Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
Spaans Unidad
› 10 en 11
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
Spaans Unidad
10 en 11
Jaar 5 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Unidad 10 TELEFONEREN ¿diga? / ¿dígame? = hallo ¿está el señor Romero?= is meneer Romero thuis? de parte de quién? =wie kan ik zeggen? soy Emilia Díaz.= ik ben Emilia Díaz. se ha equivocado de número. =u bent verkeerd verbonden. espere un momento, ahora se pone.= even wachten, hij komt eraan. en este momento no está. =op dit moment is hij niet aanwezig. está comunicando. =hij/zij is in gesprek. ¿quiere dejar un mensaje? =wilt u een bericht achterlaten? no, gracias, llamo más tarde.= nee, dank je ik bel later wel weer. sí, dígale por favor que he llamado.= ja, zeg tegen hem dat ik gebeld heb. muy bien, tomo nota. =prima, ik noteer het. AFSPREKEN ¿cenamos juntos mañana? =zullen we morgen samen dineren? ¿vamos a tomar un café uno de estos días? =zullen we binnenkort koffie gaan drinken? ¿tienes ganas de jugar al dominó?= heb je zin in domino te spelen? ¿vienes conmigo a comer?= kom je met mij eten? vale, de acuerdo.= o.k., akkoord. sí, perfecto. =ja, perfect. sí, claro.= ja, duidelijk. sí, buena idea= ja, goed idee. lo siento, pero no puedo.= het spijt me, maar ik kan niet. pues no sé, es que...= nou, ik weet het niet, het is namelijk zo.. mejor otro día. =liever een andere dag. gracias, pero...= dank je, maar... ¿cuándo quedamos?= wanneer spreken we af? ¿qué tal el sábado?= wat vind je van zaterdag? sí, ¿a qué hora quedamos? =ja, hoe laat spreken we af? ¿qué tal a las nueve?= wat vind je van negen uur? mejor un poco más tarde.= liever iets later. ¿entonces a las nueve y media?= om half tien dan? ¿dónde quedamos?= waar spreken we af? ¿qué tal delante del cine? =wat vind je van voor de bioscoop? mejor en tu casa.= liever bij jou thuis. VRIJE TIJD quería una entrada para el concierto.= ik wil graag een kaartje voor het concert. queríamos alquilar un coche para tres días.=we willen graag een auto huren voor 3 dagen. ¿nos puede reservar una mesa para 4 personas?=kunt u voor ons een tafel reserveren voor 4 personen? quería pedir hora en el dentista.= ik wil graag een afspraak maken bij de tandarts. ¿me puede reservar hora para la peluquería =ik wil graag een afspraak maken bij de kapper. ¿se puede pagar con tarjeta? =kan ik met pin betalen? ¿qué estás haciendo? =wat ben je aan het doen? estoy tocando el saxofón. =ik ben saxofoon aan het spelen. buen fin de semana =prettig weekend el cajero automático =de geldautomaat el campo de golf= de golfbaan la pista de tenis= de tennisbaan la cita =de afspraak el cajero automático= het pinautomaat la clase de piano= de pianoles el día festivo= de vrije dag el espectáculo =de voorstelling el partido de fútbol =de voetbalwedstrijd la plaza de toros= de arena voor stierengevechten el guía =de gids la habitación doble =de tweepersoons kamer la habitación individual =de eenpersoons kamer la llamada telefónica =het telefoongesprek la piscina= het zwembad la posibilidad= de mogelijkheid la revista= het tijdschrift la sierra= het gebergte la visita guiada= de rondleiding la época= het tijdperk la fachada =de gevel la leyenda= de legende el tesoro =de schat DAGEN VAN DE WEEK el lunes =maandag el martes =dinsdag el miércoles= woensdag el jueves =donderdag el viernes =vrijdag el sábado= zaterdag el domingo =zondag ALLERLEI todos =alle casi todos =bijna alle la mayoría= de meerderheid algunos= sommige casi nadie =bijna niemand nadie= niemand el primer piso= de eerste verdieping primero= eerste segundo= tweede tercero= derde cuarto= vierdequinto vijfde fascinante =fascinerend numeroso =talrijke público= openbaar falso =onjuist conmigo =met mij contigo= met jou al mismo tiempo (que) =tegelijkertijd (met) WERKWOORDEN/ACTIVITEITEN hablar por teléfono =bellen llamar (por teléfono)= bellen tener ganas= de zin hebben om alquilar= huren bailar=dansen conducir una moto =motorrijden esquiar= skiën hacer senderismo= wandelen (trekken) jugar a las cartas= kaarten jugar al tenis= tennissen montar a caballo= paardrijden nadar= zwemmen pintar =schilderen practicar deporte= een sport beoefenen salir con amigos= uitgaan met vrienden tocar un instrumento =een instrument bespelen trabajar en el jardín= tuinieren aceptar= aannemen rechazar =afwijzen ayudar =helpen decidir= beslissen describir =beschrijven dejar una nota= een bericht achterlaten dejar un recado =een bericht achterlaten dejar un mensaje= een bericht achterlaten discutir =discussiëren / ruzie maken esperar= wachten proponer =voorstellen recordar una cosa =iets onthouden reparar= repareren construir =bouwen saber= weten admirar =bewonderen disfrutar= de genieten van tener suerte= geluk hebben dar= geven Unidad 11 REIZEN/VAKANTIE Quería hacer una reserva para un viaje a Perú. =Ik wil graag een reis naar Peru boeken. ¿Por cuánto tiempo?= Voor hoelang? ¿Hay vuelos directos?= Zijn er rechtstreekse vluchten? Ya no quedan plazas =Er zijn geen plaatsen meer vrij. Queríamos un hotel no muy caro. =We zouden graag een niet te duur hotel willen. ¿Nos puede reservar una habitación doble?=Kunt u een tweepersoons kamer voor ons reserveren? ¿Tiene folletos de Perú?= Heeft u folders over Peru? ¿Qué nos recomienda? =Wat beveelt u ons aan? Lo principal es descansar.= Het belangrijkste is uitrusten. Lo más importante es tener un buen hotel.=Het belangrijkste is een goed hotel (hebben). Lo que más me interesa es la cultura.= Wat me het meest interesseert is de cultuur. Por supuesto= vanzelfsprekend / natuurlijk ¿Dónde pasaste tus vacaciones? =Waar bracht je je vakantie door? Esquié dos semanas en los Pirineos. =Ik heb twee weken in de Pyreneeën geskied. la altura =de hoogte la aventura =het avontuur la confirmación del vuelo= de bevestiging van de vlucht la decisión= de beslissing el descanso =de pauze la especialidad =de specialiteit la experiencia= de ervaring el extranjero =het buitenland / de buitenlander el folleto =de folder la ida =de heenreis la vuelta =de terugreis la salida =het vertrek la llegada =de aankomst el medio de transporte =het vervoermiddel el palacio= het paleis la torre= de toren la tradición =de traditie el viaje organizado =de georganiseerde reis el alojamiento =de accommodatie el aire acondicionado= de airconditioning el albergue juvenil= de jeugdherberg el balcón= het balkon el baño =de badkamer / het bad la ducha =de douche el cámping =de camping el garaje =de garage la habitación= de kamer el hotel de lujo= het luxe hotelel hotel de tres estrellas= het driesterrenhotel el minibar =de minibar la media pensión =het halfpension la pensión completa= het volpension con vista al mar =met uitzicht op zee el bosque= het bos el desierto =de woestijn la selva =het oerwoud el punto de interés= de bezienswaardigheid la isla= het eiland la península= het schiereiland el lago= het meer el mar =de zee el puente =de brug la naturaleza= de natuur el paisaje =het landschap la flor =de bloem WEER/KLIMAAT ¿Qué tiempo hace en Madrid?= Wat voor weer is het in Madrid? hace calor= het is warm hace 40 grados =het is 40 graden hace frío =het is koud hace un grado bajo cero =het is één graad onder nul hace sol =het is zonnig hace buen tiempo= het is mooi weer hace mal tiempo =het is slecht weer hace viento =het waait hay niebla =er is mist / het is mistig hay chubascos= er zijn regenbuien hay tormenta= het stormt / het onweert está nublado= het is bewolkt llueve= het regent nieva= het sneeuwt el pronóstico= del tiempo het weerbericht la temperatura =de temperatuur la lluvia =de regen la nieve= de sneeuw la nube= de wolk el clima= het klimaat el Mediterráneo= de Middellandse Zee TIJDSAANDUIDINGEN ayer =gisteren el verano pasado =de afgelopen zomer en 2012= in 2012 por última vez =voor de laatste keer hace diez años= tien jaar geleden la estación del año =het seizoen la primavera =de lente el verano =de zomer el otoño =de herfst el invierno= de winter enero= januari febrero =februari marzo= maart abril =april mayo= mei junio= juni julio= juli agosto =augustus septiembre =september octubre =oktober noviembre =november diciembre= december el norte= het noorden el sur =het zuiden el este =het oosten el oeste= het westen BIJVOEGLIJKE NAAMWOORDEN activo =actief amable =vriendelijk bienvenido =welkom buenísimo= heel goed cubierto =bedekt cada uno =ieder estupendo= geweldig excelente= uitstekend fácil =makkelijk fuerte =sterk hermoso =mooi imponente= indrukwekkend importante= belangrijk imposible= onmogelijk libre =vrij incluido =inbegrepen maravilloso= prachtig pasado =verleden riquísimo =heerlijk seco =droog sencillo =eenvoudig único =uniek el oro= het goud la plata= het zilver la tienda= de winkel la influencia =de invloed alguien =iemand la mentablemente= jammer genoeg, helaas realmente= werkelijk hacia =naar, tot aan !ya está!= klaar! BRIEF estimado señor Vega: =geachte meneer Vega, estimada señora:= geachte mevrouw, estimados señores: =geachte heren / heer, mevrouw, señoras y señores: =dames en heren, según sus deseos =volgens uw wensen le agradecemos su interés =wij danken u voor uw interesse esperamos su visita =wij kijken uit naar uw komst esperando su respuesta =in afwachting van uw antwoord nos vemos pronto= we zien elkaar snel atentamente= hoogachtend les saluda atentamente= hoogachtend cordiales saludos =hartelijke groeten un fuerte abrazo een dikke knuffel agradecer= danken, bedanken adjuntar= bijvoegen confirmar la reserva =de reservering bevestigen contar= tellen, vertellen cambiar =wisselen continuar =verdergaan, doorgaan disfrutar de la naturaleza =van de natuur genieten durar= duren enseñar= laten zien, tonen incluir= inbegrepen ir de excursión =een uitstapje maken ir de vacaciones =op vakantie gaan estar de vacaciones =op vakantie zijn ganar= winnen ofrecer =aanbieden disponer =de beschikken over pesca=r vissen recomendar =aanbevelen resumir =samenvatten recorrer el país= het land doorkruisen tomar el sol= zonnen, zonnebaden valer la pena =de moeite waard zijn utilizar= gebruiken organizar =organiseren llover= regenen nevar= sneeuwen
Ingezonden op 23-10-2014 - 2103x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!