Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Conversation française
› 2 leçon 03
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Conversation française
, deel 2
2 leçon 03
Jaar 7 (volksuniversiteit)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
être aux premières loges = op de eerste rang zitten {figuurlijk} le défaut = de slechte eigenschap; het gebrek la qualité = de goede eigenschap; de kwaliteit un avantage = een voordeel un inconvénient = een nadeel inaudible = onhoorbaar {in het Frans wordt in- voor een klinker uitgesproken als het Nederlandse in} inhaler = inhaleren {in het Frans wordt in- voor een stomme h uitgesproken als het Nederlandse in} réservé = terughoudend; gereserveerd Les apparence sont trompeuses = Schijn bedriegt fermé = (zeer) gesloten la pièce de viande = het zeer grote stuk vlees le morceau de viande = het stukje vlees la cervelle d' agneau = de lamshersenen {la cervelle = dierlijke hersenen} le cerveau = de hersenen {menselijke hersenen of daar aan gelijk, bijvoorbeeld brein} des huîtres = oesters les abats = de darmen; de ingewanden le poumon = de long un estomac = een maag le foie = de lever les tripes = darmen en maag {dierlijk} le rognon = de nier {dierlijk} le rein = de nier {menselijk} la cuisse de grenouilles = het kikkerbilletje têtu = koppig; stijfhoofdig entêté = zeer koppig; halsstarig avoir tort = ongelijk hebben s'entêter à = koppig vasthouden aan faire croire = wijsmaken passer un examen = een examen afleggen le foulard = de halsdoek; de hoofddoek le commentaire = de opmerking; de toelichting mener sa vie = je leven leiden se débrouiller dans une langue = zich redden in een taal condamner = veroordelen faire un pied de nez = een lange neus maken habituel = gewoon; gebruikelijk le repas principal = de hoofdmaaltijd à midi = lunchtijd; tussen de middag; om 12.00 uur un quart de vin = een kwart liter wijn prendre le volant = achter het stuur zitten; sturen; gaan rijden Je dois prendre le volant = Ik moet rijden. prendre le volant = gaan rijden être au volant = aan het rijden zijn le robinet = de kraan l'eau de du robinet = het kraanwater {féminin} pollué = vervuild dégoûtant = erg vies, walgelijk l'eau de Javel = het bleekwater il vaut mieux... = men kan beter... la piquette = het bocht {wijn} transmettre = overdragen; veranderen je n' étais pas encore né; je n' étais pas encore née = ik was nog niet geboren; dat is van voor mijn tijd une substance licite ou illicite = dat is legaal of illegaal spul {meestal drugs} infaillible = feilloos je suis désolé, je ne supporte pas l'alcool = het spijt me maar ik verdraag geen alcohol l'estomac vide = op een lege maag un fond = een bodem {in je maag} une cirrhose du foie = een levercirrose la routine = de sleur Qu’est-ce que c’est ?; Ça se mange? = Wat zeg je? {familier}
Ingezonden op 01-10-2014 - 1244x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Gecorrigeerd door Fatima Beddar
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!