Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
handige woorden
› 1 ne confondez pas
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
handige woorden
, deel 3
1 ne confondez pas
Jaar 6 (Atheneum)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
tout le monde = iedereen le monde entier = de hele wereld beaucoup de monde = veel mensen il y a du monde = het is druk devoir = moeten; te danken hebben; verschuldigd zijn le devoir = de plicht les devoirs = het huiswerk ailleurs = elders d'ailleurs = trouwens par ailleurs = overigens; verder; anderzijds important = belangrijk pourtant = toch quand-même = toch aussi = ook aussi {begin van de zin} = dan ook; daarom aussi...que = even...als ne...pas = niet ne...plus = niet meer ne...jamais = nooit ne...personne = niemand ne...que = slechts ne...rien = niets mener = leiden; brengen amener / apporter = meenemen {naar spreker} emmener / emporter = meenemen {van spreker weg} à côté de = naast du côté de = aan de kant van à ses côtés = naast hem; naast haar la côte = de kust le côté = de kant donc = dus dont = waar- cesser = stoppen il ne cesse de pleuvoir = het blijft maar regenen céder = wijken; toegeven bail à céder = te huur empêcher = beletten s'empêcher de = zich beletten il ne pouvait s'empêcher de rire = hij kon zijn lachen niet inhouden le poison = het vergif le poisson = de vis après = na; daarna d'après = volgens après que = nadat auprès de = bij réussir = erin slagen om parvenir à = erin slagen om attendre = wachten atteindre = bereiken s'attendre à = verwachten tôt = vroeg plus tôt = vroeger; eerder plutôt = liever; eerder; nogal; tamelijk aussitôt = onmiddelijk le poêle = de kachel la poêle = de koekenpan le chemin = de weg la cheminée = de schoorsteen disposer de = beschikken over vide = leeg vite = snel la voix = de stem la voie = de weg la tour = de toren le tour = de beurt; de ronde devenir = worden deviner = raden mourir = sterven tuer = doden il s'est tué = hij heeft zelfmoord gepleegd il s'est tu = hij hield zijn mond assister = helpen; assisteren assister à = aanwezig zijn bij; bijwonen vieille / vieux = oud la veille = de vorige dag veiller = waken les cheveux = de haren les chevaux = de paarden une souris = een muis un sourire = een glimlach sourire = lachen; glimlachen l'homme = de man; de mens pouvoir = kunnen le pouvoir = de macht les pouvoirs publics = de overheid vouloir = willen je lui en veux = ik ben boos op hem moyen = gemiddeld les moyens = de middelen; het geld un moyen = een middel; een manier la moyenne = het gemiddelde afin que = opdat; zodat pour que = opdat zodat pourvu que = als...maar beau; belle; beaux; belles = mooi la beauté = de schoonheid avoir beau + ww = ook al + ww demeurer = wonen; blijven il voit = hij ziet il vit = hij zag vivre = leven il vit = hij leeft il vécut = hij leefde il vient = hij komt il vint = hij kwam
Ingezonden op 14-10-2014 - 379x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!