Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
handige woorden
› 1 ne confondez pas
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
handige woorden
, deel 2
1 ne confondez pas
Jaar 6 (Atheneum)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
le droit = het recht avoir le droit = het recht hebben; mogen la droite = rechts {ook in politiek} tout droit = rechtdoor à droite = rechts la voile = het zeil le voile = de hoofddoek il fait = hij doet; hij maakt {faire} il faut = het is nodig; ik moet {falloir} le sol = de grond; de bodem le soleil = de zon inviter = uitnodigen éviter = vermijden un livre = een boek une livre = een pond {Engelse pond} libre = vrij gagner = winnen / verdienen autrefois = vroeger une autre fois = een andere keer bien = goed; wel; erg bien que {+ subj} = hoewel pourquoi = waarom c'est pourquoi = daarom rappeler = terugbrengen; in herinnering brengen se rappeler = zich herinneren se souvenir = zich herinneren tôt = vroeg aussitôt = onmiddellijk bientôt = spoedig à bientôt = tot ziens un peu = een beetje peu = weinig peut-être = misschien je peux = ik kan j'ai pu = ik heb gekund il pleut = het regent il a plu = het heeft geregend il plaît = hij bevalt il a plu = hij beviel sauf = behalve {die niet} outre = behalve {buiten, naast} partir = vertrekken à partir de = vanaf une partie = een deel un parti = een politieke partij faire partie de = deel uitmaken van le métier = het beroep; het vak la matière = het schoolvak il fit = hij maakte; hij deed il fut = hij was; hij werd il eut = hij had; hij kreeg il sut = hij wist; hij kwam te weten le repas = de maaltijd le repos = de rust défendre = verbieden; verdedigen arriver = aankomen arriver à = erin slagen om chercher = zoeken chercher à = proberen om entendre = horen; van plan zijn attendre = wachten; verwachten en attendant que = totdat la cour = het hof la cour de récréation = de speelplaats le cours = de les au cours de = in de loop van la course = de wedstrijd faire des courses = boodschappen doen montrer = tonen; laten zien monter = instappen; naar boven gaan; naar boven brengen descendre = naar beneden gaan; uitstappen; naar beneden brengen; neerschieten comment = hoe combien = hoeveel le lieu = de plek au lieu de = in plaats van le lien = de band si = als ; indien; of; zo; jawel dommage = jammer les dommages = de schade endommager = beschadigen dédommager = schadeloos stellen envoyer = sturen renvoyer = wegsturen; van school sturen; ontslaan embaucher = in dienst nemen licencier = ontslaan environ = ongeveer les environs = de omgeving l'environnement = het milieu prévenir = voorkomen; waarschuwen revenir = terugkomen devenir = worden avertir = waarschuwen décider = beslissen décéder = overlijden le fils = de zoon le fil = de draad la fille = het meisje; de dochter quand = wanneer si = als; indien; of; zo ; jawel lorsque = wanneer
Ingezonden op 14-10-2014 - 368x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!