Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Neue Kontakte

1 Dienstleistung Lernliste+Redemittel

Jaar 5 (vwo)

//Lernliste//
abholen = afhalen
ablehnen = afwijzen
abschleppen = wegslepen
abwerben = ronselen; weglokken
afnehmen, nahm ab, abgenommen = telefoon opnemen
ahnden = bestraffen; gerechtelijk vervolgen
allerdings = evenwel; echter; zeer zeker; weliswaar
am Tropf hängen = aan het infuus liggen
angeblich = zogenaamd; vermeend
anheuern = aanmonsteren; aan de slag gaan; dienst nemen
anprangern = aan de kaak stellen; hekelen
aufgeben, gab auf, aufgegeben = opgeven
auflegen = opleggen
ausbilden = opleiden
ausführen = uitvoeren
ausfüllen = invullen
ausgiebig = uitvoerig; uitgebreid
auswerten = evalueren; analyseren
beanspruchen = aanspraak maken op; opeisen
bedürftig = behoeftig; armoedig
bekommen für, bekam, bekommen = krijgen voor
bemängeln = bekritiseren; aanmerkingen hebben op
bestätigen = bevestigen
bestrafen = bestraffen
betraut sein mit = de opdracht gekregen hebben voor
bildungsferne Schichten = milieus zonder affiniteit met onderwijs of opleiding
bremsen = remmen
da = omdat
damit = opdat
das Antragsformular = het aanvraagformulier
das Asyl = het asiel
das Ausland = het buitenland
das Distinktionsmerkmal = het onderscheidende kenmerk
das Dokument = het document
das Eingeständnis = de betekenis
das Erlebnis = de belevenis
das Forumlar = het formulier
das Gerät = het apparaat
das Gewinn = de winst
das Gütesiegel = het keurmerk
das Institut = het instituut
das Kfz-Kennzeichen = het autonummerbord
das Konto = de geldrekening
das Mobiltelefon; das Handy = het mobieltje
das Päcken = het pakje
das Parkverbot = het parkeerverbod
das Postfach = de postbus
das Revier = het district; het gebied
das Strafverfahren = het strafproces
das Widerspruchsrecht = het recht op herroeping
die Naturkatastrophe = de natuurcatastrofe
demnächst = binnenkort; spoedig
denn = want
dennoch = toch; evenwel
der Anruf = het telefoontje
der Anrufbeantworter = het antwoordapparaat
der Anspruch = de aanspraak; de eis; de claim
der Ausgleich = het compromis; de compensatie; de gelijkmaker
der Ausweis = het identiteitsbewijs
der Batterie = de accu
der Beamte = de ambtenaar
der Beschäftigte = het personeelslid; de werknemer
der Bezirk = het district; de wijk; het rayon; het gebied
der Briefkasten = de brievenbus
der Briefträger = de postbode
der Briefumschlag; der Umschlag = de envelop
der Ehrgeiz = de ambitie; de eerzucht
der Eingriff = de ingreep
der Elektriker = de elektricien
der Franken = de Zwitserse frank
der Friseur = de kapper
der Gegensatz = de tegenstelling
der Geschäftsführer = de manager; de bedrijfsleider
der Installateur = de installateur
der Krankenwagen = de ambulance
der Lehrermangel = het lerarentekort
der Leiharbeiter = de uitzendkracht
der Maler = de schilder
der Mechaniker = de monteur
der Mord = de moord
der Nachwuchs = de komende generatie; de jonge krachten
der Nebenberufler = de freelancer; de zzp'er
der Personalausweis = de identiteitskaart
der Personalberater = de medewerker personeelszaken
der Polizist = de politieagent
der Schaden = de schade
der Schalter = het loket
der Scheck = de cheque
der Schmuggler = de smokkelaar
der Schnäppchenjäger = de koopjesjager
der Schönheitssalon = de beautysalon
der Spielsüchtige = de gokverslaafde
der Stecker = de stekker
der Stempel = de stempel
der Studienrat = de docent; de leraar
der Tarif = het tarief; dep prijs
der Telefonapparat = het telefoonapparaat
der Tote = de dode
der Verbrecher = de misdadiger
der Verkehr = het verkeer
der Verletzte = de gewonde
der Vermarkter = iemand die iets commercieel maakt; iemand die iets op de markt brengt
der Vorstoß = het doordringen; de aanval
der Vorwurf = het verwijt
der Wirtschaftszweig = de economische sector; de economische tak
der Würfel = de dobbelsteen
der Zeitvertrag = het tijdelijk contract
der Zoll = de douane
derartig = zulk; dergelijk
deshalb = daarom; derhalve
die Anregung = de aanzet; de impuls
die Ansichtskarte = de ansichtkaart
die Anzeige = de advertentie; de aangifte
die Arbeitsbedingungen = de arbeidsvoorwaarden
die Auskunft = de inlichting
die Auslagen = de uitstallingen; de etalages; de uitgaven
die Ausstattung = de uitrusting; de inrichting
die Auswirkung = de uitwerking
die Autowerkstatt = de autogarage
die Befragung = de enquête; de peiling
die Begeisterung = het enthousiasme
die Begründung = de motivatie; de toelichting
die Beschwerde = de klacht
die Bildung = de vorming; de ontwikkeling
die Bremse = de rem
die Einwilligung = de toestemming; de inwilliging
die Erlaubnis = de toestemming
die Erläuterung = de verklaring; de toelichting; de uitleg
die Erziehung = de opvoeding
die Feuerwehrhet geweld; die Gewalt = de brandweer
die Förderschule = school voor moeilijk lerende of opvoedbare kinderen
die Förderung = de bevordering; de steun; de subsidie
die Gebühr = het tarief; de bijdrage
die Gehaltsstufe = het salarisniveau
die Genehmigung = de vergunning; de goedkeuring; de toestemming
die Kasse = de kassa
die Kommune = de gemeente
die Leistung = de prestatie; de dienst
die Lernfortschritte = de vooruitgang bij het leren
die Machenschaften = het gekonkel; de intriges
die Marktlücke = het gat in de markt
die Maßnahme = de maatregel; de ingreep
die Nachfrage = de vraag
die Nachhilfe = de bijles; de hulp
die Nachricht = het bericht
die Nahrungsmittel = de voedingsmiddelen
die Neueinstellung = de nieuwe indiensttreding; de indienstneming
die Öffnungszeit = de openingstijd
die Panne = de pech
die Papiere = de papieren
die Prüfinstanz = het controleorgaan; de controle-instantie
die Quittung = de kassabon; de kwitantie
die Reperatur = de reparatie
die Schaffenspause = een periode zonder creaties
die Schulden = de schulden
die Seuche = de epidemie
die Sicherheit = de veiligheid
die Sparkasse = de spaarbank
die Steigerung = de steiging; de verhoging
die Strafe = de straf; de boete
die Tankstelle = het tankstation; de benzinepomp
die Telefonleitung = de telefoonlijn
die Telefonzelle = de telefooncel
die Verbindung = de verbinding
die Verletzung = de verwonding
die Vernehmung = het verhoor; de ondervraging
die Versetzung = de overgang naar de volgende klas
die Versprechung = de belofte
die Versteuerung = de betaling/aangifte van belasting
die Voraussetzung = de voorwaarde; de veronderstelling
die Wachstumsraten = de groeipercentages
die Werbezwecke = de reclamedoeleinden
die Wertschätzung = de waardering; de achting
die Wirkung = het effect
die Zusatzförderung = de extra ondersteuning
Dinge andrehen = dingen opdringen; aansmeren
durchaus = in ieder geval; absoluut; helemaal; volstrekt
ein Antrag stellen = een aanvraag indienen
eindeutig = duidelijk; eenduidig; ondubbelzinnig
eine Lücke schliessen = een gat dichten
einführen = invoeren
einschränken = inperken; beperken
einzahlen = betalen; inleggen
entgegenkommen = tegemoetkomen
entsprechend = passend bij; in overeenstemming met
erfolgen = geschieden
erhalten, erhielt, erhalten = krijgen; ontvangen
erlauben = toestaan; goedvinden
erledigen = afhandelen; vervullen
ermitteln = onderzoeken
erreichen = bereiken
erzeugen = opwekken
fallen, fiel, gefallen = dalen
feilbieten = te koop aanbieden
folglich = bijgevolg; dientenvolge; dus
fordern = eisen
frankieren = frankeren
freischalten = activeren; vrijgeven
gegenseitig = wederzijds
Geld abheben, hob ab, abgehoben = geld opnemen
gewahrt bleiben = behouden; gehandhaafd blijven
gründen = stichten; oprichten
gültig = geldig
hadern mit = ruziën met
herrühren = afkomstig zijn; vandaan komen
ignorieren = ontkennen
in Anspruch nehmen = aanspraak maken op
in den Hintergrund treten = op de achtergrond treden
in den Ruhestand gehen = met pensioen gaan
klären = klaren; ophelderen
kontrollieren = controleren
kriegen = krijgen
lediglich = slechts
Missgeschicke unterlaufen = pech hebben
mitnehmen, nahm mit, mitgenommen = meenemen
nachversteuern = naderhand belasting opleggen
nicht nur = niet alleen
nichtsdestotrotz = desalniettemin; evenwel; toch
obwohl = hoewel
offenbar = blijkbaar; kennelijk; duidelijk
passgenau = goed passend
per = per
per Express = per express
retten = redden
scheitern = mislukken; falen
schlichtweg = gewoonweg; zonder meer
schließlich = tenslotte
schlüpfen = glippen; kruipen
sich herausstellen = blijken; aan het licht komen
sich kümmern um = zich bekommeren om
sich leisten = zich veroorloven
sich verständigen = zich verstaanbaar maken; het eens worden
sich widmen = zich wijden aan
sozial = sociaal
sparen = sparen
sperren = blokkeren
stattdessen = in plaats daarvan
stehen bleiben, blieb, geblieben = blijven staan
stehlen, stahl, gestohlen = stelen
steigen, stieg, gestiegen = stijgen
strapaziert = zwaar belast
tanken = tanken
töten = doden
überfordert = overvraagd; teveel gevergd
überteuert = te duur
überweisen, überwies, überwiesen = overmaken
und zwar = en wel
ungebeten = ongevraagd
unlauter = oneerlijk; bedenkelijk
veranstalten = organiseren
verbeamtet sein = ambtenaar zijn
verbinden, verband, verbunden = verbinden
verlagern = verplaatsen
verletzt = gewond
veröffentlichen = publiceren
versäumen = verzuimen
verzollen = aangeven; invooerrechten betalen
von vorneherein = vanaf het begin
vorsätzlich = opzettelijk
wählen = kiezen
wenn = als; wanneer; indien
winzig = heel weinig; heel klein
Zoll bezahlen = invoerrechten betalen
zudem = bovendien; daarenboven
zumal = vooral; met name; bovenal
zwar = weliswaar
//Redemittel//
Rufen Sie bitte schnell den Notarzt. = Belt u alstublieft snel de ambulance.
Was ist passiert? = Wat is er gebeurd?
Ein Verkehrsunfall. Der Mann hier ist schwer verletzt. = Een verkeersongeluk. Deze man hier is zwaar gewond.
Braucht er sofort Hilfe? = Heeft hij meteen hulp nodig?
Ja, vielleicht rufen Sie am besten mehrere Krankenwagen. = Ja, misschien kunt u het beste meteen meerdere ambulances aanvragen.
Wieso, gibt es mehrere Verletzte? = Hoezo, zijn er meer gewonden?
Ja, der Unfall hat mindestens einen Toten und drei Verletzte gefordert. = Ja, het ongeluk heeft tenminste een dode en drie gewonden geëist.
Hoffentlich kann die Feuerwehr die Frau aus dem brennenden Auto retten. = Hopelijk kan de brandweer de vrouw uit de brandende auto redden.
Guten Morgen, ich habe eine Panne. = Goedemorgen, ik heb autopech.
Was ist los? = Wat is er aan de hand?
Die Bremsen gehen nicht mehr. = De remmen doen het niet meer.
Ein Mechaniker repariert das sicherlich schnell. = Een monteur repareert dat vast snel.
Was kostet die Reparatur? = Wat kost de reparatie?
Das kommt auf den Schaden an. Wo sind Sie? = Dat hangt van de schade af. Waar bent u?
Ich stehe auf den B7, kurz nach der Ausfahrt Richtung Wuppertal. = Ik sta op de B7, net na de afrit richting Wuppertal.
Wir sind in einer halben Stunde da. = We zijn er over een half uur.
Hallo, können Sie helfen? = Hallo, kunt u helpen?
Da drüben ist eine Tankstelle. Da bringen wir Sie und das Auto erst mal vor dem Verkehr in Sicherheit. = Daarginds is een tankstation. Daar brengen we u en de auto eerst maar eens voor het verkeer in veiligheid.
Gute Idee, hier können wir nicht stehen bleiben, sonst bekommen wir noch eine Strafe. = Goed idee, hier kunnen we niet blijven staan, anders krijgen we nog een boete.
Oder es geschieht ein Unfall... = Of er gebeurt een ongeluk...
Wissen Sie schon, was das Problem ist? = Weet u al wat het probleem is?
Ganz einfach. Die Batterie ist leer. = Heel eenvoudig. De accu is leeg.
Oh, nein! Müssen Sie mich abschleppen? = Oh, nee! Moet u mij wegslepen?
Nein, wir können die Batterie vor Ort aufladen. = Nee, we kunnen de accu ter plekke opladen.
Wunderbar. Können Sie bitte auch gleich das Öl kontrollieren? = Geweldig. Kunt u alstublieft ook meteen de olie controleren?
Mache ich gerne für Sie. = Dat doe ik graag voor u.
Guten Tag, ich möchte diesen Brief per Einschreiben verschicken. = Goedemiddag, ik wil deze brief graag aangetekend versturen.
Kein Problem, füllen Sie bitte dieses Formular aus. = Geen probleem, vult u alstublieft dit formulier in.
Kann man ein Einschreiben auch ins Ausland versenden? = Kun je een aangetekende brief ook naar het buitenland versturen?
Ja, aber das Formular gilt nur für Europa. = Ja, maar het formulier geldt alleen voor Europa.
Und wie funktioniert das dann? = En hoe werkt dat dan?
Der Briefträger übergibt das Einschreiben dem Empfänger. = De postbode overhandigt de aangetekende brief aan de ontvanger.
Was sind die Tarife? = Wat zijn de tarieven?
Für einen Standardbrief zahlen Sie €4,40. = Voor een standaardbrief betaalt u €4,40.
Gut, dann hätte ich das gerne. Dann habe ich noch ein Päckchen erhalten. Kann ich das hier abholen? = Goed, dan wil ik dat. Dan heb ik nog een pakketje ontvangen. Kan ik dat hier afhalen?
Ja, haben Sie die Benachrichtigung dabei? = Ja, heeft u het afhaalbericht bij u?
Bitte sehr. Und kann ich hier auch Geld einzahlen? = Alstublieft. En kan ik hier ook geld storten?
Dazu gehen Sie bitte zu Schalter 4. = Gaat u daarvoor alstublieft naar loket 4.
Guten Morgen, ich hätte gern Auskunft über einen Antrag auf Zulassung zum Studium für ausländische Studienbewerber. = Goedemorgen, ik zou graag informatie willen hebben over een aanvraag voor toelating tot studies voor buitenlandse studenten.
Für neue Anträge wenden Sie sich bitte an meine Kollegin in Raum 015. = Voor nieuwe aanvragen wendt u zich alstublieft tot mijn collega in kamer 015.
Ich habe aber schon einen Antrag gestellt. = Maar ik heb al een aanvraag ingediend.
Können Sie mir das schriftlich bestätigen? = Kunt u dat schriftelijk bevestigen?
Hier ist das Antragsformular, es fehlt nur noch der Stempel. = Hier is het aanvraagformulier, er ontbreekt alleen nog een stempel.
Für das Gesuch fehlen noch wichtige Dokumente, zum Beispiel Ihre Einreiseerlaubnis. = Voor het verzoek missen nog belangrijke documenten, bijvoorbeeld uw visum.
Guten Abend, haben Sie etwas zu verzollen? = Goedenavond, hebt u iets aan te geven?
Das hängt davon ab: Wie viele Zigaretten darf man mitnehmen? = Dat hangt er vanaf. Hoeveel sigaretten mag je meenemen?
Man darf drei Stangen mitnehmen. = Je mag drie stangen meenemen.
Und dürfen wir dieses iPad einführen? = En mogen we deze iPad invoeren?
Dafür müssen Sie Zoll bezahlen. = Daarvoor moet u invoerrechten betalen.
Kann ich hier mit Kreditkarte bezahlen? = Kan ik hier met een creditcard betalen?
Die Bezahlung erfolgt per Überweisung. = De betaling gaat per overschrijving.
Okay, dann überweise ich Ihnen das Geld. = Okee, dan maak ik het geld aan U over.

Ingezonden op 29-09-2014 - 1456x bekeken.
Laatst bijgewerkt: 30-09-2014.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!

voting system
1
2
3
4
5

Alle woordjes en de Redemittel van Hoofdstuk 1. Misschien hier en daar en typfout. En met 'stangen' worden sigaretten bedoelt, ze verkopen het daar schijnbaar in van die lange verpakkingen.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Neue Kontakte

1 Dienstleistung Lernliste+Redemittel