur = heartburn maagzweer = stomach ulcer maandverband = sanitary napkins medicijnen voorschrijven = to prescribe medicine misselijk = nauseous neusdruppels = nose drops niezen = to sneeze ongesteld zijn = to have your period oogdruppels = eye drops oordruppels = ear drops oorpijn = ear ache oorsuizingen = to have ringing ears opgezwollen ledematen = swollen limbs overgeven = to throw up pijnstiller = painkiller pleister = band aid rolstoel = wheelchair rugpijn = back ache slikken = to swallow stikken = to choke verband = bandage verkouden = to have a cold verstopping = constipation verstruiken = to sprain watten = cotton wool zich verwonden = to hurt oneself ziekte = illness zonnestreek = sunstroke Groenten = Vegetables aardappelen = potatoes andijvie = endives asperges = asparagus aubergine = egg plant augurk = pickle biet = beetroot bleekselderij = celery bloemkool = cauliflower bruine bonen = brown beans champignons = mushrooms courgette = courgette doperwten = peas gebakken aardappelen = fried potatoes gekookte aardappelen = boiled potatoes gepofte aardappel = baked potato frietjes = french fries kikkererwt = chick pea komkommer = cucumber kool = cabage mais = corn paprika = sweet pepper peultjes = sugar peas pompoen = pumpkin prei = leek puree = mashed potatoes rabarber = rhubarb radijs = radish rijst = rice sla = lettuce snijbonen = runner beans spaanse peper = spanish peper sperciebonen = green beans spruitjes = brussels sprouts tomaat = tomato tuinbonen = broad beans ui = onion venkel = fennel witlof = chicory wortels = carrots zuurkool = sauerkraut fruit = fruit dessert = dessert aardbei = strawberry abrikoos = apricot ananas = pine apple appel = apple appelmoes = apple sauce appeltaart = apple pie banaan = banana bosbes = blueberry braam = black berry citroen = lemon chocolade mousse = chocolate mousse druif = grape framboos = raspberry gebakje = pastry grapefruit = grapefruit ijs met slagroom = ice cream with whipped cream kers = cherry koekje = cookie limoen = lime mandarijn = tangerine meloen = melon nectarine = nectarine peer = pear perzik = peach plak cake = a slice of cake pruim = prune pudding = pudding rozijn = raisin sinaasappel = orange snoepgoed = candy sorbet = sherbet veenbes = cranberry vijg = fig vla = custard vruchten = fruit vruchten salade = fruit salad ontbijt = breakfast boter = butter brood = bread een snee brood = a slice of bread broodje = roll belegd broodje = dressed roll bruin brood = brown bread cafeïnevrije koffie = decaf eigeel = egg yolk eiwit = egg white gebakken ei = fried egg gekookt ei = boiled egg halfvolle melk = low fat milk havermout = oatmeal honing = honey jam = jam kaas = cheese koffieroom = cream kruidenthee = herb tea magere melk = fat free milk ontbijtspek = bacon pap = porridge pindakaas = peanut butter roerei = scrambled egg roggebrood = rye bread roomkaas = cream cheese schimmelkaas = blue cheese slagroom = whipped cream spiegelei = sunny-side up stokbrood = french bread suiker = sugar thee = tea theezakje = tea bag volle melk = whole milk vleeswaren = cold cuts worst = sausage reis informatie = travel information vervoer = transport aardbol = globe aan zee = by the sea autoverhuurbedrijf = car rental agency badplaats = seaside resort bekeuring = fine benzine station = gas station bevolking = population bewoner(land) = inhabitant bewoner(gesticht) = resident burger = citizen buitenwijk = suburbs camping = camping site conducteur = conductor eb = low tide vloed = high tide eiland = island evenaar = equator file = traffic jam in de rij staan = to stand in line getij = tide gletsjer = glacier gemeente = municipality golf = wave gracht = canal half / volpension = half / full board haven = harbour helling = slope heuvel = hill herfst = fall hoofdstad = capital hoog seizoen = high season jachthaven = marina jeugdherberg = youth hostel kok = chef laag seizoen = low season lente = spring liften = to hitchhike loket = ticket office metro = subway omleiding = detour omgeving = surroundings openbaar vervoer = public transport overstroming = flood perron = platform reserveren = to book restauratiewagon = buffet car rijbewijs = drivers licence rondweg = ring road rotonde = roundabout schiereiland = peninsula snelweg = highway sneltrein = fast train spitsuur = rush hour stadhuis = city hall tgv/hst = high speed train tolweg = toll road tolk = interpreter train coupé = compartment tropen = tropics verkeersopstopping = traffic jam verkeerslicht = traffic light vertaler = translator voorjaar = spring voetganger = predestrian vulkaanuitbarsting = volcano eruption vvv kantoor = tourist information office werelddeel = continent wereldstad = metropolis woestijn = desert zomer = summer abbreviations = afkortingen ABP = able bodied person asap = as soon as possible ATA = actual time of arrival ATD = actual time of departure ATC = air traffic control ATM = automated teller machine attn = for the attention of approx. = approximately cc = copy to CEO = chief executive officer CIP = commercially important person c/o = care of Co = company CV = curriculum vitae cxd = cancelled dept = department e.g. = exempli gratia encl = enclosure ETA = estimated time of arrival ETD = estimated time of departure GMT = greenwich mean time i.e. = is est Inc = incorporated IOU = i owe you Lb = pound Ltd = limited company N/A = not applicable no. = number PA = public address announcement p.a. = per annum pax = passenger Plc = public limited company p.m. = post meridiem PR = public relations p.s. = post scriptum pto = please turn over qty = quantity re = with reference to rep = representative s.a.e. = stamped addressed envelope STA = scheduled time of arrival STD = scheduled time of departure UM = unaccompanied Minor UTC = universal time coordinated VAT = value added tax VIP = very important person enkel = ankle arm = arm oksel = armpit rug = back buik = belly kont = bottom borst = breast bil = buttocks kuiten = calf wang = cheek kin = chin oor = ear ellenboog = elbow oog = eye wimper = eyebrow ooghaar = eyelash vinger = finger vuist = fist voet = foot voorhoofd = forehead haar = hair hand = hand hoofd = head heup = hip knie = knee been = leg lip = lip onder been = lower leg mond = mouth nek = neck neus = nose neusvleugel = nostril scheen = shin schouder = shoulder dijen = thigh duim = thumb teen = toe tand = tooth tong = tongue onderarm = underarm bovenarm = upper arm taile = waist pols = wrist
Ingezonden op 24-09-2014 - 661x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!