Vakken
Engels
Frans
Duits
Spaans
Nederlands
Grieks
Portugees
Italiaans
Latijn
Japans
Biologie
Aardrijkskunde
Natuur- en scheikunde
Wiskunde, rekenen
Economie
Geschiedenis
Eigen methodes
Alle vakken
Home
›
Alle vakken
›
Eigen methodes
›
PetResult
› 3 Unit 3 vocabulary
Helaas is de overhoormodule niet beschikbaar. Wel kun je deze lijst overhoren via StudyGo. Klik op 'Overhoren'
PetResult
, deel 3
3 Unit 3 vocabulary
Jaar 4 (havo)
Link voor email / website
Link naar overhoring, zonder bewerk/reactiemogelijkheid (ELO)
Open met deze code de oefening in miniTeach
Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn
Bargain =koopje Buy =kopen Cash = contant geld Change = wisselgeld Cheque = cheque Complain = klagen Cost = kosten Credit card = credit card Dear = dierbaar/lief Deposit = storting Discount = korting Exchange = uitwisseling Hire = huren Luxury = luxe Money = geld Order = bestellen Pay = betalen Price = prijs Reasonable= redelijk Receipt = ontvangst Reduce = verminderen Reserve = reserveren Return = terugkeren Sale = uitverkoop Save = besparen Sell = verkopen Blouse = blouse Boot = laars Bra = beha Casual = eenvoudig Coat = jas Collar = kleur Cotton = katoen Dress = jurk Elegant = elegant Fashionable = modieus Fasten = vastbinden Fit = passen Formal = formeel Get dressed = aankleden Go with = gaan met Jacket = jas Jeans = spijkerbroek Jumper = trui/wollen trui Leather = leer Match = matchen Material = materiaal Old-fashioned = ouderwets Pants = broek Pattern = patroon Plastic = plastic Pocket = zak Pullover = pullover Put on = aantrekken Pyjamas = pyjama Raincoat = regenjas Shirt = hemd Shoe = schoen Shorts = korte broek Silk = zijde Size = maat Skirt = rok Sleeve = mouw Smart = slim Sock = sok Stockings= kousen Suit = pak Sweater = trui Sweatshirt= trui Swimming costume = zwemkleding Swimsuit = badpak T-shirt = t-shirt Take off = uittrekken Tie = stropdas Tights = panty Tracksuit = trainingspak Trainers = sportschoenen Trousers = broek Try on = aanpassen Underwear = ondergoed Wear out = verslijten Wool = wol Belt = riem Bracelet = armband Earring = oorbel Glove = handschoen Hat = hoed Glasses = bril Handbag = handtas Handkerchief = zakdoek Jewellery = juwelen Necklace = ketting Scarf = sjaal
Ingezonden op 26-10-2014 - 618x bekeken.
Nog niet genoeg stemmen voor waardering: geef je mening!
voting system
1
2
3
4
5
Maak gratis account aan
Toon volledig menu
Door deze site te gebruiken, ga je akkoord met het gebruik van cookies voor analytische doeleinden, gepersonaliseerde inhoud en advertenties.
Meer informatie.
Overhoor en verbeter je talenkennis op woordjesleren.nl. De grootste verzameling van Franse, Engelse, Duitse en anderstalige oefeningen. Naast talen zijn ook andere vakken beschikbaar, zoals biologie, geschiedenis en aardrijkskunde!