Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
handige woorden
› 1 ne confondez pas
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
handige woorden
, deel 1
1 ne confondez pas
Jaar 6 (Atheneum)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
habiter = wonen l'habitude = de gewoonte d'habitude = gewoonlijk; meestal s'habiller = zich aankleden un habitant = een inwoner un habitué = een vaste klant être habitué = gewend zijn habile = handig l'augmentation = de toename l'argumentation = de argumentatie utiliser = gebruiken user = verslijten user de = gebruiken utile = nuttig l'utilisateur = de gebruiker un avantage = een voordeel davantage = meer un désavantage = een nadeel avantageux = voordelig peindre = schilderen pendre = ophangen entretenir = onderhouden l'entretien = het gesprek; het onderhoud tenir = vasthouden; houden retenir = tegenhouden; onthouden détenir = vasthouden; in hechtenis houden contenir = bevatten appartenir = toebehoren adopter = aannemen adapter = aanpassen l'adaptation = de aanpassing; de bewerking l'adoption = de aanname; de adoptie affirmer = beweren; zeggen confirmer = bevestigen se rendre = zich begeven; zich overgeven rendre = teruggeven rendre + bnw = maken mettre = leggen; zetten se mettre à = beginnen promettre = beloven permettre = toestaan; mogelijk maken obliger = verplichten oublier = vergeten venir = komen venir de + inf = zojuist prévenir = voorkomen; waarschuwen revenir = terugkomen convenir = overeenkomen; afspreken c'est convenu = dat is afgesproken près de = dichtbij; ongeveer presque = bijna douter de + subj = twijfelen aan se douter de = vermoeden Je m'en doutais = dat dacht ik al redouter = vrezen maintenant = nu malheureusement = helaas puis = daarna; verder; toen puisque = immers; omdat depuis = sindsdien; sinds soigner = verzorgen saigner = bloeden songer = dromen; denken signer = ondertekenen se signer = een kruisteken maken le signe = het teken le singe = de aap singer = naäpen sûr = zeker; veilig sur = op bien sûr = natuurlijk voyager = reizen travailler = werken du = samentrekking de + le dû à / due à = te danken aan; te wijten aan {volt.dw. van devoir} certain = zeker certains; certaines = sommige certes = zeker une centaine/ des centaines = een honderdtal / honderden ne ... guère = nauwelijks la guèrre = de oorlog naguère = onlangs recevoir {reçu} = ontvangen décevoir {déçu} = teleurstellen décevant = teleurstellend la déception = de teleurstelling la réception = de ontvangst apercevoir = opmerken l'or = het goud or = welnu car = want un car = een bus surtout = vooral partout = overal tromper = bedriegen se tromper = zich vergissen remettre = uitstellen / overhandigen raconter = vertellen rencontrer = ontmoeten
Ingezonden op 14-10-2014 - 530x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!