Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Oriëntatiecursus cultuurwetenschappen - C44112

44112 OC CW Proeftentamen 1b

Jaar P (universiteit)

Volgens de cursusauteur stond in de strijd tussen de 'preciezen' en de 'rekkelijken', gedurende de zeventiende eeuw, het al dan niet aanvaarden van de gewetensvrijheid centraal. = Nee
De tijdens de Republiek voortdurend aanwezige breuklijn tussen 'prinsgezinden' en 'staatsgezinden' viel vaak samen met de tegenstelling op godsdienstig gebeid tussen respectievelijk de 'precieze' en de 'rekkelijke' stroming. = Ja
bij het Eeuwig Edict van 1667 legde Holland zich neer bij de combinatie van het stadhouderschap met het kapitein-generaalschap. = Nee
Waterschappen zijn ontstaan doordat in de natte, laaggelegen gronden van de Nederlanden ehoefte was aan een permanent orgaan, belast met de zorg voor waterkering (dijkonderhoud) en waterlozing. = Ja
De verbetering van de communicatiemiddelen en intensivering van het scheepvaartverkeer maakten, gedurende het pre-industriële tijdperk, de markt voor de handelaren steeds ondoorzichtiger. = Nee
Volgens de auteur van leereenheid 3 vond het in de loop van de zeventiende eeuw op gang komende proces van aristocratisering niet plaats in Amsterdam omdat deze stad geen adel kende. = Nee
De magistraatsbenoeming in de provincies Gelderland en Overijssel verschilde tot 1674 van die in de westelijke provincies. = Ja
Volgens de cursusauteur is het 'priesterschap van alle gelovigen' een kenmerk van de gereformeerde leer. = Ja
De voornaamste reden daarvan was dat de Spaanse koning zich tegen de benoeming van een nieuwe aartsbisschop verzette. = Nee {Na het overlijden van Schenck van Toutenburg (1580) werd er door de paus geen aartsbisschop van Utrecht meer benoemd.}
Door de tijden heen werd de Republiek gezien als een verbrokkeld georganiseerde staat die in schril contrast stond tot het centralisatieproces elders in Europa. = Ja
In dat streven verschilde de aristocratie van de Republiek aanzienlijk van de aristocratie in andere Europese staten. = Nee {In de Republiek was de aristocratie er ten zeerste op gericht de lokale autonomie in alle opzichten te behouden.}
Volgens F.S. Gaastra (auteur LE 6) werden de Hollanders hierdoor gedwongen een eigen zeeweg naar Azië te zoeken. = Nee {Vanaf 1585 liet Filips II herhaaldelijk beslag leggen op Nederlandse schepen in Spaanse en Portugese havens.}
Volgens M.A.P. Meilink Roelofsz hadden de Nederlanders door hun monopoliestreven grotere invloed op de inheemse scheepvaart dan Van Leur veronderstelde. = Ja {Volgens J.C. van Leur was de Nederlandse invloed op de inheemse scheepvaart in de Indonesische archipel vrij gering.}
De Vierde Engelse Zeeoorlog, uitgebroken in 1780, heeft aan de commerciéle positie van de VOC afbreuk gedaan. = Ja
Onder het proces van 'aristocratisering' verstaat de auteur van LE 8 (M. van der Bijl) het uit bestuursposten verdringen van gevestigde adellijke geslachten door burgerlijke regenten. = Nee
Kleding en opsmuk van de Hollandse regentenklasse in de Republiek droegen eerder een burgerlijk dan een aristocratisch karakter. = Ja
Het bezit van schilderijen was in de Gouden Eeuw beperkt tot de elite. = Nee
H.W. Roodenburg (auteur van LE 9) sluit zich bij deze opvatting van Schama aan. = Nee {Volgens Simon Schama kan er voor wat betreft de Republiek geen onderscheid worden gemaakt tussen een volkscultuur en een elitecultuur.}
Volgens H.W. Roodenburg (auteur van LE 9) was evenals in de rest van Europa de volkscultuur in de Republiek in de eerste plaats een boerencultuur. = Nee
Volgens de cursusauteur is er van de geschreven elitecultuur nauwelijks iets doorgedrongen tot de volkscultuur. = Nee
Een vergelijking van de mechanismen van sociale controle, vooral aangaande huwelijksgedrag, leert dat kerken en rechtbanken een strikt onderscheid maakten tussen 'zonde' en 'misdrijf'. = Nee
Deze ontwikkeling stond in directe relatie met het ontstaan van de Reformatie. = Ja {Rond 1600 waren het de overheden die ongewenste huwelijksgedragingen strafbaar stelden. Vanuit juridisch oogpunt betekende dit een overgang van civiel naar publiek recht.}
Incidentele seksuele activiteiten buiten het huwelijk werden door de schepenen doorgaans wel als een ernstig misdrijf beschouwd. = Nee
In de filosofie worden met name empirische vraagstukken onderzocht. = Nee
Volgens Spinoza was het ondenkbaar dat de religie zou verdwijnen. = Ja
Dit principe heeft tot gevolg dat de letterkunde van de zeventiende eeuw zich principieel onderscheidt van die uit de negentiende en twintigste eeuw, waarin persoonlijke inspiratie en oorspronkelijkheid op de voorgrond staan. = Ja {In de zeventiende-eeuwse letterkunde vormt imitatio een belangrijk literair principe.}
De volgende bekende dichters waren allen lid van de Amsterdamse rederijkerskamer De Eglantier: P.C. Hooft, Vondel en Bredero. = Nee
De verschijning van de Statenbijbel in 1637 droeg in belangrijke mate bij tot de waardering van het Nederlands als volwaardige literaire taal. = Ja
De klassieke tragedies van Vondel waren ten tijde van de Republiek in trek bij alle lagen van de bevolking. = Nee
Tijdens de Gouden Eeuw nam de stad Utrecht bij de productie van schilderijen buiten Holland een prominente plaats in. = Ja
Michelangelo had bezwaren tegen de natuurgetrouwe nabootsing op schilderijen van kunstenaars benoorden de Alpen. = Ja
De precisie van fijnschilders als Gerrit Dou en Frans van Mieris wordt door de impressionisten later zeer gewaardeerd. = Nee
Het stadsbestuur van Amsterdam had zich om economische redenen tegen deze vredessluiting verzet. = Nee {In 1648 werd de Vrede van Munster gesloten.}
Dit was de enige afwijking van de voorschriften van de Italiaanse classicisten die Van Campen zich veroorloofde. = Nee {Van Campen gebruikte voor de eerste verdieping van het nieuwe Amsterdamse stadhuis op de Dam Ionische en Corisnthische zuilen en voor de tweede verdieping alleen Corintische zuilen.}
Dit reliëf illustreert de gedachte dat het staatsbelang boven de banden des bloeds gaat. = Ja {Een van de gebeeldhouwde reliëfs in de Amsterdamse Vierschaar geeft de onthoofding van de zonen van de Romeinse consul Brutus weer.}
LE 19 verklaart hoe deze gebeurtenis op het tweede gezicht wel valt te begrijpen. = Ja {LE 19 (Jori Zijlmans) geeft aan dat de gruwelijkste moord uit de Nederlandse geschiedenis - die op de gebroeders De Witt - op het eerste gezicht moeilijk te begrijpen valt.}
De politiek van de Engelse koning Karel II gaf hoop aan orangisten voor verbetering van de positie van Willem III. = Ja
In zijn gravures over de moord op de gebroeders De Witt stond De Hooghe onder sterke druk van Willem III om de realiteit van die gebeurtenis verzachtend voor te stellen. = Nee
De cultuurgeschiedenis, kunstgeschiedenis en letterkunde kunnen voor elkaar de rol van 'hulpwetenschap' vervullen. = Ja
Herder legt de nadruk op de diversiteit van culturen. = Ja

Ingezonden op 14-10-2008 - 4156x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

In Teach 2000 kun je de lijsten 1a en 1b samenvoegen tot een volledig tentamen van 80 vragen.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Oriëntatiecursus cultuurwetenschappen - C44112

44112 OC CW Proeftentamen 1b