Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'

Finish Up

55 55-67 Traveling (1)-The weather (2)

Jaar 5 (vwo)

abroad = in het buitenland; naar het buitenland
to arrange = regelen
arrangement = regeling
customs = douane
to declare = aangeven
resort = vakantieplaats
destination = bestemming
impression = indruk
impressive = indrukwekkend
to surround = omgeven
surroundings = omgeving
to explore = verkennen
to border on = grenzen aan
border; frontier = grens
invalid = ongeldig
valid = geldig
map = kaart
scale = schaal
to equip = uitrusten
equipment; gear = uitrusting
form = formulier
to apply for = aanvragen
application = aanvraag
gear; equipment = uitrusting
haphazard(ly) = op goed geluk; lukraak
at your disposal = tot je beschikking
tentative = voorzichtig
to attach = vastmaken
encounter = ontmoeting
to encounter = tegenkomen; ondervinden

to insure; to assure = verzekeren
insurance; assurance = verzekering
foreigner = vreemdeling
foreign = buitenlands
sight = bezienswaardigheid
leaflet = folder
to recommend = aanbevelen
recommendation = aanbeveling
fashionable = deftig, chic
inquiry = onderzoek
inquiry (into) = onderzoek naar
enterprise = onderneming
to be entitled = recht hebben
to be entitled (to) = recht hebben op
fellow = mede-
oriental = oosters
incident = voorval
worthwhile = de moeite waard
otherwise = anders
space = de ruimte
to be stuck = vastzitten
venture = waagstuk
to venture = zich wagen
track = pad, spoor
to alarm = verontrusten
alarm = ongerustheid
to submit = voorleggen
vacant = vrij, onbezet
vacancy = kamer vrij
to let = verhuren
landlady = hospita
landlord = huisbaas
to rent = huren
rent = huur
lounge = lobby
to accommodate = huisvesten, onderdak geven
accommodation = huisvesting, accommodatie
to cater for = verzorgen (eten, drank)
resident = hotelgast
owner; proprietor = eigenaar
bill = rekening
host = gastheer
hostess = gastvrouw
tramp = zwerver
chain = keten
boarding house = kosthuis, pension
board and lodging = kost en inwoning
to put up; to pitch = opzetten
to stay with = logeren bij
camp site = camping
camping site = camping
posh = chic, deftig
discomfort = ongemak
to convert = veranderen, verbouwen
agriculture = landbouw
agricultural = landbouw-
to cultivate = bebouwen
tenant = pachter, huurder
harvest; crop = oogst
crop=gewas
soil = grond, aarde
infertile = onvruchtbaar
fertile = vruchtbaar
fertiliser = kunstmest
fertility = vruchtbaarheid
meadow = weide
herd = kudde
flock = kudde (schapen)
manure = mest
grape = druif
vine = wijnstok
vineyard = wijngaard
to destroy = vernietigen, verwoesten
pest = ongedierte
pesticide = verdelgingsmiddel
to subsist on = bestaan van
subsistence = bestaan
to facilitate = vergemakkelijken
pasture = weide
to reap = maaien, oogsten
remote = afgelegen
barren = onvruchtbaar
peasant = kleine boer
mammal = zoogdier
tusk = slagtand
veterinary surgeon; vet = dierenarts
pet = huisdier
to chase = achternazitten
burden = last
to breed; to rear = fokken, kweken
breed = ras
trap = val
to attack = aanvallen
attack = aanval
savage; ferocious = woest
seal = zeehond
to roar = brullen
to slaughter = afslachten
cage = kooi
cruel = wreed
cruelty = wreedheid
to devour = verslinden
paw = poot
to elude = ontwijken
to howl = huilen, janken
to be at large = vrij rondlopen
to mount = bestijgen, beklimmen
docile = volgzaam, gedwee
to wag = kwispelen
to dash = rennen, snellen
to whine = huilen, janken
summit = top
steep = steil
slope = helling
landmark = baken, herkenningspunt
range = keten
cave = grot
enormous; huge = enorm groot
area = gebied, streek, oppervlakte
rural = plattelands-, landelijk
universe = heelal
universal = universeel
infinite = oneindig
to wander; to ramble; to roam = zwerven
gipsy = zigeuner
to dwell = wonen
to envelop = hullen
to survey = overzien
hazard = gevaar
hazardous = gevaarlijk
species = soort
destruction = verwoesting
destructive = vernietigend
edge = rand
precipice = afgrond
invisible = onzichtbaar
visible = zichtbaar
site = terrein
level = niveau, peil
to exterminate = uitroeien
extermination = uitroeiing
peninsula = schiereiland
mainland = vasteland
beyond = achter, voorbij
brink = rand
boundary = grens
to designate = aanwijzen
by and large = over het algemeen
arid = droog, dor
solitary = eenzaam, alleen
solitude = eenzaamheid
to mar = bederven
to inflict = toebrengen
to vanish = verdwijnen
abyss = afgrond
leap = sprong
to leap = springen
desert = woestijn
sanctuary = reservaat
specimen = exemplaar
prey = prooi
bird of prey = roofvogel
vulture = gier
glacier = gletsjer
moist = vochtig
moisture = vocht
to hover = zweven
ore = erts
avalanche = lawine
to erode = uithollen
to erupt = uitbarsten
to lose one's way; to get lost; to go astray = verdwalen
plain = vlakte
desolate = woest en verlaten
provided = mits, op voorwaarde dat
providing = mits, op voorwaarde dat
arduous = zwaar, moeilijk
to captivate = boeien, fascineren
to stray = afdwalen
vast = enorm groot
belt = strook
to pollute = vervuilen
pollution = vervuiling
environment = milieu
environmental = milieu-
to spoil = bederven
litter = afval, rommel
rubbish = afval, rommel
littered with = bezaaid met
dustbin = vuilnisbak
to generate = opwekken
scenery = natuurschoon
radiation = straling
layer = laag
acid = zuur
solar = zonne-
waste = afval
disposable = wegwerp-
resources = hulpbronnen, rijkdommen
odour = geur, stank
paramount = erg belangrijk
disposal = opruiming
to tramp = zwerven
to conserve = behouden
conservation = milieubeheer
conservationist; environmentalist = milieubeschermer
to exploit = exploiteren
exploitation = exploitatie
at the expense of = ten koste van
unleaded; lead free = loodvrij
toxic = giftig
to release = lozen
to contaminate = besmetten, verontreinigen
contamination = besmetting
to endanger = in gevaar brengen
to insulate = isoleren
insulation = isolatie
to depend on = afhangen van
dependent on = afhankelijk van
power station = electriciteitscentrale
globe = wereld, wereldbol
global = wereldwijd
to bring about = veroorzaken
swamp = moeras
to drain = droogleggen
liquid = vloeistof
well = put, bron
pond = vijver
shape = vorm
to flood = overstromen
flood = overstroming
current = stroom
source = bron
shallow = ondiep
bank = oever
course = loop
damp = vochtig
to reflect = weerkaatsen
tide = getijde
to compose = samenstellen
composition = samenstelling
to float = drijven
surface = oppervlakte
smooth = glad, effen
foam = schuim
jet = straal
treacherous = verraderlijk
arch = boog
principal = voornaamste
forecast = voorspelling
to forecast = voorspellen
shower = regenbui
temperate = gematigd
shelter = schuilplaats
storm; gale = storm
drought = droogte
nasty = akelig, naar
to make up for = goedmaken
to force = dwingen
to soak; to drench = doorweken
to adapt; to adjust = aanpassen
gust = windvlaag, vlaag
spell = periode
horrid = afschuwelijk
capricious = grillig
to wreck; to ruin; to spoil = bederven
relentless = meedogenloos
to brave = trotseren
to emerge = tevoorschijn komen
divine = verrukkelijk, goddelijk
imminent = nabij, dreigend
ray; beam = straal
gloomy; dreary = somber
to rely on = vertrouwen op
reliable = betrouwbaar
reliability = betrouwbaarheid
to improve = verbeteren
improvement = verbetering
favour = gunst
unfavourable; adverse = ongunstig
favourable = gunstig
severe = streng
to penetrate = doordringen
phenomenon = verschijnsel
to peer = turen
vapour = damp, waterdamp
disagreeable = onaangenaam
agreeable = aangenaam
keen = scherp
gloom = somberheid
lull = stilte
to beam = stralen
bleak = guur
notwithstanding = ondanks
region = streek
regional = regionaal
to prevail = overheersen, heersen
prevalent = heersend, veel voorkomend

Ingezonden op 06-10-2014 - 1084x bekeken.
Waardering 9.4 (aantal stemmen: 3)

voting system
1
2
3
4
5

Dit is een samenvoeging van hoofdstuk 55 tot en met hoofdstuk 67.
Woorden zoals insurance en assurance zijn samengevoegd, dus beide woorden zullen goed geteld worden.

Deze overhoring is meer dan zeven jaar geleden ingestuurd. Dit was de begintijd van woordjesleren.nl!!
Waarschijnlijk werk je met een recentere uitgave en wijkt jouw boek af van de inzending hierboven.

Vakken

Finish Up

55 55-67 *Traveling (1)-The weather (2)*

55 55-67 Traveling (1)-The weather (2)